ECLI:NL:RBMNE:2022:304

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
16/214762-20, 16/103321-19 (tul) en 16/020190-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor meerdere geweldsdelicten, waaronder poging tot diefstal, diefstal, afpersing en openlijke geweldpleging

Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere geweldsdelicten. De zaak betreft een poging tot diefstal met geweld, een voltooide diefstal met geweld, afpersing en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij deze misdrijven, die zich hebben voorgedaan in Maarssen in augustus en september 2020. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren en een voorwaardelijke PIJ-maatregel, waarbij rekening is gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling tijdens de schorsingsperiode. De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet opportuun is om naast de voorwaardelijke PIJ-maatregel ook een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak en de ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 3], gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van €80,- voor de schade die hij heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen gelast, om de verdachte te laten inzien dat overtredingen gevolgen hebben.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/214762-20, 16/103321-19 (tul) en 16/020190-20 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2006] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzittingen van 29 juni 2021, 16 november 2021 en 18 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R. Dijkstra, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder 1
in de periode van 22 augustus 2020 tot en met 23 augustus 2020 te Maarssen, samen met anderen, heeft geprobeerd een heuptasje van [slachtoffer 1] te stelen, welke poging tot diefstal is voorafgegaan van en gepaard gegaan met geweld;
onder 2
op 23 augustus 2020 te Maarssen, samen met anderen, een telefoon en airpods van [slachtoffer 2] heeft weggenomen, welke diefstal is voorafgegaan van en gepaard gegaan met geweld;
onder 3
op 12 september 2020 te Maarssen, samen met anderen, een jas, een portemonnee, een rijbewijs, een geldbedrag, sleutels en airpods van [slachtoffer 3] heeft weggenomen, welke diefstal is voorafgegaan van en gepaard gegaan met geweld;
dit feit is subsidiair ten laste gelegd als afpersing;
onder 4
op 12 september 2020 te Maarssen samen met anderen in het openbaar geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent betrokkenheid bij dit feit terwijl de verklaring van [medeverdachte 1] onvoldoende betrouwbaar en geloofwaardig is om tot bewijs te dienen. Verder is er geen ondersteunend bewijs dat wel in de richting van verdachte zou wijzen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde merkt de raadsvrouw op dat de telefoon van aangever niet daadwerkelijk is ontvreemd. De raadsvrouw verzoekt dan ook om vrijspraak ten aanzien van dit onderdeel. Voor het overige refereert de raadsvrouw zich ten aanzien van een bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde merkt de raadsvrouw over het ontvreemde geldbedrag op dat er in het dossier twee verschillende geldbedragen worden genoemd en het dossier verder geen aanwijzingen bevat dat er een geldbedrag zou zijn ontvreemd. Met betrekking tot de ten laste gelegde afpersing verzoekt de raadsvrouw vrijspraak van het gedachtestreepje dat aangever onderuit is geschopt, nu aangever heeft verklaard dat iemand anders dan verdachte hem onderuit heeft geschopt en hem heeft geschopt tegen het lichaam. Voor het overige refereert de raadsvrouw zich voor wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de hierna opgenomen wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde
De aangever [slachtoffer 1] verklaarde als volgt: (feit 1)
Op 22 augustus 2020, omstreeks 23.57 uur, reed ik met mijn fiets over de brug over de A2 op de Burgemeester Waverijnweg. Ik was de brug net over en ik reed richting Maarssen.
Ik hoorde een scooter mijn kant op komen.
Ik zag dat er twee jongens op zaten. De jongens keken naar mij. Ik herkende de bestuurder als [medeverdachte 1] . [2] Ik hoorde de scooter weer naar mij toe rijden en van achteren naderen. Toen de scooter mij passeerde voelde ik dat er aan mijn tasje werd
getrokken. Ik had namelijk een heuptasje over mijn bodywarmer. Ik zag dat de jongen, die achter op de scooter zat mijn tasje had vastgepakt. Ik zag dat hij mijn tasje met een (1) hand vast had. Omdat de scooter een stuk harder reed dan ik op mijn fiets had hij het tasje maar kort vast. Ik zag dat de scooter doorreed. Ik zag dat de scooter verderop stopte. Ik zag dat de scooter omkeerde. Ik ben toen op de autoweg gaan rijden en ben rechtsaf de Floraweg op gefietst. Ik ben daar tussendoor gegaan de wijk in. Ik wilde naar huis fietsen. Toen ik het tunneltje uitkwam ben ik naar het fietspad aan de rondweg door Duivenkamp gefietst. Ik zag daar die [medeverdachte 1] staan met die andere jongen op de scooter. Ik zag dat ze mijn kant op kwamen. Ik ben toen snel omgekeerd en de wijk ingereden. Ik hoorde dat de scooter achter mij aan kwam. De scooter kwam voor mij staan en reed mij klem. De scooter reed tegen mijn fiets aan, zodat ik niet weg kon. Op dat moment zat alleen [medeverdachte 1] op de scooter. Ik zag dat die andere jongen aan het begin van de straat liep. Ik hoorde [medeverdachte 1] roepen: "Kom hierheen". Ik zag dat die andere jongen bij mij kwam staan. [3] Ik heb toen mijn vader gebeld. De jongen die in het begin achterop zat zei tegen mij: “Geef mij je telefoon". Die gaf ik niet. [4]
De aangever [slachtoffer 2] verklaarde als volgt: (feit 2)
