Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift ingekomen op 30 maart 2022, tevens houdende een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening voor de duur van het geding ex artikel 223 Rv;
- het verweerschrift, tevens houdende voorwaardelijk tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst;
- de aanvullende productie 11 van [verzoeker] ;
- de aanvullende producties 19 en 20 van [verweerster] .
2.De feiten
Sexual and other forms of harassment
- verbal harassment, such as unwelcome comments, jokes, or slurs of a sexual nature;
- physical harassment, such as unnecessary or offensive touching, or impending or blocking movement; and
- visual harassment, such as derogatory or offensive posters, cards, cartoons, graffiti drawings or gestures.
- has the purpose or effect of creating an intimidating, hostile, or offensive work environment;
- has the purpose or effect of unreasonably interfering with an individual’s work performance; or
- otherwise adversely affects an individual’s employment.
- “Zowel tijdens het eerste als het tweede gesprek heeft de heer [verzoeker] gezegd dat niet voldoende concreet is gemaakt wat hem precies wordt aangerekend. (…) Gelet op de duur en de inhoud van het gesprek, heeft de commissie evenwel de indruk gekregen dat de heer [verzoeker] wel degelijk goed begreep wat de meldingen inhielden.”
- “Voorafgaande aan het tweede gesprek met de commissie heeft de heer [verzoeker] kennis kunnen nemen van de rapportage van bevindingen, een samenvatting van de gesprekken met melders en informanten. De rapportage geeft een goed beeld van de aard en de inhoud van de meldingen waarop de heer [verzoeker] adequaat verweer had en heeft kunnen voeren.”
- “Het verweer van [verzoeker] laat zich in de kern als volgt samenvatten:
Ik zou iets gestuurd kunnen hebben, maar dat hebben we allemaal gedaan.
HR en directie waren op afstand en als zij er wel waren geweest, was het niet zo geëscaleerd en was het onderzoek niet nodig geweest.
De melders willen van mij af, omdat ik hen aanspreek op hun functioneren;
Waarom is iedereen tegen mij, nu ik het beste met iedereen voor heb?”
- “De heer [verzoeker] lijkt geen verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag. (…) Er is nauwelijks sprake van enige inhoudelijke ontkenning van wat melders tegen hem hebben ingebracht. Hij plaatst dat wel telkens in een andere context, zodanig dat hem niets (ernstigs) te verwijten valt.”
- “De heer [verzoeker] lijkt zich onvoldoende rekenschap te geven van het gewicht van zijn rol als [functie 1] in relatie tot die van een medewerker. Hij is lid van het MT, vervangt regelmatig de directeur en heeft als leidinggevende invloed op de werkinhoud en beoordeling van medewerkers, waardoor er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie. Bovendien heeft hij een voorbeeldrol.”
- “De heer [verzoeker] stelt dat de melders een belang hebben met het doen van de melding. De commissie kan zich dit in enige mate voorstellen. De meeste verstrekte filmpjes en whatsappberichten dateren van 2019 en 2020 en pas in september 2021 zouden deze mede aanleiding zijn geweest om een melding te doen (…) Dat er sprake zou zijn van een vooropgezet plan of samenspanning tegen de heer [verzoeker] om hem eruit te werken, is de commissie evenwel niet gebleken.”
- “De heer [verzoeker] is in 2019 gewaarschuwd voor het tonen van filmpjes aan een medewerker die daar niet van was gediend. (…) De waarschuwing heeft hem kennelijk niet uitgenodigd om te reflecteren op zijn gedrag in bredere zin (…). Dat er door de heer [verzoeker] beeldmateriaal is verzonden die niet thuis horen in een werkrelatie (…) is een vaststaand feit. In het jaar van de waarschuwing is de heer [verzoeker] bevorderd tot [functie 1] . Ook dat heeft bij hem niet geleid tot het inzicht dat hij anders moet omgaan met medewerkers en dat van hem als [functie 1] het goede voorbeeld mag worden verwacht.”
- “De vraag of de heer [verzoeker] ongewenst en/of grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond, toetst de commissie aan de gedragscode van [verweerster] . (…)”
- “De commissie is van oordeel dat de heer [verzoeker] met zijn gedrag geen invulling heeft gegeven aan de extra verantwoordelijkheid als leidinggevende voor het bevorderen van een sfeer van respect en vertrouwen door het naar medewerkers verzenden van aanstootgevend beeldmateriaal, gebruiken van scheldwoorden en dreigende taal (“zijn kop gaat eraf”) en denigrerende opmerkingen (“goud he?” als een collega zich door hem geschoffeerd voelt). Uitspraken zoals dat hij de directeur van zijn plaats zal verdrijven, creëren een gevoel van onveiligheid. De heer [verzoeker] heeft niet gehandeld naar de gedragscode zoals van hem als medewerker en als leidinggevende verwacht mag worden.”
- “(…) Deze vermenging van het privé en het werkdomein is de heer [verzoeker] aan te rekenen, in het bijzonder in zijn rol als leidinggevende.”
- “Niettemin blijft staan dat de heer [verzoeker] , als leidinggevende, mede degene is die de norm zou moeten stellen en zich daarnaar te gedragen heeft. Hij had juist moeten laten blijken dat sprake is van ongepast gedrag en daar niet aan moeten bijdragen.”
- de uitkomst van het onderzoek met [verzoeker] te bespreken en aan de melders terug te koppelen wat met de uitkomst van het onderzoek wordt gedaan;
- passende maatregelen te nemen jegens [verzoeker] ;
- met de medewerkers in gesprek te gaan over de huidige cultuur in relatie tot de gewenste cultuur en de weg waarlangs de gewenste cultuur kan worden bereikt;
- een (externe) vertrouwenspersoon aan te stellen waar medewerkers terecht kunnen als zij zich met ongewenst gedrag geconfronteerd voelen.
.. Op vrijdag 8 oktober 2021 ben je op non actief gesteld. Reden hiervoor was dat medewerksters van Sales en Marketing aan HR hadden aangegeven zich bijzonder onveilig te voelen door jouw uitlatingen en gedrag. (…)