ECLI:NL:RBMNE:2022:3025
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld door het Uwv
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage van de eiser. Eiser, die als bewaker in een fietsenstalling werkte, was sinds 10 november 2012 arbeidsongeschikt en ontving een uitkering op basis van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had op 25 februari 2021 vastgesteld dat eiser per 21 februari 2021 voor 43,42% arbeidsongeschikt was. Na bezwaar van eiser werd dit percentage op 25 november 2021 verhoogd naar 49,71%. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing.
De zitting vond plaats via Teams op 22 april 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A.E.M.C. Koudijs, en het Uwv werd vertegenwoordigd door J. Swart. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de arbeidsongeschiktheid van eiser correct had vastgesteld. De rechtbank baseerde haar oordeel op rapporten van verzekeringsartsen, die aan de vereisten van zorgvuldigheid, consistentie en begrijpelijkheid voldeden. Eiser voerde aan dat zijn klachten waren onderschat en dat hij volledig arbeidsongeschikt was, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had zijn conclusies onderbouwd met dossieronderzoek en informatie van de behandelend sector, en er waren geen nieuwe medische gegevens die wezen op een verslechtering van de situatie van eiser.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf partijen de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.