ECLI:NL:RBMNE:2022:3026

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
9497110 UC EXPL 21-7340
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens ernstig verstoorde verhouding tussen huurder en verhuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een particuliere verhuurder, [eiser], en zijn huurder, [gedaagde sub 1]. De huurovereenkomst, die op 29 augustus 2017 was gesloten, werd ontbonden vanwege een ernstig verstoorde verhouding tussen partijen, die onder andere het gevolg was van een incident op 8 juni 2021 waarbij [gedaagde sub 1] [eiser] had bedreigd. Het Openbaar Ministerie had [gedaagde sub 1] een contactverbod opgelegd, wat de situatie verder verergerde. De kantonrechter oordeelde dat de huurder ernstig tekort was geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, onder andere door het structureel te laat betalen van de huur en het veroorzaken van overlast voor de verhuurder. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en [gedaagde sub 1] en zijn bewindvoerder, [gedaagde sub 2], veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen. Tevens werd [gedaagde sub 2] veroordeeld tot betaling van de maandelijkse huurprijs aan [eiser] tot de ontruiming en tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde sub 2] direct moet voldoen aan de verplichtingen, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9497110 UC EXPL 21-7340 aw/1370
Vonnis van 8 juni 2022
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen: [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.P.A. Knol, gerechtsdeurwaarder,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen: [gedaagde sub 1] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J. Zaim,
2.
[gedaagde sub 2] , handelend onder de naam [handelsnaam] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen: [gedaagde sub 2] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

Hoe de procedure is verlopen, blijkt uit het volgende:
-de dagvaarding met 2 producties is op 12 oktober 2020 bij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bezorgd,
- [gedaagde sub 1] heeft schriftelijk op de dagvaarding gereageerd (conclusie van antwoord). Hij heeft 3 producties bijgevoegd,
- de akte voorafgaand aan de zitting van 12 mei 2022, met een specificatie van huurbetalingen en een wijziging van eis,
- de mondelinge behandeling is gehouden op 12 mei 2022. Verschenen zijn de heer [eiser] , eiser, vergezeld van zijn gemachtigde mr. M.P.A. Knol en de heer [gedaagde sub 1] , gedaagde sub 1, met zijn gemachtigde mr. J. Zaim. Ook is ter zitting verschenen mevrouw [gedaagde sub 2] , bewindvoerder en gedaagde sub 2. Van wat er is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Aan het slot van de zitting heeft de kantonrechter meegedeeld dat op 8 juni 2022 vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] huurt van [eiser] de woning gelegen op het adres [adres] in [plaats] . [eiser] woont in dezelfde straat en heeft er zijn groentewinkel.
2.2.
De huurovereenkomst is gesloten op 29 augustus 2017. Overeengekomen is dat de huur van € 850,00 per maand bij vooruitbetaling, namelijk vóór de 28ste van de voorgaande maand, wordt betaald.
2.3.
[eiser] heeft [gedaagde sub 1] sinds de aanvang van de huur regelmatig aangesproken op huurachterstanden.
2.4.
Bij beschikking van 26 augustus 2020 heeft de kantonrechter in Utrecht de goederen van [gedaagde sub 1] onder bewind gesteld, wegens het hebben van problematische schulden. Daarbij is [gedaagde sub 2] door de kantonrechter tot bewindvoerder benoemd. Zij zorgt sindsdien voor de maandelijkse huurbetaling.
2.5.
[gedaagde sub 2] heeft na haar benoeming met [eiser] contact opgenomen in verband met een huurachterstand van twee maanden. Nadat zij voor [gedaagde sub 1] een lening had geregeld bij de katholieke kerk is die huurachterstand in november 2020 ineens betaald.
2.6.
Op 8 juni 2021 heeft er een incident plaatsgevonden tussen [gedaagde sub 1] en [eiser] in de groentewinkel van [eiser] . Naar aanleiding van dit incident heeft [eiser] op 21 juni 2021 bij de politie aangifte gedaan van bedreiging door [gedaagde sub 1] . Het OM heeft vervolgens aan [gedaagde sub 1] een contactverbod opgelegd van een jaar. Ook geldt er voor [gedaagde sub 1] een winkelverbod.
2.7.
