ECLI:NL:RBMNE:2022:3058

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
16/706557-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijk leidinggeven aan een bedrijf dat zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 11a van de Opiumwet

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 juli 2022 uitspraak gedaan tegen [verdachte], die op 9 oktober 2018 feitelijk leiding heeft gegeven aan [medeverdachte] B.V. De rechtbank oordeelde dat [medeverdachte] een grote hoeveelheid voorwerpen en stoffen voorhanden had die bestemd waren voor de grootschalige beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt, in strijd met artikel 11a van de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] als bestuurder en enig aandeelhouder van [medeverdachte] verantwoordelijk was voor de activiteiten van het bedrijf. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van twee jaren, en een geldboete van € 10.000,-. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit benadrukt, evenals de maatschappelijke impact van de illegale hennepteelt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het tijdsverloop in de procedure, wat in het voordeel van [verdachte] is meegewogen. De uitspraak is gedaan na een uitgebreid onderzoek ter terechtzitting, waarbij de rechtbank de bewijsvoering en de verklaringen van de betrokken partijen heeft gewogen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/706557-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
wonende op de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting gehouden op 18 november 2021, 30 mei 2022, 31 mei 2022, 2 juni 2022 en 9 juni 2022. Op 28 juli 2022 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten en is direct uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officieren van justitie mr. E.M. van den Burg en mr. B.S. Schnier (hierna in enkelvoud te noemen: de officier van justitie) en van hetgeen de raadsman van [verdachte] , mr. B.C. Swier, advocaat te Amsterdam, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat [verdachte] feitelijk leiding heeft gegeven aan verboden gedragingen van [medeverdachte] B.V. (hierna: [medeverdachte] ), er uit bestaande dat [medeverdachte]
op 9 oktober 2018 te Nieuwegein stoffen en voorwerpen te koop heeft aangeboden en/of voorhanden heeft gehad, waarvan [medeverdachte] B.V. wist of ernstige reden hadden te vermoeden dat deze bestemd waren voor de professionele of grootschalige hennepteelt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde en heeft hiertoe onder meer naar voren gebracht dat niet kan worden bewezen dat de stoffen en voorwerpen uit de voorraad van [medeverdachte] een illegale bestemming hadden. De bestemming van de stoffen en voorwerpen kan niet enkel uit de aard en de hoeveelheid van die stoffen worden afgeleid. De stoffen en voorwerpen die bij [medeverdachte] zijn aangetroffen zijn bovendien allemaal legaal en enkel bestemd voor de kleinschalige/hobbymatige hennepteelt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Inleiding
[verdachte] is ten laste gelegd dat hij aan [medeverdachte] feitelijk leiding heeft gegeven, terwijl [medeverdachte] het in artikel 11a van de Opiumwet strafbaar gestelde heeft begaan.
Artikel 11a van de Opiumwet is op 1 maart 2015 in werking getreden en stelt de (rechts)persoon strafbaar die stoffen of voorwerpen te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert en/of voorhanden heeft, waarvan hij/zij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet, dan wel tot het telen van een grote hoeveelheid hennep (grootschalige hennepteelt) als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet. Onder een grote hoeveelheid wordt verstaan ‘een hoeveelheid die meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.’ Die algemene maatregel van bestuur is het Opiumwetbesluit. Op grond van artikel 1, tweede lid, van het Opiumwetbesluit betreft een grote hoeveelheid, voor zover hier relevant, meer dan 500 gram hennep of 200 hennepplanten.
Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel dat tot de invoering van artikel 11a van de Opiumwet leidde, is door de wetgever uitgebreid ingegaan op de reikwijdte van de strafrechtelijke aansprakelijkheid uit hoofde van artikel 11a van de Opiumwet.
