ECLI:NL:RBMNE:2022:2978

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
540622 HA RK 22-139
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechterlijke macht en de wrakingskamer; verzoeker niet-ontvankelijk verklaard

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juli 2022 uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker die de gehele rechterlijke macht en de wrakingskamer heeft gewraakt. Het wrakingsverzoek is behandeld op 8 juli 2022, waarbij de verzoeker in persoon aanwezig was. De verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek toegelicht en de rechter heeft hierop gereageerd. De verzoeker stelde dat hij niet kon vertrouwen op de onpartijdigheid van de rechter, onder andere vanwege eerdere rechterlijke dwalingen en het ontbreken van een advocaat. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat het verzoek tot wraking van de gehele rechterlijke macht niet-ontvankelijk is, omdat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen een individuele rechter. Ook het verzoek tot wraking van de wrakingskamer is niet in behandeling genomen, omdat dit evident misbruik van het wrakingsmiddel betrof.

De wrakingskamer heeft verder vastgesteld dat er geen sprake is van partijdigheid van de rechter. De rechter heeft aangegeven niet namens de gehele rechterlijke macht te spreken en dat de aanname van een psychische stoornis bij de verzoeker geen indicatie is van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedure in de hoofdzaak voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 540622 HA RK 22-139
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 22 juli 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder: [verzoeker] ),
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 juni 2022;
  • de reactie op het wrakingsverzoek van mr. M.E. Heinemann (verder: de rechter);
  • de e-mailberichten van [verzoeker] van 22 juni 2022 en 27 juni 2022;
  • de e-mail van de wrakingskamer van 28 juni 2022;
  • de vier e-mailberichten van [verzoeker] van 28 juni 2022.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 8 juli 2022 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling zijn [verzoeker] en de rechter verschenen. [verzoeker] heeft zijn wrakingsverzoek toegelicht en de rechter heeft daarop gereageerd.
1.3.
[verzoeker] heeft ter zitting de gehele rechterlijke macht en de wrakingskamer gewraakt. [verzoeker] is daarop medegedeeld dat hij in het eerste verzoek niet-ontvankelijk is. Het verzoek tot wraking van de wrakingskamer is niet in behandeling genomen, vanwege evident misbruik van het wrakingsmiddel. Hierop zal hierna nader worden ingegaan.
1.4.
De uitspraak in de wraking van de rechter is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen de rechter als behandelend rechter in de zaak met zaaknummer C/16/539176/FV RK 22-1103 (verder: de hoofdzaak). De hoofdzaak gaat over het beroep dat [verzoeker] heeft ingesteld tegen een beslissing van de klachtencommissie van Fivoor, de instelling waarbij hij gedwongen zorg ondergaat op basis van een zorgmachtiging. [1]
2.2.
[verzoeker] heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat hij er niet van uit kan gaan dat de rechter onpartijdig is omdat:
1) de rechter tijdens de zitting van 15 juni 2022 desgevraagd liet weten dat [verzoeker] bij hem een eerlijk proces zou krijgen maar op de vraag of hij daarbij namens de gehele rechterlijke macht sprak, antwoordde dat dat niet zo was. Gezien de vele rechterlijke dwalingen die in het verleden hebben plaatsgevonden, kan [verzoeker] er niet van uitgaan dat zijn procedure nu wel eerlijk en goed zal verlopen. Die rechterlijke dwalingen hebben onder andere betrekking op de Bopz [2] -uitspraken van juli 2009 en vanaf 2015/2016 tot heden op basis van een vals PBC-rapport, een vals en leugenachtig onderzoek naar aanleiding van het overlijden van zijn moeder in 2008 en verschillende valse strafrechtelijke veroordelingen;
2) zijn juridische zaak onduidelijk is;
3) hij geen advocaat heeft. [verzoeker] wil dat er twee onderhandelaars voor hem worden aangesteld, die hem kunnen adviseren over zijn verzoek om schadevergoeding en daarover kunnen onderhandelen. Ook moet er een onderhandelaar worden aangesteld namens de Staat of de Minister van Justitie;
4) hij mogelijk 57 getuigen en deskundigen wil horen in politieke gevangenschap, onder andere een aantal ministers, fractievoorzitters en rechters;
5) hij tijdens de wrakingszitting, het horen van de ministers en fractievoorzitters of tijdens de zitting van de rechter drie filmpjes wil laten zien van [A] , [B] en [C] en eventueel het filmpje van zichzelf en Vitali Feiten.
Op de zitting van 8 juli 2022 heeft [verzoeker] verder nog aangevoerd dat de rechter partijdig is omdat hij als uitgangspunt neemt dat [verzoeker] een stoornis heeft.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie vermeldt hij dat het een gegeven is dat hij als rechter niet namens de gehele rechterlijke macht spreekt. Het feit dat [verzoeker] geen advocaat heeft, heeft met de rechterlijke partijdigheid of vooringenomenheid daarnaast niets te maken. De rechter leidt uit het wrakingsverzoek af dat [verzoeker] ook meent dat hij partijdig is omdat hij niet meteen heeft toegestaan dat er 57 getuigen en deskundigen worden gehoord. Dit is echter een inhoudelijke beslissing waarover de wrakingskamer zich niet kan uitlaten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter tot slot aangevoerd dat het bestaan van een psychische stoornis uitgangspunt is in de hoofdzaak. Ook dit brengt volgens hem niet mee dat de rechtelijke onpartijdigheid in het geding is.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn als uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