Per e-mail aan [gedaagde sub 2] van 16 juni 2021 heeft [eiser] de huurovereenkomst met [gedaagde sub 1] opgezegd per 30 juni 2021 en hem gesommeerd de woning per die datum te ontruimen. [gedaagde sub 2] heeft [eiser] , in reactie op die e-mail, verwezen naar de rechtbank.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst zal ontbinden en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zal veroordelen om de woning te ontruimen binnen drie dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast vordert [eiser] dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen worden veroordeeld om aan hem te betalen € 850,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding en zoveel maal € 850,00 als er huurtermijnen verlopen vanaf 1 november 2021 primair tot aan de ontruiming subsidiair tot aan de ontbinding van de huurovereenkomst, meer subsidiair tot de datum van het eindvonnis en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde sub 1] ernstig tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, enerzijds door de huur structureel te laat te betalen, anderzijds door het structureel veroorzaken van diverse vormen van overlast voor omwonenden, waaronder [eiser] zelf.
3.3.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verweer. Zij stellen – samengevat – dat de huur sinds het bewind is ingesteld op tijd wordt betaald en dat er geen huurachterstand bestaat. [gedaagde sub 1] betwist dat hij overlast veroorzaakt voor omwonenden. Hij heeft een groot belang bij het kunnen blijven gebruiken van de woning en vraagt de kantonrechter daarom de vordering tot ontbinding en ontruiming af te wijzen.

4.De beoordeling

De beslissing in het kort

4.1.
De huurovereenkomst wordt vandaag door de kantonrechter ontbonden. Dat betekent dat [gedaagde sub 1] de woning moet ontruimen en verlaten. HijZij krijgt daarvoor twee weken de tijd. Die termijn gaat in één dag nadat dit vonnis door de deurwaarder bij [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] is bezorgd. De gevorderde huurachterstand van één maand wordt afgewezen. [gedaagde sub 1] moet een bedrag ter hoogte van de huur aan [eiser] doorbetalen totdat hij de woning heeft ontruimd. Omdat het huurrecht onder het bewind valt, wordt [gedaagde sub 2] als bewindvoerder en formele procespartij veroordeeld om de woning te ontruimen en namens [gedaagde sub 1] de bedragen te betalen die hij op grond van dit vonnis nog aan [eiser] is verschuldigd.
De motivering van de beslissing
Ontbinding en ontruiming
4.2.
Uit alles wat [eiser] en [gedaagde sub 1] in de processtukken en tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard is de kantonrechter gebleken dat het contact tussen hen al jarenlang moeizaam verloopt. Aangenomen kan worden dat partijen daar beiden hun aandeel in hebben gehad. Door het incident in de groentewinkel op 8 juni 2021, dat voor [eiser] aanleiding was om bij de politie aangifte te doen van bedreiging, is de verhouding tussen [eiser] en [gedaagde sub 1] kennelijk ernstig en blijvend verstoord geraakt. Het OM heeft in verband met dat incident aan [gedaagde sub 1] een contactverbod opgelegd van een jaar.
4.3.
[gedaagde sub 1] heeft op de zitting wisselend verklaard op de vraag of hij [eiser] op 8 juni 2021 heeft bedreigd. Ook na gerichte vragen van de kantonrechter ter zitting heeft [gedaagde sub 1] evenwel onvoldoende weersproken wat [eiser] daarover heeft gezegd, namelijk: dat [gedaagde sub 1] hem met de dood heeft bedreigd, dat hij heeft gedreigd de winkel in de brand te steken door brandbommen en dat hij daarbij heeft gezegd dat hij zich niet kan beheersen. Volgens het proces-verbaal van politie dat [eiser] heeft overgelegd, heeft [eiser] op 21 juni 2021 tegenover de politie verklaard dat [gedaagde sub 1] schreeuwend de winkel instormde en dingen zei als: “ik maak je kapot, ik ga je winkel vernielen, ik verbouw de hele tent, ik sta niet in voor mijn daden en ik kan mij eigen moeilijk beheersen”. Nadat hij de winkel had verlaten is hij in 15 minuten tijd nog vier maal de winkel binnengekomen, waarbij hij iedere keer heeft geschreeuwd en intimiderend overkwam. Volgens [eiser] keek [gedaagde sub 1] , die groot is en een fors postuur heeft, fel uit zijn ogen en maakte hij agressieve bewegingen met zijn handen. Zo balde hij zijn vuisten en maakte slaande bewegingen in de lucht. [eiser] was bang dat hij hem of zijn collega zou slaan, zo heeft hij tegenover de politie verklaard.