In de Nota naar aanleiding van het Verslag is daarover onder meer het volgende aangegeven:
‘Voor een veroordeling ter zake van overtreding van het nieuwe artikel 11a zal het Openbaar Ministerie moeten bewijzen dat betrokkene wist dat of ernstige redenen had om te vermoeden dat de door hem verrichte handelingen bestemd waren voor het beroeps- of bedrijfsmatig telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van lijst II middelen of van grote hoeveelheden van die middelen. (…) Van strafbare voorbereiding is sprake indien ten aanzien van de dader wetenschap of een ernstig vermoeden kan worden bewezen bij de verrichting van handelingen die strekken tot voorbereiding of vergemakkelijking van de genoemde illegale hennepteelt. Het gaat met andere woorden steeds om de criminele intentie van de dader en de daaruit voortvloeiende handeling. Deze twee bestanddelen van de strafbaarstelling moeten zijn vervuld, wil er sprake zijn van strafbare voorbereidingshandelingen. De werking van deze bestanddelen is vergelijkbaar met communicerende vaten. Indien de verrichte handeling onmiskenbaar bestemd is voor de hennepteelt zal de criminele intentie grotendeels kunnen worden afgeleid uit aard en bedoeling van die handeling, terwijl wanneer de handeling meer alledaags is, hogere eisen zullen gelden voor het bewijs van hetgeen de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden over het uiteindelijk doel ten behoeve waarvan de handeling werd verricht.’
In de brief van de minister van Veiligheid en Justitie van 7 december 2012 met een schriftelijke reactie op de in eerste termijn bij de plenaire behandeling in de Tweede Kamer gestelde vragen schrijft de minister over de reikwijdte van de strafrechtelijke aansprakelijkheid verder onder meer nog:
‘Het gaat in dit wetsvoorstel in het geheel niet om een omslag van legale producten in illegale producten. Het gaat erom dat voorwerpen (…) ter beschikking worden gesteld terwijl men ernstige redenen heeft om te vermoeden of weet dat met die voorwerpen strafbare handelingen zullen worden begaan. Het gaat dus om het “ter beschikking stellen van de voorwerpen” en niet om de voorwerpen die ter beschikking worden gesteld. De kern van de strafbare voorbereiding is de verstrekking onder bepaalde omstandigheden. De verstrekking onder die omstandigheden is strafbaar, maar de voorwerpen blijven doorgaans legaal.’
De wetgever heeft tijdens de parlementaire behandeling voor de vraag wanneer sprake is van beroepsmatige of bedrijfsmatige teelt van hennepplanten verwezen naar wat hierover staat in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie. In de Nota naar aanleiding van het Verslag staat:
‘Bij beroeps- en bedrijfsmatige teelt wordt gekeken naar de wijze van telen, zoals blijkt uit de Aanwijzing Opiumwet van het OM (Staatscourant 2011, nr. 11 134 van 27 juni 2011), paragraaf 3.2.1 en bijlage 1. Paragraaf 3.2.1 vermeldt, voor zover hier van belang, dat voor de beoordeling van het al dan niet beroeps- of bedrijfsmatige karakter van teelt wordt gekeken naar de omstandigheden waaronder de teelt plaatsvindt. Bij het aantreffen van een hoeveelheid van vijf planten of minder wordt in het algemeen aangenomen dat er geen sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. Het aantal planten is echter niet altijd de doorslaggevende factor voor het bepalen van het al dan niet beroeps- of bedrijfsmatige karakter van de teelt. Ook bij vijf planten of minder kan sprake zijn van beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Dit geldt in situaties waarin aan twee of meer indicatoren voor professionele teelt, zoals opgenomen in bijlage I van de Aanwijzing is voldaan en indien er sprake is van teelt voor geldelijk gewin.’
In de Aanwijzing Opiumwet wordt aangegeven dat aan de hand van doel en mate van professionaliteit moet worden beoordeeld of sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige teelt, waarbij bij een schaalgrootte van vijf planten of minder in beginsel aangenomen kan worden dat geen sprake is beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Doel (geldelijk gewin) en mate van professionaliteit van de teelt van een hoeveelheid kan echter maken dat ook in een dergelijk geval sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Bijlage 1 van de Aanwijzing Opiumwet bevat een niet-limitatieve opsomming van indicatoren om de mate van professionaliteit van de hennepkweek te beoordelen.
4.3.2
Bewijsmiddelen [1]
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vanaf 9 juni 2017 [medeverdachte] heeft overgenomen en de leiding binnen [medeverdachte] had. Daarnaast heeft [verdachte] verklaard dat hij alle beslissingen binnen [medeverdachte] nam. [2]
Vandaag wordt door deze rechtbank ook het vonnis uitgesproken in de zaak tegen [medeverdachte] . Daaruit blijkt dat [medeverdachte] is veroordeeld voor het strafbaar gestelde in artikel 11a van de Opiumwet. De in dat vonnis opgenomen bewijsmiddelen maken ook onderdeel uit van dit vonnis. Dit vonnis is als bijlage II toegevoegd aan dit vonnis.