Op 23 augustus 2020 omstreeks 00.30 uur fietste ik richting Maarssen-broek. Ik fietste hierbij over de Rijksweg A2 en pakte het fietspad waarbij ik onder de Burgemeester Waverijnweg uitkom. Ik fietste samen met een vriendin. Toen ik bij het tunneltje aankwam onder de Burgemeester Waverijnweg hoorde ik een scooter. Deze scooter bleef naast mij rijden en vervolgens sneed de bestuurder van de scooter mij af. Ik moest hierdoor stoppen. Ik zag dat de bijrijder vervolgens afstapte en naar mij toe kwam lopen. Ik hoorde de jongen tegen mij zeggen dat ik iets met zijn broertje gedaan zou hebben. Terwijl de jongen dit aan het vertellen was tegen mij had de jongen zijn handen om mijn keel heen geplaatst. Ik hoorde de jongen zeggen dat hij wist waar ik zou wonen en als hij morgen politie voor de deur zou zien er iets met mij zou gaan gebeuren. [5] Ik voelde hierop een harde klap aan de rechter achterzijde van mijn hoofd. Ik voelde hierop direct een pijnscheut vanaf mijn hoofd doortrekken naar mijn kaak. Door de klap ben ik met mijn fiets en al ten val gekomen. Nadat ik toen was opgestaan kreeg ik van de jongen meerdere trappen tegen mijn lichaam. Ik heb vervolgens drie trappen tegen mijn scheenbeen gekregen van mijn linkerbeen en ik kreeg daarna een high kick tegen mijn kin aan. Ik hoorde de jongen hierna zeggen of ik spullen bij mij had. Ik heb toen gezegd dat
ik geen spullen bij mij had, alleen mijn telefoon. Toen ik in mijn broekzak mijn telefoon pakte zag de jongen dat ik daarin nog een doosje had zitten waarin mijn Airpods Pro zaten. Ik zag dat de jongen het doosje met mijn Airpods in zijn broekzak deed. Ik hoorde de jongen zeggen dat ik mijn telefoon moest ontgrendelen. Ik hoorde de jongen zeggen dat ik naar de instellingen van mijn telefoon moest gaan om de Icloud te verwijderen. Ik zag dat de jongen hierop de telefoon uit mijn handen pakte. Toen hoorde ik de andere jongen zeggen dat het te lang duurde en kreeg ik mijn telefoon weer terug. Ik zag dat de jongen toen weer achterop de scooter stapte en dat zij wegreden. [6]
De verbalisant, [verbalisant 1] , verklaarde als volgt:
Op 23 augustus 2020 (…) omstreeks 00:30 uur hoorde ik dat de collega’s [verbalisant 2] en [verbalisant 3] de melding kregen te gaan naar de skatebaan in Fazantenkamp te
Maarssen. Aldaar had een beroving plaatsgevonden, welke gepleegd zou zijn door twee personen op een scooter. Hierbij zijn Airpods weggenomen.
Signalement verdachte 1:
- Jongen
- 190 cm
- redelijk mager
- licht getint
- zwarte krullen
- wit t-shirt
- spijkerbroek
Signalement verdachte 2
- Jongen
- Donkervest met capuchon over hoofd
Omschrijving bromfiets verdachten
- Grijs/zwarte scooter
Ik hoorde op dat moment collega [verbalisant 4] zeggen dat het signalement van verdachte
1. overeen komt met [medeverdachte 1] . Ik ken [medeverdachte 1] ambtshalve en beaamde de opmerking
dat het signalement van de verdachte geheel overeen komt met de omschrijving van [medeverdachte 1]
Wij zijn omstreeks 00:44 uur de wijk [wijk] ingereden richting het woonadres van
[medeverdachte 1] . Toen wij in [wijk] reden, zag ik een bromfiets rijden. Samen met [verbalisant 4] ben ik uitgestapt en zag ik de ambtshalve bekend [slachtoffer 3] . Ik hoorde dat [verbalisant 4] met hem in gesprek ging en hem vertelde dat we hem staande hielden omdat er zojuist een beroving had plaatsgevonden.
Ik hoorde [slachtoffer 3] het volgende zeggen: "dan weet ik wie dat gedaan hebben"
Ik hoorde [verbalisant 4] vragen: "Wie dan?"
Ik hoorde [slachtoffer 3] zeggen: "dat is dan [medeverdachte 1] en [verdachte] geweest. [verdachte] ehhhh
Ik zag dat [slachtoffer 3] op zoek was naar de achternaam en vroeg hem vervolgens, bedoel je [verdachte]
?
Ik hoorde [slachtoffer 3] zeggen: "Ja klopt die bedoel ik, [verdachte] "
Ik vroeg [slachtoffer 3] vervolgens waarom hij weet dat zij een beroving hebben gepleegd. Ik
hoorde [slachtoffer 3] zeggen dat hij zojuist bij de Vomar stond en dat ze dit tegen hem verteld
hebben. [8]
Wij zijn vervolgens op zoek gegaan [verdachte] . Ik zag net voor de onderdoorgang van de Vogelweg een groep van 5 jeugdigen zitten. Toen wij de groep om naderden herkende ik twee personen van de groep. Dit betrof [verdachte] en [medeverdachte 2] . Ik zag dat collega [verbalisant 3] een wit doosje uit de linker broekzak haalde van [verdachte] . Ik herkende dit doosje als een doosje waarin Airpods zitten. Ik zag dat het doosje werd opengemaakt en zag dat er een(l) airpod in het doosje zat. [9]
Ik heb de airpod en case, welke uit de broekzak van [verdachte] werd gehaald, gepakt en ben hiermee naar [slachtoffer 2] gelopen. Ik zag dat hij zijn telefoon unlockte en de airpods bij zijn telefoon hield. Ik zag dat de airpod Pro gelijk verbinding maakte met de Iphone van [slachtoffer 2] via bluetooth. Ik zag dat het serienummer in de airpodscase als volgt was: [serienummer] . Op 23 augustus 2020 omstreeks 03:31 uur ontving ik van [slachtoffer 2] een koopbewijs en foto van de aangeschafte airpods. Hierop is te zien dat de airpods het volgende serienummer heeft: [serienummer] . Het serienummer van de weggenomen airpods betreft dezelfde als de aangetroffen airpods bij verdachte [verdachte] . [10]
De medeverdachte [medeverdachte 1] verklaarde als volgt:
V: Met wie was je die avond, zaterdag 22 augustus 2020?
A: Ik was met [verdachte] . [11]
O: Je was dus wel met een scooter. Kun je hier iets over vertellen?
A: Piaggio Zip, grijs van kleur. [12]
(…)
We zijn een stuk door Maarssen-Broek gereden, over de Burgemeester Waverijnstraat omgekeerd bij de plas Toen reden we de brug weer op en passeerden wij de aangever. (…) Toen kwamen wij bij Duivenkamp, en kwamen we de aangever weer tegen, dit was bij punt 3. Dat was nadat hij de wijk in dook. [13]
O: Een klein halfuur na deze poging straatroof, op zondag 23 augustus omstreeks 00:30 uur. Is er een voltooide straatroof gepleegd op de Fazantenkamp. Hierbij zijn Airpods weggenomen. Wat wil jij hierover verklaren?
