ECLI:NL:RBMNE:2022:2988

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
UTR 21/ 4693
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een IVA-uitkering en bevestiging van een WGA-loonaanvullingsuitkering op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een IVA-uitkering. Eiseres, die lijdt aan zware lichamelijke problemen, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV om haar slechts een WGA-loonaanvullingsuitkering van 80-100% toe te kennen, in plaats van de door haar gewenste IVA-uitkering. Eiseres stelt dat haar beperkingen voortkomen uit een schildklierprobleem en dat zij niet kan werken. Ze heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 oktober 2021, waarin het UWV haar bezwaar ongegrond verklaarde.

Tijdens de zitting op 8 april 2022 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen geschil bestaat over de volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres, maar dat de vraag is of deze arbeidsongeschiktheid duurzaam is. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, met name artikel 4 van de Wet WIA, in overweging genomen en de medische rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De verzekeringsarts heeft zorgvuldig onderzoek gedaan en de rechtbank heeft geen aanleiding gevonden om aan de medische beoordeling te twijfelen. Eiseres heeft geen voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om haar standpunt te ondersteunen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4693

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.R.A. Röschlau),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: J. Swart).

Procesverloop

Bij besluit van 8 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder medegedeeld dat eiseres vanaf 15 mei 2021 een WGA-loonaanvullingsuitkering ontvangt van € 793,01 bruto per maand, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 21 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 8 april 2022 is het beroep tijdens een online zitting besproken. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet kan werken vanwege zware lichamelijke problemen. Haar beperkingen komen grotendeels voort uit een schildklierprobleem. Dit zal ook in de toekomst zo blijven. Volgens eiseres heeft een behandeling van psychosomatische klachten geen meerwaarde. Zij is daarom gestopt met het traject bij [revalidatiecentrum] . Voor een ander behandeltraject heeft zij geen geld. Eiseres stelt recht te hebben op een zogenaamde IVA-uitkering.
2. Verweerder ziet geen aanleiding voor toekenning van een IVA-uitkering, omdat eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 4 van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Verweerder baseert zich hiervoor op de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 1 september 2021 inclusief de aanvulling van 5 april 2022.
3. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is. In geschil is de vraag of de volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres op de datum in geding, te weten 15 mei 2021, moet worden geacht duurzaam te zijn.
4. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
5. Volgens rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (bijvoorbeeld de uitspraak van 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896) moet de verzekeringsarts zich een oordeel vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Hiervoor moet een inschatting worden gemaakt van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. Deze inschatting dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de medische situatie van de verzekerde op de datum in geding. Indien die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
6. De rechtbank ziet in de stellingen van eiseres, zonder nadere medische onderbouwing, geen aanknopingspunt om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling omtrent de duurzaamheid van de beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zorgvuldig onderzoek gedaan, door de dossiergegevens te bestuderen, eiseres medisch te onderzoeken en de medische informatie van fysiotherapie [revalidatiecentrum] in de beoordeling te betrekken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens in de rapportage van 1 september 2021, aangevuld op 5 april 2022, inzichtelijk en eenduidig uiteen gezet hoe zij tot haar beoordeling is gekomen. De verzekeringsarts ziet geen medische reden om de eerder bij het einde van de WIA-wachttijd vastgestelde belastbaarheid van eiseres te wijzigen. Met de geclaimde klachten is rekening gehouden en zijn beperkingen aangenomen. Deze zijn opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Voor de beperkingen die, gezien hun aard blijvend zullen zijn, is een zogenaamde fictieve FML opgesteld. Vervolgens is aan de hand van het Beoordelingskader duurzaamheid beoordeeld of deze blijvende beperkingen leiden tot een volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht verbetering van de belastbaarheid te verwachten bij eiseres. De aandoening van eiseres aan haar schouders is behandelbaar en geeft bij natuurlijk beloop ook een afname van de klachten. Ook is eiseres doorverwezen naar de internist om te bezien of de instelling van de schildklier geoptimaliseerd kan worden of dat er sprake is van andere interne problematiek. Om die reden is verbetering van de belastbaarheid niet uit te sluiten. Daarnaast kan een psychosomatische behandeling van de klachten een goed effect hebben op het leren omgaan met de klachten en verbetering van de belastbaarheid geven. Voorbeeld hiervan is een multidisciplinaire behandeling met naast lichamelijke activering onder leiding van bijvoorbeeld een fysiotherapeut (zoals bij [revalidatiecentrum] ) een ingang voor behandeling van de psychische kant van de klachten om de zogenaamde copingvaardigheden (het leren omgaan met de situatie waarin men zich bevindt) te optimaliseren. Omdat eiseres vooral lichamelijk gefixeerd is, is een dergelijke ingang nog niet gevonden.
7. De verklaring van eiseres op de zitting doet niet af aan de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dat eiseres zich niet kan vinden in de psychosomatische benadering van haar klachten, betekent niet dat deze benadering geen meerwaarde heeft. Het is de eigen keuze van eiseres geweest te stoppen met deze behandeling. Hiervoor is geen medische reden gebleken. Verder is op de zitting ook niet gebleken dat eiseres heeft gezocht naar een alternatieve behandelaar. Dat zij geen geld zou hebben voor een andere behandeling, heeft zij niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt.
8. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit van een toereikende medische grondslag is voorzien. Tegen de arbeidsdeskundige grondslag heeft eiseres geen specifieke gronden gericht, zodat de rechtbank ook geen aanleiding ziet om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Verweerder heeft eiseres op basis daarvan terecht in aanmerking gebracht voor een WGA-loonaanvullingsuitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2022.
griffier rechter
is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.