4.3.3.
Overwegingen
Algemeen
Dat [medeverdachte] de in de tenlastelegging genoemde artikelen in voorraad had, staat niet ter discussie. Het gaat om de vraag of de artikelen bestemd waren voor de illegale hennepteelt en de wetenschap bij [medeverdachte] daarover. Hierna komt eerst de vraag aan de orde of de strafbare gedraging aan [medeverdachte] kan worden toegerekend. Daarna wordt beschreven waarom [medeverdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan artikel 11a van de Opiumwet. Tot slot komt de vraag aan de orde of [verdachte] feitelijk leiding heeft gegeven aan de door [medeverdachte] gepleegde strafbare gedragingen.
Toerekening gedragingen aan [medeverdachte]
Bij de beoordeling of [medeverdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan artikel 11a van de Opiumwet, dient allereerst te worden bepaald of de gedragingen, het te koop aanbieden en voorhanden hebben van de artikelen zoals aangetroffen in de voorraad van [medeverdachte] en het niet melden van twee ongebruikelijke contante betalingen, kunnen worden toegerekend aan de rechtspersoon [medeverdachte] .
De rechtbank stelt voorop dat een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt, indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedragingen hebben plaatsgevonden, dan wel zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Dergelijke gedragingen kunnen in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Volgens de Hoge Raad zal van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
• het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
• de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
• de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
• de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede is begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op het voorkomen van de gedraging.
Het te koop aanbieden en voorhanden hebben van artikelen zoals genoemd in de tenlastelegging betreft de kern van de bedrijfsactiviteiten van [medeverdachte] . Dit past dan ook bij uitstek binnen de normale bedrijfsvoering van [medeverdachte] en kan daarom aan deze rechtspersoon worden toegeschreven. Dat geldt ook voor het niet melden van de twee contante transacties. Door zich niet bij de FIU te registreren als melder, was het onmogelijk om een melding te doen.
Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat alle ten laste gelegde gedragingen zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Die gedragingen kunnen daarom in redelijkheid aan [medeverdachte] worden toegerekend.
Artikel 11a Opiumwet
Zoals eerder uiteengezet, stelt artikel 11a van de Opiumwet de (rechts)persoon strafbaar die onder meer stoffen of voorwerpen te koop aanbiedt en voorhanden heeft, waarvan zij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf, dan wel tot het telen van een grote hoeveelheid hennep (grootschalige hennepteelt). De rechtbank vat de beroepsmatige, bedrijfsmatige en de grootschalige hennepteelt samen als de “illegale hennepteelt”.
De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte] op 9 oktober 2018 stoffen en voorwerpen (hierna: artikelen) te koop heeft aangeboden en voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat deze artikelen mede bestemd waren voor de illegale hennepteelt. Als hierna wordt gesproken over het voorhanden hebben van artikelen, dan bedoelt de rechtbank daar ook mee het te koop hebben aangeboden hebben van de artikelen.
Bestemming en wetenschap
[verdachte] heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat de artikelen die [medeverdachte] voorhanden had, bestemd waren voor de hobbymatige/kleinschalige hennepteelt. Gelet op de aard van (een deel van) de artikelen, de aangetroffen hennepkwekerijen die in verband kunnen worden gebracht met [medeverdachte] , de aangetroffen kweekschema’s ten behoeve van illegale hennepkwekerijen, in samenhang met elkaar bezien, acht de rechtbank het onaannemelijk dat de artikelen enkel bestemd waren tot de hobbymatige/kleinschalige hennepteelt en dat [medeverdachte] niet wist dat de artikelen mede bestemd waren tot de illegale hennepteelt.
Aard van de artikelen
Uit de analyses van de artikelen door verbalisanten met ‘hennepteelt’ als expertise, blijkt dat een deel van de artikelen met name gebruikt wordt in de illegale hennepteelt. Voorbeelden hier van zijn: lampen vanaf 600 Watt, relaiskasten, watervaten voor meer dan 500 liter water, verlichting- en ventilatorregelaars met tijdklokken, softboxen, koolstoffilters met een capaciteit van 1500 m3 en meer, stapelbare droogrekken, grote strijkzakken, steunnetten en een watergekoelde airco. De rechtbank acht het onaannemelijk dat dit soort artikelen, gelet op bijvoorbeeld de grootte of de capaciteit van het artikel, bestemd zijn voor de hobbymatige/kleinschalige hennepteelt.