4.4.
[gedaagde sub 1] , die heeft erkend dat er die dag een incident was in de winkel en dat hij op dat moment boos was, kan daartegenover niet volstaan met de stelling dat er een woordenwisseling heeft plaatsgevonden, niet meer weet wat hij tegen [eiser] heeft gezegd en dat [eiser] overdrijft. [gedaagde sub 1] had hierin concreter moeten zijn en moeten vertellen hoe hij zich in zijn boosheid dan wel zou hebben gedragen. In rechte moet er daarom vanuit worden gegaan dat [gedaagde sub 1] de woorden heeft gebruikt en het gedrag heeft vertoond zoals [eiser] dat heeft beschreven in zijn aangifte. Dat [gedaagde sub 1] aan de geuite bedreigingen daarna (gelukkig) geen uitvoering heeft gegeven, maakt dat niet anders.
4.5.
[gedaagde sub 1] heeft zich niet als goed huurder gedragen door [eiser] te bedreigen. Die bedreigingen vormen een ernstige tekortkoming van [gedaagde sub 1] in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, die niet meer ongedaan gemaakt kan worden en die aan hem kan worden toegerekend. De door [gedaagde sub 1] gestelde aanleiding voor de bedreigingen, namelijk dat [eiser] niet invoelend zou hebben gereageerd op zijn mededeling dat zijn moeder in het ziekenhuis lag, maakt dat niet anders. Ook als dat zo is, dan is dat namelijk nog geen rechtvaardiging voor het bedreigen van [eiser] . Dat de door [eiser] gestelde bedreigingen slechts een voorwendsel zijn om de woning voor een hoger bedrag aan een ander te kunnen verhuren, zoals [gedaagde sub 1] ter zitting heeft gesuggereerd, blijkt verder nergens uit. [eiser] heeft er ter zitting alleen maar op gewezen dat hij als particuliere verhuurder een hoop spanning en zorgen heeft door de verhuur van de woning aan [gedaagde sub 1] en dat dit voor hem op geen enkele manier opweegt tegen de geringe huuropbrengsten.
4.6.
De conclusie luidt dan ook dat [eiser] in beginsel het recht heeft de huurovereenkomst te ontbinden wegens wanprestatie,
tenzijde tekortkoming van [gedaagde sub 1] de ontbinding met haar gevolgen niet kan rechtvaardigen.
4.7.
De kantonrechter realiseert zich dat een toewijzing van de ontbindingsvordering voor [gedaagde sub 1] ingrijpende gevolgen heeft, omdat hij zijn woonruimte kwijt raakt en het niet eenvoudig zal zijn andere, zelfstandige woonruimte te vinden, vanwege het grote tekort aan huurwoningen. [gedaagde sub 1] heeft daarnaast nog een aantal (niet onderbouwde) persoonlijke omstandigheden aangevoerd, zoals het feit dat hij een WIA-uitkering heeft en onder behandeling is van een psycholoog. Ook stelt hij de woning nodig te hebben voor een goede relatie met zijn (naar de kantonrechter begrijpt: elders wonende) zevenjarige zoon.
4.8.
Omdat [eiser] en [gedaagde sub 1] een huurrelatie hebben is het nodig dat zij zo nu en dan met elkaar contact hebben. Dat contact is vanwege de ernstig verstoorde verhouding problematisch geworden. [eiser] heeft ter zitting toegelicht dat de aanwezigheid van [gedaagde sub 1] in de woning met name sinds het incident op 8 juni 2021 tot grote spanningen leidt bij hem, zijn familie en zijn personeel. Hij heeft er slapeloze nachten van en kan onmogelijk met [gedaagde sub 1] verder, zo heeft hij verklaard. De kantonrechter vindt het aannemelijk dat hetgeen tussen partijen is voorgevallen grote impact heeft (gehad) op [eiser] , temeer omdat hij geen ervaren, professionele verhuurder van woonruimte is, maar een particuliere verhuurder van een woning die ook nog eens is gelegen in een straat waar hij zelf woont en waar hij zijn groentewinkel heeft. De kantonrechter is daarom van oordeel dat van [eiser] , mede gelet op de aard en ernst van de tekortkoming, in de gegeven omstandigheden niet kan worden gevraagd de huurovereenkomst met [gedaagde sub 1] voort te zetten. Het woonbelang en de gestelde persoonlijke belangen van [gedaagde sub 1] moeten daarvoor wijken. De corona situatie, waarop [gedaagde sub 1] zich ook nog beroept, is momenteel niet zodanig dat deze aan de ontbinding in de weg staat.