De wrakingen van 8 juli 2022
3.3.
Zoals hiervoor al vermeld, heeft de wrakingskamer tijdens de zitting van 8 juli 2022 meteen beslist op de wrakingsverzoeken die [verzoeker] toen heeft gedaan. Deze beslissingen worden als volgt gemotiveerd.
3.4.
Met betrekking tot de wraking door [verzoeker] van de gehele rechterlijke macht overweegt de wrakingskamer als volgt. Uit het in 3.1. genoemde artikel 36 Rv volgt dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de zaak behandelt. Het wrakingsverzoek van [verzoeker] is echter gericht tegen de rechterlijke macht in haar geheel. [verzoeker] is in dit wrakingsverzoek daarom niet-ontvankelijk.
3.5.
[verzoeker] heeft tijdens de zitting daarnaast de wrakingskamer gewraakt. De wrakingskamer overweegt in dit verband dat [verzoeker] in zijn e-mail van 27 juni 2022 heeft aangegeven dat hij zijn wrakingsverzoek tegen de rechter eventueel wilde intrekken als de rechter en/of de wrakingskamer hem garanties/waarborgen zouden geven voor een eerlijk proces. Hij heeft daarbij tien eisen ingebracht die zijn recht op een eerlijk proces zouden moeten waarborgen, waaronder de directe beëindiging van de zorgmachtiging en dwangmedicatie, excuses van organisaties die crimineel tegenover hem hebben gehandeld zoals GGNet en de politie Oost-Achterhoek en het onder ede horen van de Ministers van Financiën, VWS en Justitie. Tijdens de zitting op 8 juli 2022 heeft [verzoeker] verklaard de wrakingskamer te zullen wraken als niet aan zijn eisen werd tegemoetgekomen. De voorzitter van de wrakingskamer heeft in reactie daarop aan [verzoeker] medegedeeld dat zijn eisen niet zouden worden ingewilligd en dat het wrakingsmiddel niet is bedoeld om onderhandelingen af te dwingen in de hoofdzaak of in de wrakingsprocedure. De wrakingskamer is tot de slotsom gekomen dat het verzoek tot wraking van de wrakingskamer slechts is ingediend omdat [verzoeker] het niet eens was met de gang van zaken tijdens de mondelinge behandeling en niet zozeer omdat hij een grond had om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de wrakingskamer. [verzoeker] heeft hiermee evident misbruik gemaakt van het recht een rechter te wraken. Om die reden heeft de wrakingskamer het verzoek niet in behandeling genomen.
De wraking van 15 juni 2022
3.6.
Van persoonlijke vooringenomenheid bij de rechter omdat hij ervan uitgaat dat [verzoeker] een psychische stoornis heeft, is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake. In de hoofdzaak moet de rechter onder andere oordelen over een beroep tegen een beslissing van de klachtencommissie van Fivoor op een klacht van [verzoeker] over de toepassing van dwangzorg. Deze dwangzorg vindt plaats op grond van een eerder door een andere rechter verleende zorgmachtiging. Een dergelijke zorgmachtiging wordt slechts verleend als er sprake is van een psychische stoornis. Dat de rechter in de hoofdzaak een stoornis aanneemt, volgt dus niet uit een persoonlijke vooringenomenheid.
3.7.
Met betrekking tot een mogelijk gerechtvaardigd vermoeden van vooringenomenheid bij de rechter overweegt de wrakingskamer het volgende.
3.8.
Uit het systeem van de rechtspraak volgt dat een rechter niet namens de gehele rechterlijke macht spreekt. Een rechter mag namelijk alleen oordelen over een aan hem voorliggende zaak en dat doet hij niet namens de gehele rechtelijke macht. Dat de rechter in de hoofdzaak heeft verklaard dat hij niet namens de gehele rechterlijke macht spreekt, levert dus geen vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan op, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt.
3.9.
[verzoeker] heeft niet onderbouwd waarom sprake zou zijn van partijdigheid bij de rechter omdat [verzoeker] geen advocaat heeft of omdat zijn juridische zaak onduidelijk is voor hem. Ook overigens valt niet in te zien op welke wijze het ontbreken van een advocaat aan de zijde van [verzoeker] tot het aannemen van partijdigheid bij de rechter zou kunnen leiden.
3.10.
Niet is gebleken dat de rechter geweigerd heeft om getuigen te horen of filmpjes te bekijken. Als dit al het geval zou zijn geweest, dan is een dergelijke weigering bovendien een procesbeslissing. Van dergelijke beslissingen kan de juistheid niet door de wrakingskamer worden getoetst; het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich daartegen.
3.11.
Dat [verzoeker] filmpjes wenst(e) te laten zien tijdens de wrakingszitting of tijdens het horen van de ministers en fractievoorzitters, heeft geen betrekking op de overtuiging of het gedrag van de rechter. Alleen al om deze reden kan dit niet leiden tot de conclusie dat sprake is van voorningenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan van de rechter jegens [verzoeker] .
3.12.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
verklaart [verzoeker] in zijn verzoek tot wraking van de hele rechterlijke macht niet-ontvankelijk;
4.3.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan [verzoeker] , de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.4.
bepaalt dat de procedure van met zaaknummer C/16/539176/FV RK 22-1103 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, en mr. A.F. Hermans en
mr. M.M. Janssen - Witteveen als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R. Dijkman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2022.
de griffier de voorzitter
de griffier is buiten staat deze
beslissing te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Ingevolge de Wet verplichte zorg ggz (Wvggz).
2.Uitspraken op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). Deze wet is per 1 januari 2020 vervangen door de Wvggz.