De rechtbank betrekt daar ook bij dat [medeverdachte] relatief weinig stoffen en voorwerpen inkocht of voorhanden had die niet bestemd of geschikt waren voor hennepteelt.
Van de overige artikelen die [medeverdachte] verhandelde, is niet in geschil dat zij
medegebruikt kunnen worden voor de illegale hennepteelt.
Facturen
Uit de onderzochte facturen blijkt dat ook voorwerpen werden verkocht in een samenstelling die duidt op grootschalige hennepteelt zoals grote aantallen strijkzakken en een groot aantal slangen en sproeipennen bedoeld voor irrigatie. Bij één van de facturen was op het onderzoeksformulier zelfs vermeld dat de klant hennep teelde. Bij een andere factuur had de klant op het onderzoeksformulier weliswaar vermeld dat hij geen hennep teelde, maar [medeverdachte] had moeten beseffen dat er een hele grote kans was dat de goederen daarvoor wel zouden worden gebruikt. Desondanks zijn de goederen verkocht. Dit duidt op wetenschap.
Aangetroffen hennepkwekerijen
Naast de aard van de artikelen waaruit naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat deze artikelen mede bestemd zijn tot de illegale hennepteelt, acht de rechtbank van belang dat aangetroffen hennepkwekerijen in verband kunnen worden gebracht met [medeverdachte] . Uit de politiesystemen blijkt dat drie aangetroffen hennepkwekerijen, die alle drie een illegale hennepkwekerij betreffen, in verband kunnen worden gebracht met de aankoop van artikelen bij [medeverdachte] . Deze hennepkwekerijen zijn in 2017 en 2018 aangetroffen. Dit betekent dat artikelen die [medeverdachte] heeft verkocht, mede bestemd waren tot de illegale hennepteelt. Dit draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank dat de artikelen die [medeverdachte] op 9 oktober 2018 voorhanden had, mede bestemd waren tot de illegale hennepteelt.
Kweekschema’s hennepteelt
Voorts draagt aan de overtuiging van de rechtbank bij, dat er bij [medeverdachte] twee kweekschema’s ten behoeve van hennepteelt zijn aangetroffen. Door het voorhanden hebben van twee kweekschema’s, waarbij één kweekschema duidelijk voor een hennepstekkerij van 200 planten is, acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte] wist dat de artikelen die zij voorhanden had en te koop heeft aangeboden (mede) bestemd waren voor de illegale hennepteelt. Dat [verdachte] niets afwist van deze kweekschema’s acht de rechtbank onaannemelijk, nu [medeverdachte] al ruim een jaar van hem was. Tot slot acht de rechtbank nog van belang dat aan één van de kweekschema’s de naam “spruitjes schema” is gegeven. Door het kweekschema zo te noemen, terwijl het volgens een verbalisant met ‘hennepteelt’ als expertise overduidelijk een kweekschema ten behoeve van hennep betreft, betekent volgens de rechtbank dat er sprake moet zijn geweest van het verhullen van de branche waarin [medeverdachte] opereerde, te weten de hennepteeltbranche.
Indicatoren Aanwijzing Opiumwet
Aan de overtuiging van de rechtbank dat de aangetroffen artikelen bestemd waren tot de illegale hennepteelt, draagt ook bij dat 80,3% van de waarde van stoffen of voorwerpen die [medeverdachte] voor handen had in de professionaliteitsfactor hoog valt en [medeverdachte] zelfs stoffen en voorwerpen met een professionaliteitsfactor hoog uit alle 11 indicatoren van de aanwijzing Opiumwet voor handen had.
Beleid van [medeverdachte]
De verdediging heeft er op gewezen dat [medeverdachte] na inwerkingtreding van artikel 11a Opiumwet beleid heeft vastgesteld om te voorkomen dat hun klanten gekochte goederen zouden gebruiken voor de illegale hennepteelt. Bepaalde hoeveelheden goederen, of combinaties van bepaalde hoeveelheden goederen, werden niet verkocht of kopers werden gevraagd een formulier in te vullen over de bestemming van de gekochte goederen.
Naar het oordeel van de rechtbank volstaat dit beleid niet om te voorkomen dat kopers de goederen van [medeverdachte] gebruiken voor de illegale hennepteelt.
