In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [eiseres] B.V. en de burgemeester van de gemeente Almere. De zaak betreft de sluiting van het notariskantoor van eisers, dat op 24 november 2020 door de burgemeester voor zes maanden was opgelegd. De burgemeester had deze maatregel genomen op basis van rapportages van de politie, waarin werd gesteld dat het kantoor criminele activiteiten faciliteerde, wat een gevaar voor de openbare orde zou opleveren. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze sluiting en voerden aan dat er geen sprake was van een verstoring van de openbare orde en dat de burgemeester onvoldoende had onderbouwd dat er een actuele dreiging bestond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers procesbelang hebben bij hun beroep, ondanks dat het kantoor nooit feitelijk gesloten is geweest. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet aannemelijk had gemaakt dat er een gevaar voor de openbare orde was, vooral omdat [eiser] al was geschorst in zijn ambt als notaris op het moment van het besluit. De rechtbank concludeerde dat de sluiting van het kantoor een bestuurlijke maatregel was en geen strafrechtelijke sanctie, en dat de burgemeester niet had aangetoond dat er daadwerkelijk een verstoring van de openbare orde was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waarbij de burgemeester werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten aan eisers. De rechtbank benadrukte dat de burgemeester niet kon terugkomen op de sluiting, omdat deze niet was onderbouwd met voldoende bewijs van een actuele dreiging voor de openbare orde.