A: We reden precies naast de jongen en het meisje onder het tunneltje bij nummer 4 op de Google Maps. [14]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat de aangever [slachtoffer 1] de bestuurder van de scooter herkende als zijnde [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in de late avond van 22 augustus 2020 samen met verdachte was, dat zij op een scooter reden en dat zij aangever ( [slachtoffer 1] ) zijn tegengekomen.
Voorts stelt de rechtbank vast dat, ongeveer een half uur na de confrontatie met aangever [slachtoffer 1] , door J.J. [slachtoffer 2] aangifte werd gedaan van diefstal van zijn airpods en telefoon. Deze diefstal vond plaats in dezelfde omgeving en de daders reden op een scooter. [medeverdachte 1] heeft erkent dat hij en [verdachte] , terwijl zij op een scooter reden, ook deze aangever zijn tegengekomen. Verder kan worden vastgesteld dat verdachte, ongeveer een half uur na de diefstal van de airpods van [slachtoffer 2] , werd aangehouden door de politie en dat deze airpods van aangever bij verdachte werden aangetroffen.
Tot slot heeft [slachtoffer 3] verklaart dat hij, kort na de beroving, van [verdachte] en [medeverdachte 1] had gehoord dat zij een beroving hadden gepleegd.
De rechtbank stelt dan ook vast dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte samen met [medeverdachte 1] betrokken is geweest bij zowel de poging tot diefstal met betrekking tot de aangever [slachtoffer 1] als de kort daarop gevolgde diefstal van zowel de telefoon als de airpods van de aangever [slachtoffer 2] . Blijkens beide aangiften zijn deze poging tot diefstal en voltooide diefstal voorafgegaan van en vergezeld van geweld. Uit beide aangiften blijkt ook van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de twee daders.
Ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw dat de telefoon van aangever [slachtoffer 2] niet daadwerkelijk is ontvreemd, overweegt de rechtbank dat aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de telefoon uit zijn handen is gepakt. Daarmee is sprake van een voltooide diefstal. Dat de telefoon daarna is teruggeven aan aangever omdat ‘het te lang duurde’, doet aan voorgaande niet af.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde
Verbalisant [verbalisant 5] verklaarde als volgt:
Op 12 september 2020 omstreeks 19.30 uur kreeg ik de melding om te gaan richting Boomstede te [wijk] . Aldaar zou iemand door meerdere personen in elkaar worden geslagen. Ik hoorde dat de verdachten in een personenauto van het merk Volkswagen, type Polo, kleur zwart waren gekomen. Toen ik bijna ter plaatse was hoorde ik dat de verdachten nu wegreden in de genoemde zwarte Polo en dat het kenteken [kenteken] was.
Inmiddels had collega [verbalisant 6] , brigadier van Politie, een naam van het
slachtoffer weten te vinden. Dit zou gaan om ene [slachtoffer 3] uit [wijk] te [woonplaats] .
Hij zou wonen op [adres] te [woonplaats] . Even later had ik in de woning [adres] een gesprek met [slachtoffer 3] in het bijzijn van zijn moeder. Ik hoorde dat [slachtoffer 3] slechts sporadisch wilde vertellen wat er was gebeurd. In ieder geval waren zijn jas van het merk Para-Jumper, zijn portemonnee met een geldbedrag, huissleutels en een rijbewijs weggenomen. Ik hoorde dat [slachtoffer 3] verklaarde dat hij geen aangifte wilde doen. [15]
Opmerking rechtbank:[slachtoffer 3] heeft met betrekking tot dit feit geen aangifte gedaan en heeft op 15 december 2021 ten overstaan van de rechter-commissaris als getuige een verklaring afgelegd over de gebeurtenissen van 12 september 2020.
[slachtoffer 3] verklaarde, als getuige, als volgt:
Ik heb gelezen dat u zich moest uitkleden, klopt dat?
Ja, gedeeltelijk. Dat moest van [verdachte] .
(de rechtbank begrijpt dat de getuige met [verdachte] doelt op [verdachte] , zijnde verdachte).
Zou u zo gedetailleerd en duidelijk mogelijk kunnen vertellen wat er gebeurd is?
Ik stond met [verdachte] te praten. In eerste instantie wilde ik dat niet, ik had [verdachte] gebeld toen. Hij zei ‘kom nou’. Toen ben ik gegaan en we stonden een paar minuten te praten.
Het was voor het eerst dat ik hem toen tegenkwam. Eerst zat hij ook in de auto, ze zaten met z’n drieën in de auto. Ik wilde er niet heen om te praten. Toen [verdachte] alleen stond ben ik er toch heen gegaan om te praten.
Wie zaten er in eerste instantie in de auto?
[medeverdachte 3] , [verdachte] en nog een jongen waarvan ik de naam niet weet. [medeverdachte 2] misschien?
Waarom was die auto daar ineens weer?
Volgens mij heeft één van de jongens die in de auto zat andere jongens opgebeld, [medeverdachte 3] heeft ze opgehaald en toen kwamen ze allemaal terug.
Hoe weet u dat?
Omdat ze eerst met z’n drieën waren en toen ze terugkwamen met z’n zessen of zevenen waren.
Die auto komt terug, en dan?
Toen stapte iedereen uit en toen zei [verdachte] ‘en wat ga je nu doen’?
Wie stapte uit?
[medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] en die twee jongens waarvan ik de naam niet weet.
En toen?
En toen werd ik onderuit getrapt.
Wie stonden er dichtbij u?
Iedereen, [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] .
Wat gebeurde er toen u onderuit getrapt werd?
Toen heb ik nog een paar klappen gehad.
Toen u op de grond lag?
Ja.
Van wie?
[verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] , dat weet ik zeker.
Is er ook geschopt?
Ja.
Door wie?
Ook door [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] .
Hoe ging het toen verder?
Toen moest ik mijn jas uitdoen, dat eigenlijk.
Van wie moest dat?
Van [verdachte] .
En toen?
Toen moest ook mijn tasje af, mijn trui uit.
Van wie?
Van [verdachte] . Toen moest mijn T-shirt ook nog uit. Dat was het. En mijn broek nog halverwege.
En toen?
Toen zijn ze weggegaan en hebben ze mijn jas en tasje meegenomen.
Allemaal in de auto?
Ja.
Zijn er dingen die u wel gezien hebt?