Allereerst volgt uit de bewijsmiddelen dat het onderzoeksformulier zelden werd gebruikt en als dat formulier al werd gebruikt daar niet serieus mee werd omgegaan; ook als werd aangegeven dat hennep geteeld zou worden en de algemene voorwaarden de koper onbekend waren, ging de verkoop door.
Daarnaast heeft het beperken van de hoeveelheid producten die één klant mag kopen geen zin wanneer deze klanten anoniem kunnen kopen en contant betalen. Dan valt immers niet na te gaan of een klant in relatief korte tijd alle benodigdheden aanschaft voor het opzetten van een illegale hennepkwekerij.
De verdediging stelt dat deze handelswijze niet anders is dan die van andere tuincentra, bouwmarkten of grote webshops. Die vergelijking gaat echter mank. Anders dan [medeverdachte] , richten deze partijen zich niet uitsluitend of voornamelijk op de hennepteler. Zij bieden een veel breder assortiment aan met een grote hoeveelheid goederen die geen toepassing hebben in de hennepteelt. Ook voor hen kan waakzaamheid geboden zijn bij bepaalde transacties, maar van [medeverdachte] mag die waakzaamheid altijd worden verwacht en in grotere mate, gelet op het aangeboden assortiment en de markt waar zij zich specifiek op richt.
Conclusie
Gelet op vorenstaande kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat [medeverdachte] de artikelen die zij in voorraad had voorhanden heeft gehad, met het voorwaardelijk opzet dat deze artikelen mede bestemd waren voor de illegale hennepteelt. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte] op 9 oktober 2018 te Nieuwegein artikelen voorhanden heeft gehad, terwijl zij het voorwaardelijk opzet had dat deze artikelen mede bestemd waren voor de illegale hennepteelt.
De rechtbank ziet in het dossier geen aanknopingspunten voor medeplegen, zodat [medeverdachte] daarvan wordt vrijgesproken.
Feitelijk leidinggeven
Bij de beantwoording van de vraag of een verdachte strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld ter zake van het feitelijke leidinggeven aan een door een rechtspersoon verrichte verboden gedraging, moet eerst worden vastgesteld of die rechtspersoon een strafbaar feit heeft begaan. Als die vraag bevestigend wordt beantwoord, komt de vraag aan de orde of kan worden bewezen dat de verdachte aan die gedraging feitelijke leiding heeft gegeven. De rechtbank heeft hierboven reeds overwogen dat de laste gelegde gedragingen aan [medeverdachte] kunnen worden toegerekend. Deze zijn in de zaak tegen [medeverdachte] dan ook bewezen verklaard.
Bij de beoordeling of kan worden bewezen dat de verdachte aan die gedraging feitelijke leiding heeft gegeven, moet niet uitsluitend de juridische positie worden betrokken, maar ook de feitelijke positie van de verdachte bij de rechtspersoon en het gedrag dat de verdachte heeft vertoond of nagelaten op grond waarvan hij geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven.
Feitelijke leidinggeven zal vaak bestaan uit actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip valt. Van feitelijke leidinggeven kan ook sprake zijn als de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is van het algemene, door de verdachte gevoerde beleid. Ook kan worden gedacht aan het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven. [3]
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank van belang dat [verdachte] op 9 oktober 2018 via zijn holdingmaatschappij [verdachte] BV bestuurder en enig aandeelhouder was van [medeverdachte] . Naar het oordeel van de rechtbank had [verdachte] op 9 oktober 2018 de feitelijke leiding over [medeverdachte] en haar activiteiten, zodat zij verantwoordelijk kan worden gehouden voor de gedragingen van [medeverdachte] . Naast dat [verdachte] via zijn holdingmaatschappij de juridisch bestuurder van [medeverdachte] was, heeft [verdachte] ter terechtzitting verklaard dat hij de leiding had bij [medeverdachte] en alle beslissingen nam. [verdachte] was dus de eindverantwoordelijke bij [medeverdachte] en heeft dus feitelijke leiding aan [medeverdachte] gegeven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De volledige bewezenverklaring is opgenomen in Bijlage III van dit vonnis.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
het feitelijke leiding geven aan:
stoffen/voorwerpen te koop aanbieden en voorhanden hebben, waarvan zij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid/vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

7.STRAFBAARHEID VAN [verdachte]

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OP TE LEGGEN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van drie maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een geldboete ter hoogte van € 10.000,00 op te leggen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van het feit
[verdachte] heeft op 9 oktober 2018 feitelijk leiding gegeven aan [medeverdachte] , terwijl [medeverdachte] als winkel een grote hoeveelheid voorwerpen en stoffen, die bestemd waren voor de grootschalige beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt, voorhanden had en te koop aanbood. Hiermee heeft [verdachte] feitelijk leiding gegeven aan een bedrijf dat zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 11a van de Opiumwet.
