ECLI:NL:RBMNE:2022:2989

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
UTR 21/4932
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.G.J. Spiekker, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. C. van den Bergh. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering per 17 april 2021, welke beslissing was gebaseerd op de conclusie dat zij in staat was meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen. Eiseres betwistte deze conclusie en voerde aan dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat, met name haar psychische klachten zoals depressie, slaapproblemen en migraine.

De rechtbank overwoog dat de besluiten van verweerder gebaseerd mochten worden op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig tot stand waren gekomen. Eiseres diende aan te tonen dat de rapporten niet aan de eisen voldeden of dat de medische beoordeling onjuist was. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig hadden gehandeld en dat de medische beoordeling van eiseres niet onjuist was. Eiseres had geen voldoende medische onderbouwing voor haar stelling dat een urenbeperking noodzakelijk was.

De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van verweerder een deugdelijke medische en arbeidsdeskundige grondslag had en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres had geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de arbeidsdeskundige beoordeling, en de rechtbank vond de geduide functies geschikt voor eiseres. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4932

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.G.J. Spiekker),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. C. van den Bergh).

Procesverloop

Bij besluit van 16 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (Zw) per 17 april 2021 beëindigd, omdat eiseres op 28 december 2020 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Verweerder baseert zich hierbij op rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige.
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 18 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 8 april 2022 heeft een online zitting plaatsgevonden. Eiseres is met haar dochter
[dochter] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat en er daarom ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. Volgens eiseres miskennen de verzekeringsartsen haar medische situatie. Zij heeft - naast lichamelijke klachten - psychische klachten als gevolg van een depressie, slaapproblemen en migraine. Eiseres vindt dat de verzekeringsartsen ontoereikend hebben gemotiveerd waarom geen urenbeperking aan de orde is. De rapporten van de verzekeringsartsen zijn daarom niet zorgvuldig tot stand gekomen.
2. De beroepsgrond slaagt niet. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
3. De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Om aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, is hiervoor niet voldoende.
4. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres gesproken en onderzocht op het spreekuur. Daarnaast heeft hij de dossiergegevens, inclusief de informatie van de huisarts, betrokken in zijn beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn heroverweging de dossiergegevens bestudeerd en informatie uit de primaire beoordeling en van eiseres betrokken. Ook is hij aanwezig geweest tijdens de fysieke hoorzitting in bezwaar. De rechtbank acht deze onderzoeksactiviteiten toereikend om te concluderen dat het onderzoek van de verzekeringsarts in de bezwaarfase voldoende zorgvuldig is geweest.
5. De rechtbank ziet in de stellingen van eiseres ook geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van deze verzekeringsarts. De lichamelijke en psychische klachten van eiseres zijn onderkend. De depressie, slaapproblemen en migraine zijn, naar aanleiding van het bezwaar van eiseres, uitdrukkelijk betrokken in de herbeoordeling.
Eiseres is beperkt belastbaar geacht. Deze beperkingen zijn naar aanleiding van het bezwaar verder aangescherpt en verwerkt in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 28 oktober 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet onvoldoende steekhoudende medische argumenten om aanvullend een urenbeperking op te nemen. De aangenomen beperkingen worden toereikend geacht om tegemoet te komen aan de beperkte belastbaarheid van eiseres. De stelling van eiseres, dat vanwege haar slaapproblemen een urenbeperking noodzakelijk is, heeft zij niet met medische informatie onderbouwd. Dat er medische redenen zijn voor een urenbeperking bij werkzaamheden in een passende functie kan de rechtbank dan niet vaststellen.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen afzonderlijke gronden heeft aangevoerd tegen de arbeidsdeskundige beoordeling. Uitgaande van de juistheid van de in de FML van
28 oktober 2021 opgenomen beperkingen concludeert de rechtbank dat niet is gebleken dat de geduide functies, zonder een urenbeperking, ongeschikt zijn voor eiseres. In de arbeidskundige rapportage van 16 november 2021 is naar het oordeel van de rechtbank toereikend en inzichtelijk gemotiveerd dat de geduide functies de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden.
7. Gelet op het voorgaande, is het bestreden besluit van een deugdelijke medische en arbeidsdeskundige grondslag voorzien. Verweerder heeft op basis hiervan eiseres dan ook terecht met ingang van 28 december 2020 in staat geacht meer dan 65% te kunnen verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2022.
griffier rechter
is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.