Ik weet zeker dat [verdachte] mij een klap in mijn gezicht heeft gegeven.
En toen begon het gewoon met z’n drieën te slaan; [medeverdachte 5] , [verdachte] en [medeverdachte 4] .
U ligt dan op de grond, wie heeft u dan zeker geschopt?
[verdachte] weet ik zeker. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] .
Waar kwamen die schoppen terecht?
Overal, op mijn rug, mijn benen. [16]
De getuige [getuige] verklaarde als volgt:
Op het moment dat de auto aan kwam rijden, heeft u dat gezien?
Ja.
Wat zag u vervolgens?
Alle jongens stapten uit de auto, dat waren er vier volgens mij.
Hoe zagen zij eruit?
Eentje was helemaal donker, twee Nederlanders en één een beetje getint.
Weet u nog wie waar uitstapte uit de auto?
Nee, dat ging heel snel. Eentje donker en eentje getint liepen naar [slachtoffer 3] toe en zij begonnen op hem in te trappen en slaan.
Hoe ging dat schoppen en slaan?
Eentje schopte hem onderuit en toen zag ik dat ze hem nog meer schopten en sloegen.
Wat kunt u zich nu nog herinneren?
Wat ik me herinner is dat ze uit de auto stapten, naar [slachtoffer 3] toe liepen, blijkbaar duurde het toen even en toen hebben ze hem onderuit getrapt.
Hoeveel donkere jongens hebt u gezien?
Vier denk ik.
Ik heb het zelf gezien dat hij onderuit werd getrapt. Toen ben ik weggegaan en heb ik ook de politie gebeld. [17]
De verdachte [medeverdachte 3] verklaarde als volgt:
V: Je hebt een Volkswagen Polo voorzien van kenteken [kenteken] op naam staan. Wie maken er allemaal gebruik van deze auto?
A: Ik.
V: Leen je je auto wel eens uit?
A: Nee. [18]
O: Wij hebben meerdere personen gesproken die wel vertellen dat er vervolgens is gebeurd. De 2 personen die uit je auto stapte [slachtoffer 3] schopte. Het kan niet anders dan dat jij meer hebt gezien.
V: Ja klopt maar dat wil ik niet zeggen.
O: We hebben een verhaal van [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] wordt beroofd en in zijn onderbroek gezet. Dat is iets wat gebeurd is.
A: Ja dat klopt. [19]
O: Je geeft aan dat je niet wilt verklaren maar wat gebeurd erna?
A: Na het incident ben ik weggereden. Die vier jongens zijn bij mij ingestapt. Dan heb ik het dus over de eerste twee die ik afgezet hebt bij de Hoogvliet en daarna die 2 andere die ik op heb gehaald bij de bushalte.
O: Er zijn spullen gestolen?
V: Klopt die zijn meegegaan in mijn auto. Zover ik weet was dat een jas en een tas.
V: waren dat de spullen van [slachtoffer 3] ?
A: Ja. [20]
Bewijsoverweging
Gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 12 september 2020 samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld jegens [slachtoffer 3] en zich hiermee tevens heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van openlijke geweldpleging jegens [slachtoffer 3] . Uit de verklaringen van [slachtoffer 3] en [getuige] volgt dat [slachtoffer 3] onderuit is geschopt en hij geschopt en geslagen is. [slachtoffer 3] is er zeker van dat verdachte één van de personen is die geweld in zijn richting heeft uitgeoefend. Nu er sprake is van medeplegen en openlijk geweldpleging is het niet relevant wie welke (gewelds)handeling precies heeft verricht. Verdachte is als medepleger verantwoordelijk voor alle handelingen. De rechtbank verwerpt dan ook het verzoek om verdachte partieel vrij te spreken voor het ‘onderuit schoppen’ van aangever.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
onder 1
in de periode van 22 augustus 2020 tot en met 23 augustus 2020 te Maarssen tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een heuptasje en een telefoon, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
- op een scooter achter die [slachtoffer 1] , die op dat moment fietste, zijn aangereden en
- vervolgens op een scooter naast die [slachtoffer 1] , die op dat moment fietste, zijn gaan rijden en
- onverhoeds het heuptasje dat die [slachtoffer 1] om had heeft vastgepakt en
- aan het heuptasje dat die [slachtoffer 1] om had heeft getrokken en
- wederom op een scooter achter die [slachtoffer 1] , die op dat moment fietste, zijn aangereden en
- vervolgens met een scooter die [slachtoffer 1] , die op dat moment fietste, hebben klemgereden en tot stoppen hebben gedwongen door die [slachtoffer 1] de weg te blokkeren en tegen de fiets van die [slachtoffer 1] aan te rijden en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: “Geef mij te telefoon”, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
onder 2
op 23 augustus 2020 te Maarssen, tezamen en in vereniging met een ander, een telefoon en airpods, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- op een scooter vlak voor die [slachtoffer 2] , die op dat moment fietste, te stoppen waardoor die [slachtoffer 2] werd afgesneden en werd gedwongen om te stoppen en
- zijn handen om de keel van die [slachtoffer 2] te doen en
- teen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij wist waar die [slachtoffer 2] woont en dat als er de dag erna politie voor zijn, verdachtes, deur zou staan er iets met [slachtoffer 2] zou gaan gebeuren en
- die [slachtoffer 2] met kracht tegen het achterhoofd te slaan, waardoor die [slachtoffer 2] met zijn fiets ten val is gekomen en
- nadat die [slachtoffer 2] weer was opgestaan, meerdere malen te trappen tegen het linker scheenbeen en tegen de kin en
- aan die [slachtoffer 2] te vragen of hij nog spullen bij zich had en om zijn telefoon te ontgrendelen en om zijn iCloud te verwijderen en
- de telefoon van die [slachtoffer 2] uit zijn handen te pakken.
onder 3
op 12 september 2020 te Maarssen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas (merk Parajumper) en een portemonnee en een rijbewijs op naam van [slachtoffer 3] en een geldbedrag en sleutels en airpods, die geheel aan [slachtoffer 3] toebehoorden, door
- op die [slachtoffer 3] af te lopen en om die [slachtoffer 3] heen te gaan staan en
- die [slachtoffer 3] onderuit te schoppen waardoor die [slachtoffer 3] op de grond viel en
- die [slachtoffer 3] terwijl hij op de grond lag te schoppen en trappen tegen zijn lichaam en
- die [slachtoffer 3] te slaan en stompen tegen zijn hoofd en lichaam en
- tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij zijn broek en bovenkleding uit moet trekken.