De bestrijding van hennepteelt is een prioriteit van de Nederlandse overheid, aldus de wetgever. Volgens het kabinet levert de illegale hennepteelt door haar omvang en professionaliteit een reëel veiligheidsrisico op ‘waartegen doortastend en effectief moet worden opgetreden’. Met artikel 11a van de Opiumwet wil de wetgever optreden tegen activiteiten van ondersteunende aard rond de illegale hennepteelt, in het bijzonder de activiteiten die strekken ter voorbereiding of bevordering van die teelt.
De rechtbank rekent het [verdachte] aan dat zijn bedrijf goederen voorhanden heeft gehad en te koop heeft aangeboden die bijdragen aan het in stand houden van de illegale hennepteelt. Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op lijst II van de Opiumwet geplaatst. Het is een feit van algemene bekendheid dat hennepteelt en de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend.
De persoon van [verdachte]
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel van de justitiële documentatie betreffende [verdachte] van 20 april 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Het tijdsverloop
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank voorts rekening met het tijdsverloop. Het bewezenverklaarde feit is gepleegd op 9 oktober 2018. [verdachte] is op diezelfde dag bij de politie gehoord en het strafdossier is op 15 november 2019 gesloten. Vervolgens zijn door de rechter-commissaris en de politie op verzoek van de raadslieden van medeverdachten verschillende getuigen gehoord. De zaak stond op 18 november 2021 gepland ten behoeve van de inhoudelijke behandeling, maar vanwege coronagerelateerde en privé omstandigheden van één van de medeverdachten kon die zitting niet doorgaan. De zaak is daarna gepland op 30 en 31 mei en 2 en 9 juni 2022. Door deze gang van zaken is de redelijke termijn waarbinnen een strafzaak moet worden behandeld met een jaar en negen maanden overschreden. De rechtbank neemt deze overschrijding in het voordeel van [verdachte] mee bij de bepaling van de strafoplegging.
De straf
Alles overwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. [verdachte] zal dan ook een gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van drie maanden, met aftrek van het voorarrest, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een geldboete ter hoogte van € 10.000,-.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 51 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 11a van de Opiumwet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte] tot een
gevangenisstrafvan
3 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte] de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat [verdachte] zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt [verdachte] tot een
geldboetevan
€ 10.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 85 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, mr. S.M. Schothorst en
mr. G. Schnitzler, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier, en is
uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juli 2022.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
[medeverdachte] B.V. op of omstreeks 9 oktober 2018 te [plaats] , in elk geval in Nederland, (telkens) onderstaande stoffen en/of voorwerpen te koop heeft aangeboden en/of voorhanden gehad (in het kantoor en/of het magazijn en/of de winkel) aan de [adres] te [plaats] , te weten:
(bron: nazending PV 334 'Opstellen tabel t.b.v. ZD-02: voorraad [medeverdachte] ', p.9678-9680 + het brondocument van die tabel: bijlage 1 van PV 314 'analyse voorraad en inkoop [medeverdachte] ' (ordner 17, p.7503), zijnde een Excel overzicht van de voorraad van [medeverdachte] met kwalificatie, ordner 17, 8ste kolom van p.7518 t/m 7537)
 49, 49, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' dimmers thermo- en hygrostaten en/of
 49, 3, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' electra onderdelen en/of
 49, 488, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' kabels en stekkers en/of
 49, 2, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' krachtautomaten en/of
 49, 97, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' kunstlicht en/of
 49, 13, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' relais en/of
 49, 4, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' relaiskasten en/of
 49, 7, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' tijdklokken en/of
 49, 88, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' zekeringen en/of
 49, 5063, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' irrigatie en/of
 49, 1226, althans één of meer voorwerp(en) met de 'benaming' voeding en/of (voedings)toebehoren en/of
 49, 4, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' voedingscomputers en/of
