ECLI:NL:RBMNE:2022:2989
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.G.J. Spiekker, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. C. van den Bergh. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering per 17 april 2021, welke beslissing was gebaseerd op de conclusie dat zij in staat was meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen. Eiseres betwistte deze conclusie en voerde aan dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat, met name haar psychische klachten zoals depressie, slaapproblemen en migraine.
De rechtbank overwoog dat de besluiten van verweerder gebaseerd mochten worden op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig tot stand waren gekomen. Eiseres diende aan te tonen dat de rapporten niet aan de eisen voldeden of dat de medische beoordeling onjuist was. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig hadden gehandeld en dat de medische beoordeling van eiseres niet onjuist was. Eiseres had geen voldoende medische onderbouwing voor haar stelling dat een urenbeperking noodzakelijk was.
De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van verweerder een deugdelijke medische en arbeidsdeskundige grondslag had en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres had geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de arbeidsdeskundige beoordeling, en de rechtbank vond de geduide functies geschikt voor eiseres. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.