onder 4
op 12 september 2020 te Maarssen openlijk, te weten op de Boomstede, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] door
- op die [slachtoffer 3] af te lopen en om die [slachtoffer 3] heen te gaan staan en
- tegen die [slachtoffer 3] te schreeuwen en roepen en
- die [slachtoffer 3] onderuit te schoppen en trappen waardoor die [slachtoffer 3] op de grond viel en
- die [slachtoffer 3] terwijl hij op de grond lag te schoppen en trappen tegen zijn lichaam en
- die [slachtoffer 3] te slaan en stompen tegen zijn hoofd en lichaam en
- tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij zijn broek en bovenkleding uit moet trekken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
onder 1
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
onder 2
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
onder 3 en 4:de eendaadse samenloop van
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE);
- een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) met daarbij de door de Raad voor de Kinderbescherming en SAVE geformuleerde voorwaarden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er het afgelopen jaar een stijgende, positieve, lijn te zien is in het gedrag van verdachte. Verdachte heeft al de nodige intensieve behandelingen ondergaan bij De Waag, waardoor ook recidiverisico van hoog naar inmiddels gemiddeld-laag wordt ingeschat. Verdachte kan zich grotendeels vinden in de door de Raad voor de Kinderbescherming geformuleerde voorwaarden, maar het contactverbod met zijn eigen vrienden valt hem zwaar. Verdachte hoopt dat hij na deze strafzaak weer met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] in contact kan komen. Tot slot merkt de raadsvrouw op dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting ten aanzien van de feiten 1 en 2.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een korte tijd, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een straatroof, een poging daartoe, een afpersing en, daarmee samenhangend, openlijke geweldpleging tegen een persoon. Bij deze feiten is er door verdachte fysiek geweld gebruikt. Afpersing, straatroven en openlijke geweldpleging zijn ernstige feiten die grote impact kunnen hebben op het leven van slachtoffers en hun gevoel van veiligheid. Dit soort feiten veroorzaken ook in zijn algemeenheid gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Bijzonder kwalijk is dat het erop lijkt dat verdachte met feit 3 en 4 als het ware wraak heeft genomen op een persoon die met de politie heeft meegewerkt om een ernstig misdrijf op te lossen. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte 20 september 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake misdrijven;
- een psychologisch onderzoek Pro Justitia van 15 januari 2021, opgesteld door drs. D.W.M. Kragt, GZ-psycholoog;
- een psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 24 februari 2021, opgesteld door drs. F.M.J. Bruggeman, psychiater;
- een uitgebreid advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 17 juni 2021, opgesteld door R.D. Peters, raadsonderzoeker, alsmede (aanvullend) een raadsrapportage van 10 januari 2022
- een rapportage van Save van 13 januari 2022, opgesteld door A. Oksuz, medewerker Save.
Het advies van de deskundigen
In de rapportages Pro Justitia concluderen de deskundigen dat er bij verdachte sprake is van
een normoverschrijdende gedragsstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. Bij
verdachte is er sprake van een verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling en het risico op het
ontwikkelen van een (antisociale) persoonlijkheidsstoornis. De deskundigen adviseren de
rechtbank om de feiten bij een bewezenverklaring in verminderde mate aan verdachte toe te
rekenen. Om recidive te voorkomen is het van belang dat verdachte daadwerkelijk gaat
inzien en accepteren dat hij ondersteuning en begeleiding nodig heeft. Verdachte heeft in het
verleden tot nu toe vrijheid niet goed kunnen hanteren wat resulteerde in herhaalde gesloten
plaatsingen. In de visie van de deskundigen is een flinke stok achter de deur nodig zodat
verdachte zo min mogelijk ruimte voelt om antisociaal en crimineel gedrag te laten zien.
Rekening houdend met de duur en ernst van de problematiek én het hoge risico op recidive
wordt daarom een voorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd. Voornaamste reden is dat de
maatregel hem fors beperkt in zijn negatieve doen en laten. En wanneer verdachte zich niet
houdt aan afspraken en/of voorwaarden overtreedt, heeft dat grote gevolgen en is verdachte
zijn vrijheden die hij nu opbouwt, voor lange(re) tijd kwijt. Gedacht wordt aan De Waag
waar men de behandelmethode ‘Topzorg’ aanbiedt. Mocht Topzorg niet mogelijk dan wel
haalbaar zijn, dan is de FAST behandeling (forensisch ambulante systeem therapie) een goed
alternatief.
Verminderd toerekeningsvatbaar
Zowel de psychiater als de psycholoog hebben geadviseerd om de feiten bij een
bewezenverklaring in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt
dit advies over.
De rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming en SAVE
Uit de laatstgenoemde rapportage van SAVE volgt dat de FAST-systeembehandeling en de individuele therapie van De Waag recentelijk positief zijn afgesloten en niet meer als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf hoeven te worden meegenomen. Verdachte kan niet benoemen wat hij nuttig heeft gevonden aan de individuele behandeling bij De Waag; toch lijkt hij vaardigheden te hebben aangeleerd. Verdachte maakt, samen met zijn ouders, positieve stappen. Maar om de risico’s tot recidive te voorkomen is continuering van de ITB-Harde Kern maatregel van groot belang. Daarmee wordt verwacht de huidige rust binnen het gezin te kunnen waarborgen, zodat de continuering van positieve ontwikkelingen niet in gevaar komt. Hoewel verdachte positieve ontwikkelingen maakt en laat zien dat hij bereid is zijn voorwaarden voldoende na te komen, is de inschatting op recidiverisico nog hoog.
Zowel de Raad voor de Kinderbescherming als SAVE komen tot het advies om het huidige traject, waaronder de ITB-Harde Kern, te continueren, ingebed in het kader van de voorwaardelijke PIJ-maatregel.