 49, 29, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' watervaten en/of
 49, 4, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' gieters en/of
 49, 3, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' kweektenten en/of
 49, 1 voorwerp met de 'benaming' afzuigbeveiliging en/of
 49, 28, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' filterdoek en/of
 49, 123, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' geurbestrijding en/of
 49, 5, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' isolatiefolie en/of
 49, 28, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' koolstoffilter en/of
 49, 2, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' sealfolie en/of
 49, 8, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' zwart/wit folie en/of
 49, 1 voorwerp met de 'benaming' airco en toebehoren en/of
 49, 283, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' bevestigingsmateriaal en/of
 49, 17, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' bevochtiging en/of
 49, 787, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' bouwmateriaal en/of
 49, 10, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' buisventilator en/of
 49, 262, althans één of meer voorwerp(en) met de 'benaming' flenzen en hulpstukken en/of
 49, 102, althans één of meer voorwerp(en) met de 'benaming' luchtslangen en/of
 49, 1 voorwerp(en) met de 'benaming' ontvochtiging en/of
 49, 1 voorwerp(en) met de 'benaming' slakhuisventilator en/of
 49, 21, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' softbox en/of
 49, 65, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' ventilatoren
 49, 24, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' verwarming en/of
 49, 521, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' aarde, cocos en toevoegingen en/of
 49, 84, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' dozen en/of
 49, 309, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' groeimedia en/of
 49, 3344, althans ‘’een of meer, voorwerp(en) met de ‘benaming’ steenwolproducten en/of
 49, 111, althans een of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' bescherming en/of
 49, 39, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' ongediertebestrijding
 49, 5, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' cannacutter en/of
 49, 27, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' cannacutter onderdelen en/of
 49, 72, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' droogrek en/of
 49, 1 voorwerp met de 'benaming' strijkijzer en/of
 49, 1441, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' verpakkingsmateriaal en/of
 49, 38, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' scharen en/of
 49, 15, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' stekpoeder/gel en/of
 49, 10, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' Co2 en/of
 49, 68, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' ijkvloeistof en/of
 49, 44, althans een of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' maatbekers en/of
 49, 2, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' meetapparatuur en/of
 49, 1005, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' steunnet en/of
 49, 776, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' groeimedia en/of
 49, 2, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' tuinartikelen en/of
 49, 31, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' tuingereedschap en/of
 49, 3, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' brandblussers en/of
 49, 2, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' kweekkas/systeem etc. en/of
 49, 5, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' nietmachine en nietjes en/of
 49, 68, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' ophangsystemen en/of
 49, 947, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' potten en/of
 49, 25, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' tape en/of
 49, 18, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' tie-wraps en/of
 49, 400, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' touw en/of
 49, 17, althans een of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' vloeistoffen en/of
 49, 22, althans één of meer, voorwerp(en) met de 'benaming' vuilniszakken
waarvan zij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, te weten:
 het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
 het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
zulks terwijl hij, verdachte (telkens) tot voren omschreven feit(en) opdracht heeft/hebben gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft/hebben gegeven.
Bijlage II Het vonnis van Rechtbank-Midden Nederland, uitgesproken op 28 juli 2022, betreffende [medeverdachte] B.V.
