ECLI:NL:RBMNE:2022:3032

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
UTR 21/5127
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag doelgroepverklaring loonkostenvoordeel voor oudere werknemers

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor een doelgroepverklaring loonkostenvoordeel voor werknemers van 56 jaar of ouder in de zin van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Het Uwv heeft de aanvraag afgewezen omdat deze niet binnen drie maanden na het begin van het dienstverband op 1 februari 2021 is ingediend. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv bleef bij de afwijzing. De rechtbank heeft het beroep op 1 april 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren. Eiseres was niet aanwezig.

De rechtbank concludeert dat het Uwv de aanvraag terecht heeft afgewezen. De aanvraag voor de doelgroepverklaring moest binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking worden ingediend, en eiseres heeft deze termijn overschreden. De rechtbank wijst erop dat de wetgeving is bedoeld om te voorkomen dat loonkostenvoordelen voor reeds langere tijd lopende dienstbetrekkingen met terugwerkende kracht worden aangevraagd. Eiseres heeft verzocht om coulance, maar de rechtbank oordeelt dat het Uwv niet verplicht is om hiervan af te wijken. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5127

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres,

(gemachtigde: F.A. Rink),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv),verweerder,
(gemachtigde: J. Marquenie).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor een doelgroepverklaring loonkostenvoordeel voor werknemers van 56 jaar of ouder in de zin van de Wet tegemoetkomingen loondomein (hierna: Wtl) ten behoeve van [A] (werkneemster).
Het Uwv heeft de aanvraag met het besluit van 15 juli 2021 afgewezen omdat deze niet binnen drie maanden na het begin van het dienstverband op 1 februari 2021 is ingediend. Met het bestreden besluit van 11 november 2021 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 1 april 2022 op een online zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv. Eiseres was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

1. Deze zaak gaat over de vraag of het Uwv de aanvraag om een doelgroepverklaring loonkostenvoordeel terecht heeft afgewezen. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2. Het beroep is ongegrond: eiseres krijgt geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De rechtbank is uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden. Werkneemster is per 1 februari 2021 bij eiseres in dienst getreden. In verband hiermee heeft zij op 14 juli 2021 bij het Uwv een aanvraag ingediend voor een doelgroepverklaring loonkostenvoordeel voor oudere werknemers.
4. Eiseres heeft zowel in de bezwaarfase als in de beroepsprocedure verzocht om met toepassing van een coulanceregeling de tegemoetkoming uit hoofde van de Wtl alsnog te verlenen. Eiseres heeft hierbij gewezen op specifieke omstandigheden in haar situatie die zich in de aanvraagperiode hebben voorgedaan. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank licht dit hieronder toe.
5. Artikel 2.3, eerste lid, van de Wtl bepaalt dat de doelgroepverklaring wordt aangevraagd binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking. De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat werkneemster op 1 februari 2021 in dienst is getreden bij eiseres. Ook staat vast dat werkneemster de aanvraag op 14 juli 2021, meer dan drie maanden nadat zij in dienst is getreden, heeft ingediend.
6. Uit de memorie van toelichting van de Wtl volgt dat met de drie maandentermijn wordt voorkomen dat loonkostenvoordelen voor reeds langere tijd lopende dienstbetrekkingen met terugwerkende kracht worden aangevraagd. Achtergrond hiervan is dat bij een reeds langer lopende dienstbetrekking, waarvoor pas na meer dan drie maanden een doelgroepverklaring wordt aangevraagd, aannemelijk is dat deze dienstbetrekking ook zou zijn aangegaan zonder de toekenning van een loonkostenvoordeel. Een loonkostenvoordeel draagt dan niet bij aan de doelstelling om de in hoofdstuk II van de Wtl genoemde doelgroepen gemakkelijker aan het werk te helpen. Na het verstrijken van de drie maandentermijn kan de doelgroepverklaring niet meer worden verstrekt, en kan de werkgever geen aanspraak meer maken op het betreffende loonkostenvoordeel, ook niet met betrekking tot toekomstige perioden van het dienstverband. [1]
7. Het voorgaande betekent dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat werkneemster haar aanvraag te laat heeft ingediend en dat de aanvraag daarom op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wtl, moet worden afgewezen.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv in het bestreden besluit terecht aangegeven geen aanleiding te zien om ten gunste van eiseres af te wijken van het bepaalde in artikel 2.3, eerste lid Wtl. In het verleden is weliswaar met een algemene coulanceregeling door het Uwv afgeweken van de aanvraagtermijn, maar deze regeling gold niet meer voor dienstverbanden die na 1 oktober 2020 zijn begonnen. Het Uwv is niet verplicht om de regeling ook op de aanvraag van eiseres toe te passen. De situatie van eiseres is namelijk niet gelijk of gelijk te stellen aan die van de aanvragers met dienstverbanden die voor 1 oktober 2020 zijn gestart. Voor zover eiseres bedoelt te stellen dat zij los van de genoemde regeling aanspraak heeft op coulance kan de rechtbank hier niet over oordelen, omdat coulance toepassen geen verplichting is voor het Uwv.
9. Eiseres voert ten slotte aan dat de rol van het Uwv actiever had kunnen zijn. Het Uwv heeft eiseres geen informatie verstrekt over de korte aanvraagtermijn. De rechtbank overweegt dat het Uwv in het bestreden besluit heeft toegelicht dat aanvragers van een doelgroepverklaring loonkostenvoordeel over de aanvraagtermijn worden geïnformeerd op de website van het Uwv, waar het aanvraagformulier kan worden ingevuld. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er voor het Uwv geen rechtsplicht om meer actief informatie te verstrekken over de driemaandentermijn. Zoals het Uwv ook heeft aangegeven zou het praktisch niet uitvoerbaar zijn om alle mogelijke aanvragers hiervoor rond het aangaan van een dienstverband te benaderen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanvraag voor een doelgroepverklaring loonkostenvoordeel terecht door het Uwv is afgewezen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2022.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2015/2016, 34 528, nr. 3, p. 32.