De strafmotivering
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diverse ernstige misdrijven die in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat het opleggen van een (deels voorwaardelijke) jeugddetentie niet in het belang is van de verdere ontwikkeling van verdachte. De rechtbank betrekt hierbij dat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten nog zeer jong, net veertien jaar oud, was. Verdachte wordt sindsdien gemonitord in een strak hulpverleningskader, waaronder de ITB Harde Kern en verdachte heeft recent de individuele therapie van De Waag met positief gevolg afgesloten. In de ontwikkeling van verdachte is dan ook een positieve lijn te zien, waarbij door de deskundigen wel wordt benadrukt dat het continueren van de huidige voorwaarden en maatregelen van groot belang is om deze positieve ontwikkeling ook vast te houden. Verdachte is thans gericht op het afronden van een opleiding al dan niet in combinatie met werk. Er zijn geen nieuwe incidenten bij de politie gemeld en thuis gaat het goed, zoals ook de vader en moeder van verdachte bevestigen. Jeugddetentie zou deze positieve ontwikkelingen kunnen doorkruisen. Dat is de reden dat de rechtbank geen jeugddetentie zal opleggen.
Overschrijding redelijke termijn terzake feit 1 en feit 2
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in jeugdzaken dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. Verdachte is voor de feiten 1 en 2 gehoord op 23 augustus 2020 (de termijn is toen aangevangen), terwijl het vonnis op 1 februari 2022 wordt gewezen. De rechtbank volstaat echter met de vaststelling dat met deze overschrijding van de redelijke termijn een inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De rechtbank komt tot dit oordeel omdat het slechts een geringe overschrijding (van 1 maand en 1 week) van de redelijke termijn betreft, en verdachte kort daarna, op 12 september 2020, weer betrokken raakte als verdachte in het onderzoek ten aanzien van de feiten 3 en 4. Tussen de feiten 1 en 2 en de kort daarna gepleegde feiten 3 en 4 bestaat een zodanige samenhang dat berechting op hetzelfde moment logisch is. De korte overschrijding van de redelijke termijn ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft verder ook geen nadelige gevolgen voor verdachte gehad. In deze situatie volstaat de enkele vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 60 uren passend en geboden is.
(Voorwaardelijke) PIJ-maatregel
Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht zijn vermeld. Er was bij verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De rechtbank zal de feiten dan ook verminderd aan verdachte toerekenen. Voorts betreffen de bewezenverklaarde feiten misdrijven waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en die zijn gericht tegen, dan wel gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam. De derde voorwaarde houdt in dat de PIJ-maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van andere personen of goederen.
Omdat uit de gezamenlijke rapportage van de Raad en SAVE blijkt dat de kans dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen wanneer hij niet op de juiste wijze zal worden behandeld groot is, wordt ook aan deze voorwaarde voldaan. Tot slot moet de PIJ-maatregel in het belang van de ontwikkeling van verdachte zijn. Ook aan deze voorwaarde is voldaan. Eerdere behandelingen die verdachte heeft gehad hebben geen onvoldoende gedragsverandering teweeg gebracht, maar verdachte is nu op de goede weg. Om die positieve lijn voort te zetten zal ook in de toekomst op gedragsverandering moeten worden gestuurd, en daarvoor is behandeling noodzakelijk. Die behandeling kan gerealiseerd worden in de setting van een PIJ-maatregel.
Aan de verschillende voorwaarden om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen is dus voldaan. De rechtbank zal de PIJ-maatregel daarom aan verdachte opleggen, maar in voorwaardelijke zin. Dat houdt in dat de PIJ-maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd wanneer verdachte zich de komende twee jaar aan alle voorwaarden zal houden. De rechtbank spreekt daarmee het vertrouwen in verdachte uit. De rechtbank gaat er van uit dat de voorwaardelijke maatregel een stimulans zal zijn voor verdachte om zich voor de verschillende behandeldoelen in te blijven zetten en op vrijwillige basis medewerking zal blijven verlenen aan de hulp en begeleiding die op dit moment beschikbaar is. De voorwaardelijke PIJ-maatregel heeft volgens de deskundigen ook de voorkeur om verharding van verdachte te vermijden.
Als bijzondere voorwaarden zullen worden opgelegd dat verdachte zijn medewerking zal verlenen aan de maatregel Toezicht en Begeleiding, waarvan het eerste jaar ITB Harde Kern, dat verdachte meewerkt aan een dagbesteding in de vorm van onderwijs en, wanneer regulier onderwijs niet haalbaar is, meewerkt aan passende dagbesteding/traject die in overleg met verdachte en ouders vanuit SAVE wordt geregeld, dat verdachte meewerkt aan een aanvullende behandeling wanneer de jeugdreclasseerder dat nodig vindt, dat verdachte meewerkt aan ondersteuning van een buddy/maat zolang de jeugdreclasseerder dat nodig vindt. Ook zal verdachte zich houden aan een contactverbod met slachtoffers en medeverdachten, zolang de jeugdreclasseerder dat nodig vindt en zijn medewerking verlenen aan urinecontrole in verband met blowgedrag, zolang de jeugdreclasseerder dat nodig vindt. Wanneer blijkt dat verdachte belemmerd wordt in zijn ontwikkeling door veel blowen, zal verdachte ook meewerken aan een behandeling op dat gebied.
De rechtbank acht het niet opportuun om naast een voorwaardelijke PIJ-maatregel nog een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Dit wijkt af van de eis van de officier van justitie. Dat komt omdat de rechtbank (sterker dan de officier van justitie) rekening heeft gehouden met de zeer jonge leeftijd van verdachte, de positieve ontwikkeling die hij heeft laten zien en de lange schorsingsperiode waarin verdachte zich aan strenge voorwaarden heeft moeten houden. Daarnaast komt de rechtbank tot oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, één van de zwaarste maatregelen die het jeugdstrafrecht kent en waarin verdachte zich (opnieuw) aan strenge voorwaarden zal moeten houden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 885,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot schadevergoeding toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afwezen, nu de opgevoerde kostenposten niet nader zijn onderbouwd met bonnetjes of andere stukken.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Blijkens de vordering van [slachtoffer 3] wordt materiële schade gevaagd als gevolg van het onder feit 3 en 4 bewezenverklaarde. Deze schade bestaat uit:
  • airpods € 240,-
  • Teruggekregen maar beschadigde parajumper € 400
  • Aanvraag rijbewijs spoed €75
  • Pasjeshoes € 20
  • Beschadigd trainingspak € 150,-.
In het geval de verdachte de vordering van de benadeelde partij betwist, zal de rechter aan de hand van de onderbouwing van de stellingen over en weer moeten beoordelen of de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de vordering kunnen leiden in voldoende mate zijn vast komen te staan.