Bijlage III De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
[medeverdachte] B.V. op 9 oktober 2018 te [plaats] onderstaande stoffen en voorwerpen te koop heeft aangeboden en voorhanden gehad (in het kantoor en het magazijn en de winkel) aan de [adres] te [plaats] , te weten:
(bron: nazending PV 334 'Opstellen tabel t.b.v. ZD-02: voorraad [medeverdachte] ', p.9678-9680 + het brondocument van die tabel: bijlage 1 van PV 314 'analyse voorraad en inkoop [medeverdachte] ' (ordner 17, p.7503), zijnde een Excel overzicht van de voorraad van [medeverdachte] met kwalificatie, ordner 17, 8ste kolom van p.7518 t/m 7537)
 49 49 voorwerpen met de 'benaming' dimmers thermo- en hygrostaten en
 49 3 voorwerpen met de 'benaming' electra onderdelen en
 49 488 voorwerpen met de 'benaming' kabels en stekkers en
 49 2 voorwerpen met de 'benaming' krachtautomaten en
 49 97 voorwerpen met de 'benaming' kunstlicht en
 49 13 voorwerpen met de 'benaming' relais en
 49 4 voorwerpen met de 'benaming' relaiskasten en
 49 7 voorwerpen met de 'benaming' tijdklokken en
 49 88 voorwerpen met de 'benaming' zekeringen en
 49 5063 voorwerpen met de 'benaming' irrigatie en
 49 1226 voorwerpen met de 'benaming' voeding en/of (voedings)toebehoren en
 49 4 voorwerpen met de 'benaming' voedingscomputers en
 49 29 voorwerpen met de 'benaming' watervaten en
 49 4 voorwerpen met de 'benaming' gieters en
 49 3 voorwerpen met de 'benaming' kweektenten en
 49 1 voorwerp met de 'benaming' afzuigbeveiliging en
 49 28 voorwerpen met de 'benaming' filterdoek en
 49 123 voorwerpen met de 'benaming' geurbestrijding en
 49 5 voorwerpen met de 'benaming' isolatiefolie en
 49 28 voorwerpen met de 'benaming' koolstoffilter en
 49 2 voorwerpen met de 'benaming' sealfolie en
 49 8 voorwerpen met de 'benaming' zwart/wit folie en
 49 1 voorwerp met de 'benaming' airco en toebehoren en
 49 283 voorwerpen met de 'benaming' bevestigingsmateriaal en
 49 17 voorwerpen met de 'benaming' bevochtiging en
 49 787 voorwerpen met de 'benaming' bouwmateriaal en
 49 10 voorwerpen met de 'benaming' buisventilator en
 49 262 voorwerpen met de 'benaming' flenzen en hulpstukken en
 49 102 voorwerpen met de 'benaming' luchtslangen en
 49 1 voorwerp met de 'benaming' ontvochtiging en
 49 1 voorwerp met de 'benaming' slakhuisventilator en
 49 21 voorwerpen met de 'benaming' softbox en
 49 65 voorwerpen met de 'benaming' ventilatoren
en
 49 24 voorwerpen met de 'benaming' verwarming en
 49 521 voorwerpen met de 'benaming' aarde, cocos en toevoegingen en
 49 84 voorwerpen met de 'benaming' dozen en
 49 309 voorwerpen met de 'benaming' groeimedia en
 49 3344 voorwerpen met de ‘benaming’ steenwolproducten en
 49 111 voorwerpen met de 'benaming' bescherming en
 49 39 voorwerpen met de 'benaming' ongediertebestrijding
en
 49 5 voorwerpen met de 'benaming' cannacutter en
 49 27 voorwerpen met de 'benaming' cannacutter onderdelen en
 49 72 voorwerpen met de 'benaming' droogrek en
 49 1 voorwerp met de 'benaming' strijkijzer en
 49 1441 voorwerpen met de 'benaming' verpakkingsmateriaal en
 49 38 voorwerpen met de 'benaming' scharen en
 49 15 voorwerpen met de 'benaming' stekpoeder/gel en
 49 10 voorwerpen met de 'benaming' CO2 en
 49 68 voorwerpen met de 'benaming' ijkvloeistof en
 49 44 voorwerpen met de 'benaming' maatbekers en
 49 2 voorwerpen met de 'benaming' meetapparatuur en
 49 1005 voorwerpen met de 'benaming' steunnet en
 49 776 voorwerpen met de 'benaming' groeimedia en
 49 2 voorwerpen met de 'benaming' tuinartikelen en
 49 31 voorwerpen met de 'benaming' tuingereedschap en
 49 3 voorwerpen met de 'benaming' brandblussers en
 49 2 voorwerpen met de 'benaming' kweekkas/systeem etc. en
 49 5 voorwerpen met de 'benaming' nietmachine en nietjes en
 49 68 voorwerpen met de 'benaming' ophangsystemen en
 49 947 voorwerpen met de 'benaming' potten en
 49 25 voorwerpen met de 'benaming' tape en
 49 18 voorwerpen met de 'benaming' tie-wraps en
 49 400 voorwerpen met de 'benaming' touw en
 49 17 voorwerpen met de 'benaming' vloeistoffen en
 49 22 voorwerpen met de 'benaming' vuilniszakken
waarvan zij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, te weten:
 het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bewerken en/of verkopen van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
 telen en/of bewerken en/of verkopen en/of aanwezig hebben van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
zulks terwijl hij, verdachte, aan die verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 november 2019, genummerd MDRBB16018, opgemaakt door de Politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 9753. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van [verdachte] ter terechtzitting, afgelegd op de zitting van 30 mei 2022.
3.HR 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733