4.9.
De huurovereenkomst wordt daarom vandaag ontbonden en [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] moeten de woning ontruimen en/of verlaten. De kantonrechter geeft [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] de gebruikelijke termijn van 14 dagen na de betekening van het vonnis om tot ontruiming over te gaan. Wat [eiser] verder heeft aangevoerd over door [gedaagde sub 1] veroorzaakte overlast gedurende de huurperiode kan onbesproken blijven, net als de door [eiser] gestelde structurele te late betaling van de huur, die hij eveneens aan zijn ontbindingsvordering ten grondslag heeft gelegd.
Huurachterstand
4.10.
[eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van een huurachterstand van één maand. [gedaagde sub 2] heeft dit gemotiveerd betwist en uit de stukken die [eiser] heeft overgelegd kan niet worden opgemaakt dat er een huurachterstand is, zoals de kantonrechter [eiser] tijdens de zitting al heeft voorgehouden. De stelling van [eiser] is immers dat de huurachterstand vóór januari 2021 is ontstaan, maar stukken die die stelling onderbouwen, ontbreken. Uit de akte volgt alleen dat er in de maanden van januari 2021 tot en met april 2022 telkens huur is betaald. [eiser] heeft ter zitting verklaard dat hij afziet van een nadere onderbouwing door het nemen van een akte na de zitting. De gevorderde huurachterstand wordt daarom afgewezen, evenals de wettelijke rente over dat bedrag.
4.11.
De (primaire) vordering tot doorbetaling van (een bedrag gelijk aan) de maandelijkse huurtermijn tot aan de ontruiming zal worden toegewezen. Er was ten tijde van de zitting geen huurachterstand en er kan vanuit worden gegaan dat inmiddels ook de huur over juni 2022 door [gedaagde sub 2] is voldaan. Als de ontruiming na 30 juni 2022 plaatsvindt, is [gedaagde sub 1] over de periode tussen 30 juni 2022 en de daadwerkelijke ontruiming voor elke maand een bedrag gelijk aan de maandelijkse huur verschuldigd.
4.12.
De vorderingen van [eiser] tot ontruiming van de woning, de betaling van een maandelijks bedrag tot de daadwerkelijke ontruiming en proceskosten worden ten opzichte van [gedaagde sub 1] afgewezen. Omdat [gedaagde sub 2] als bewindvoerder over de goederen van [gedaagde sub 1] formele procespartij is, kan [eiser] alleen [gedaagde sub 2] op die vorderingen aanspreken.
4.13.
De veroordelingen worden op vordering van [eiser] uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben daartegen geen verweer gevoerd.
4.14.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben grotendeels ongelijk gekregen. [gedaagde sub 2] zal daarom, als formele procespartij, in de kosten worden veroordeeld. Dat betekent dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de eigen proceskosten dragen en de proceskosten van [eiser] moeten betalen. Die proceskosten van [eiser] worden tot vandaag begroot op in totaal € 733,21, te weten:
- € 240,00 griffierecht;
- € 119,21 explootkosten;
- € 374,00 salaris gemachtigde (2 punten x het tarief van € 187,00).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de tussen [eiser] en [gedaagde sub 1] bestaande huurovereenkomst voor de woning aan het adres [adres] in [plaats] per vandaag;
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 2] , in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde sub 1] , om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] , te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan [gedaagde sub 1] toebehoren en niet aan [eiser] , en om deze woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [eiser] te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 2] , in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde sub 1] , tot betaling aan [eiser] van een bedrag per maand dat gelijk is aan de maandelijkse huurprijs over de periode gelegen tussen 30 juni 2022 en het einde van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden;
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 2] , in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde sub 1] , tot betaling van de proceskosten van [eiser] , ter grootte van € 733,21;
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af wat er meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2022, in aanwezigheid van de griffier.