De rechtbank kan op basis van het strafdossier in voldoende mate vaststellen dat de airpods van aangever zijn gestolen en niet (volledig) teruggegeven. Aangever heeft door het onder 3 bewezenverklaarde feit schade geleden.
Met betrekking tot de overige posten, bevat het strafdossier onvoldoende informatie. Nu de vordering op deze punten is betwist en het in de gelegenheid stellen van [slachtoffer 3] een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, verklaart de rechtbank [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk voor dit deel van de vordering.
Met betrekking tot de omvang van de schade van de gestolen airpods overweegt de rechtbank het volgende. De verdediging heeft de hoogte hiervan betwist. De omvang van de schade kan zonder nader onderzoek (dat een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren) niet nauwkeurig worden vastgesteld. De rechtbank zal echter gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid (artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek) en wijst de vordering toe voor een bedrag van € 80,-. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar (gemiddelde) bedragen die op marktplaats.nl voor airpods worden gevraagd. Voor het overige wordt de vordering ten aanzien van de post 'airpods’ niet-ontvankelijk verklaard.

10.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

Vordering 16/103321-19
Bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 31 oktober 2019 is aan verdachte een voorwaardelijke werkstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, opgelegd.
Vordering 16/020190-20
Bij uitspraak van de kinderrechter van deze rechtbank van 13 februari 2020 is aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken opgelegd.
12.1
Het standpunt van de officier van justitie
In de zaak met parketnummer 16/103321-19 heeft de officier van justitie gevorderd de tenuitvoerlegging te gelasten van deze voorwaardelijk opgelegde werkstraf.
In de zaak met parketnummer 16/020190-20 heeft de officier van justitie eveneens gevorderd de tenuitvoerlegging te gelasten en deze om te zetten in een werkstraf.
12.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft opgemerkt dat het van belang is dat verdachte de huidige lijn doorzet. Een jeugddetentie zal dit traject doorkruisen en door een werkstraf wordt verdachte, gelet op zijn persoonlijkheidsproblematiek, mogelijk overvraagd.
12.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering 16/103321-19
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van nieuwe strafbare feiten, zoals bewezen verklaard in dit vonnis. Om die reden zal deze voorwaardelijk opgelegde werkstraf alsnog ten uitvoer gelegd worden.
Vordering 16/020190-20
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van nieuwe strafbare feiten, zoals bewezen verklaard in dit vonnis.
De rechtbank zal de vordering ten uitvoerlegging van de voorwaardelijke jeugddetentie toewijzen met dien verstande dat deze wordt omgezet naar een werkstraf voor de duur van 28 uren, te vervangen door 14 dagen jeugddetentie indien verdachte deze niet (naar behoren) verricht. De rechtbank gaat bij de omzetting van de jeugddetentie naar een werkstraf uit van de in jeugdzaken gebruikelijke omzettingsfactor van 2 uur werken voor iedere dag jeugddetentie, zoals ook opgenomen in de LOVS oriëntatiepunten voor minderjarigen.
De rechtbank deelt de mening van de verdediging dat de positieve ontwikkelingen van verdachte ondersteund moeten worden. Er zijn echter geen redenen om te veronderstellen dat verdachte overvraagd wordt als de eerdere voorwaardelijke veroordelingen nu alsnog ten uitvoer gelegd worden in de vorm van een werkstraf. Verdachte moet merken dat het overtreden van voorwaarden bij een voorwaardelijke veroordeling gevolgen heeft. Verdachte is in staat om te werken en bij het bepalen van de wijze waarop uitvoering aan deze veroordeling gegeven gaat worden, kan rekening gehouden worden met andere bestaande verplichtingen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 57,77a, 77g, 77m, 77n, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf in de vorm van een werkstraf van 60 uren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte voorts tot de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van twee jaren;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- als
voorwaardengelden dat veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
  • meewerkt aan de maatregel Toezicht en Begeleiding voor de duur van twee jaar waarvan het eerste jaar ITB-Harde Kern;
  • meewerkt aan dagbesteding in de vorm van onderwijs. Wanneer blijkt dat voor verdachte een regulier onderwijs niet haalbaar is, werkt hij mee aan een passende dag besteding/traject die in overleg met verdachte en ouders vanuit SAVE wordt geregeld;
  • zijn medewerking verleent aan een aanvullende behandeling wanneer de jeugdreclasseerder vindt dat het nodig is en zolang de jeugdreclasseerder dat noodzakelijk vindt;
  • zijn medewerking verleent aan een ondersteuning van een buddy/maat op het gebied van vrijetijdsbesteding, zolang de jeugdreclasseerder dat nodig vindt;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers [slachtoffer 1] (geboren [2004] ), [slachtoffer 2] (geboren [2003] ) en [slachtoffer 3] (geboren op [2003] ) en met de medeverdachten [medeverdachte 1] (geboren op [2002] ), [medeverdachte 4] (geboren op [2003] ), [medeverdachte 2] (geboren op [2004] ) en [medeverdachte 3] (geboren op [2001] ), indien en zolang de jeugdreclasseerder dat noodzakelijk vindt;
  • zal meewerken aan UC-testen in verband met blowgedrag, zolang de jeugdreclasseerder dat noodzakelijk vindt; wanneer blijkt dat verdachte belemmerd wordt in zijn ontwikkeling door veel blowen, zal hij ook meewerken aan een behandeling op dat gebied.
- waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig Midden Nederland te Utrecht opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de meerderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 80 (zegge: tachtig euro);
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart benadeelde partij [slachtoffer 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] aan de Staat € 80 (zegge: tachtig euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen jeugddetentie.
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/103321-19
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 31 oktober 2019 opgelegde voorwaardelijke
werkstraf voor de duur van 40 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht, de werkstraf wordt vervangen door 20 dagen jeugddetentie;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/020190-20
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 13 februari 2020 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 weken;
- gelast in de plaats van de jeugddetentie het verrichten van een
werkstraf voor de duur van 28 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht, de werkstraf wordt vervangen door 14 dagen jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Zuurmond, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. C. van de Lustgraaf en G. Konings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Gardenier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 februari 2022.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 22 augustus 2020 tot en met 23 augustus 2020 te Maarssen en/of Utrecht, althans in arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een heuptasje en/of een telefoon en/of enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- op een scooter achter die [slachtoffer 1] , die op dat moment fietste, is/zijn aan gereden en/of
- (vervolgens) op een scooter naast die [slachtoffer 1] , die op dat moment fietste, is/zijn gaan rijden en/of (daarbij) onverhoeds het heuptasje dat die [slachtoffer 1] om had heeft/hebben vastgepakt en/of aan het heuptasje dat die [slachtoffer 1] om had heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of
- wederom op een scooter, achter die [slachtoffer 1] , die op dat moment fietste, is/zijn aangereden en/of (vervolgens) met een scooter die [slachtoffer 1] , die op dat moment fietste, heeft/hebben klemgereden en/of tot stoppen heeft/hebben gedwongen door die [slachtoffer 1] de weg te blokkeren en/of tegen de fiets van die [slachtoffer 1] aan te rijden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: “ Geef mij je telefoon”, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 23 augustus 2020 te Maarssen, althans in arrondissement Midden-Nederland, op of aan de openbare weg, te weten de Fazantenkamp, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon en/of airpods, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- op een scooter vlak voor die [slachtoffer 2] , die op dat moment fietste, te stoppen waardoor die [slachtoffer 2] werd afgesneden en/of werd gedwongen om te stoppen en/of
- zijn handen om de keel/hals van die [slachtoffer 2] te doen en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij wist waar die [slachtoffer 2] woont en dat als er de dag erna politie voor zijn, verdachtes, deur zou staan er iets met [slachtoffer 2] zou gaan gebeuren en/of
- die [slachtoffer 2] met kracht tegen het achterhoofd te slaan en/of stompen, waardoor die [slachtoffer 2] met zijn fiets ten val is gekomen en/of
- (nadat die [slachtoffer 2] weer was opgestaan) meerdere malen, althans éénmaal te schoppen en/of trappen tegen het linker scheenbeen, althans het lichaam en/of tegen de kin, althans het hoofd en/of
- aan die [slachtoffer 2] te vragen of hij nog spullen bij zich had en/of om zijn telefoon te
ontgrendelen en/of om zijn iCloud te verwijderen en/of
- de telefoon van die [slachtoffer 2] uit zijn handen te pakken en/of grissen;
3
hij op of omstreeks 12 september 2020 te Maarssen, althans in arrondissement Midden-Nederland, op of aan de openbare weg, te weten de Boomstede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een jas (merk ParaJumper) en/of een portemonnee en/of een rijbewijs en/of een geldbedrag van € 650 euro en/of een rijbewijs op naam van [slachtoffer 3] en/of sleutel(s) en/of airpods, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/ofn zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
hij op of omstreeks 12 september 2020 te Maarssen, althans in arrondissement Midden-Nederland, op of aan de openbare weg, te weten de Boomstede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas (merk ParaJumper) en/of een portemonnee en/of een rijbewijs en/of een geldbedrag van € 650 euro en/of een rijbewijs op naam van [slachtoffer 3] en/of sleutel(s) en/of airpods, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] toebehoorde, door
- op die [slachtoffer 3] af te lopen/rennen en/of om die [slachtoffer 3] heen te gaan staan en/of
- die [slachtoffer 3] (onderuit) te schoppen en/of trappen waardoor die [slachtoffer 3] op de grond viel en/of
- die [slachtoffer 3] terwijl hij op de grond lag te schoppen en/of trappen op/tegen zijn lichaam en/of
- die [slachtoffer 3] te slaan en/of stompen op/tegen zijn hoofd en/of lichaam en/of
- tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij zijn broek en/of bovenkleding uit moet trekken;
4
hij op of omstreeks 12 september 2020 te Maarssen, althans in arrondissement Midden-Nederland, openlijk, te weten op/aan de Boomstede, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] door
- aan die [slachtoffer 3] te vragen of hij voor de ogen van zijn vrienden vernederd wil worden en/of
- op die [slachtoffer 3] af te lopen/rennen en/of om die [slachtoffer 3] heen te gaan staan en/of
- tegen die [slachtoffer 3] te schreeuwen en/of roepen en/of
- die [slachtoffer 3] (onderuit) te schoppen en/of trappen waardoor die [slachtoffer 3] op de grond viel en/of
- die [slachtoffer 3] terwijl hij op de grond lag te schoppen en/of trappen op/tegen zijn lichaam en/of
- die [slachtoffer 3] te slaan en/of stompen op/tegen zijn hoofd en/of lichaam en/of
- tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij zijn broek en/of bovenkleding uit moet trekken.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal voorgeleiding van 25 augustus 2020, proces-verbaal raadkamer van 4 oktober 2020 en proces-verbaal raadkamer van 1 september 2020, allen met registratienummer 20202745072z (onderzoek 09FUJI20) - feiten 1 en 2, en naar het proces-verbaal dossier voorgeleiding van 4 november 2020 en het einddossier van 17 december 2020, beiden met registratienummer 2020297447 (onderzoek 09IEP20) - feiten 3 en 4, bevinden, volgens de in die dossiers toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pag. 69 (proces-verbaal van aangifte)
3.Pag. 70 (proces-verbaal van aangifte)
4.Pag. 71 (proces-verbaal van aangifte)
5.Pag. 72 (proces-verbaal van aangifte)
6.Pag. 73 (proces-verbaal van aangifte)
7.Pag. 94 (proces-verbaal van bevindingen)
8.Pag. 95 (proces-verbaal van bevindingen)
9.Pag. 96 (proces-verbaal van bevindingen)
10.Pag. 97 (proces-verbaal van bevindingen)
11.Pag. 36 (proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] )
12.Pag. 37 (proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] )
13.Pag. 38 (proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] )
14.Pag. 40 (proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] )
15.Pag. 285 (proces-verbaal van bevindingen)
16.De verklaring van de getuige [slachtoffer 3] , zoals afgelegd op 15 december 2020 ten overstaan van de rechter-commissaris van deze rechtbank.
17.De verklaring va de getuige [getuige] , zoals afgelegd op 15 december 2020 ten overstaan van de rechter-commissaris van deze rechtbank.
18.Pag. 266 (proces-verbaal van verhoor verdachte)
19.Pag. 276 (proces-verbaal van verhoor verdachte)
20.Pag. 277 (proces-verbaal van verhoor verdachte)