Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 augustus 2021 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
2.2. Waar gaat het in deze zaak over?
3.De beoordeling van de vorderingen
3.9. [eiser sub 1] heeft de [straat 2] echter wel aan derden verhuurd, zonder dat hij daarvoor toestemming had gekregen van Aegon. Aegon heeft [eiser sub 1] op 24 oktober 2019 laten weten dat zij een onderzoek instelt, omdat de hypotheekaanvraag voor de [straat 2] niet overeenkomt met de werkelijke situatie. Aegon laat weten dat in de hypotheekaanvraag is vermeld dat de bovenwoning zou worden verkocht, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval is of zal zijn. Ook meent Aegon dat het onlogisch is dat is vermeld dat de bovenwoning zou worden verkocht, omdat de hypothecaire geldlening kort daarvoor is overgesloten van ING Bank naar MUNT Hypotheken. Tot slot schrijft Aegon dat in de hypotheekaanvraag is vermeld dat de [straat 2] is aangekocht voor eigen bewoning en niet voor de verhuur. Na onderzoek heeft Aegon geconstateerd dat [eiser sub 1] nog staat ingeschreven op het adres van de bovenwoning en dat een bedrijf van een derde is ingeschreven op het adres van de [straat 2] . Aegon vermoedde daarom dat de [straat 2] was gekocht voor de verhuur. Na [eiser sub 1] gehoord te hebben, heeft Aegon bij brieven van 9 en 10 januari 2020 de financiering beëindigd en geldlening in het geheel opgeëist.
[eiser sub 1] heeft aan [gedaagde sub 1] opdracht gegeven tot het geven van advies over hypothecaire financiering voor de aankoop van de [straat 2] en tot bemiddeling bij de hypothecaire geldlening met Aegon daarvoor. Door bemiddeling van [gedaagde sub 1] is die geldlening tot stand gekomen. [eiser sub 1] heeft de [straat 2] verhuurd in strijd met de voorwaarden van de geldlening van Aegon. Aegon heeft de lening beëindigd en opgeëist. [eiser sub 1] heeft een andere financiering moeten regelen en boeterente aan Aegon moeten betalen.
Indien [gedaagde sub 1] inderdaad die aanname deed, dan lag het op haar weg, als opdrachtnemer/financiëledienstverlener, om bij [eiser sub 1] te verifiëren wat zijn plannen waren. Dat [gedaagde sub 1] dat heeft nagevraagd is gesteld noch gebleken.
3.21. Ook juist vanwege de herfinanciering van de boven- en de benedenwoning had [gedaagde sub 1] als opdrachtnemer/financiëledienstverlener [eiser sub 1] er schriftelijk (of langs elektronische weg) uitdrukkelijk op moeten wijzen dat het verkrijgen van de financiering van Aegon mogelijk was, mits hij de [straat 2] zelf zou bewonen en dat het alleen na schriftelijke toestemming van Aegon was toegestaan om de [straat 2] te verhuren. [gedaagde sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij [eiser sub 1] op deze voorwaarden heeft gewezen.
[eiser sub 1] spreekt [gedaagde sub 2] niet aan in diens hoedanigheid van bestuurder van [gedaagde sub 1] .
[gedaagde sub 1] exploiteerde het hypotheekadvieskantoor. [gedaagde sub 2] was indirect bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde sub 1] en de enige die daar werkzaam was. [gedaagde sub 2] heeft [eiser sub 1] geadviseerd op het kantoor van [gedaagde sub 1] en als aldaar werkzame persoon. [gedaagde sub 2] was daarom de hulppersoon van [gedaagde sub 1] bij de totstandkoming en de uitvoering van de overeenkomst met [eiser sub 1] . [eiser sub 1] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit hij heeft mogen afleiden dat [gedaagde sub 2] zelf als opdrachtnemer ten opzichte van hem optrad. Daarom rekent de rechtbank de fouten die [gedaagde sub 2] heeft gemaakt (onvoldoende adviseren, onjuist invullen van het aanvraagformulier bij Aegon en het niet attenderen op het verhuurverbod in de offerte van Aegon) toe aan [gedaagde sub 1] .
Als de opdrachten van [eiser sub 1] zouden worden weggedacht, leveren de fouten die [gedaagde sub 2] heeft gemaakt geen onrechtmatige daad op tegenover [eiser sub 1] . De fouten die [gedaagde sub 2] heeft gemaakt zijn ook niet zodanig ernstig dat hijzelf op grond van artikel 6:162 BW voor de schade aansprakelijk kan worden gehouden, naast [gedaagde sub 1] als opdrachtnemer.
De rechtbank gaat ook hier niet in mee. [eiser sub 1] heeft niet onderbouwd gesteld dat hij de opdracht aan [gedaagde sub 1] heeft verstrekt omdat hij wilde dat [gedaagde sub 2] de opdracht persoonlijk zou uitvoeren. [eiser sub 1] kende [gedaagde sub 2] voorafgaand aan het verlenen van de opdracht niet. Juist omdat [gedaagde sub 2] de enige werkzame persoon bij [gedaagde sub 1] is, kan niet worden gezegd dat [eiser sub 1] de opdracht aan [gedaagde sub 1] heeft verstrekt alleen vanwege de persoon van [gedaagde sub 2] .
De stellingen van [eiser sub 1] dat [gedaagde sub 2] hem daarover geruststelde door te zeggen dat wel vaker, ondanks een verhuurverbod de verhypothekeerde woning niet voor eigen gebruik werd aangewend, maar werd verhuurd, respectievelijk dat [gedaagde sub 1] c.s. wel voor toestemming van Aegon zou zorgen, overtuigen de rechtbank niet. [gedaagde sub 1] c.s. betwist die stellingen. [eiser sub 1] heeft niet gespecificeerd bij welke gelegenheden [gedaagde sub 2] een en ander heeft gezegd. Vooral toen in het concept voor de hypotheekakte met Aegon het verhuurverbod (wederom) was opgenomen en er geen bericht voorlag dat Aegon met verhuur zou instemmen, had van [eiser sub 1] mogen worden verwacht dat hij daarover navraag bij [gedaagde sub 1] zou doen. Dat en op welke wijze [eiser sub 1] zodanige navraag heeft gedaan, heeft [eiser sub 1] niet gesteld en is evenmin gebleken. [eiser sub 1] is zelf aanwezig geweest bij de notaris bij het verlijden van de hypotheekakte, waarin het verhuurverbod ook is opgenomen. Kennelijk heeft [eiser sub 1] ook toen daarover geen opmerking gemaakt. De rechtbank vindt dat van [eiser sub 1] in ieder geval op dat moment had mogen worden verwacht dat hij hierover vragen zou stellen. Als hij in de veronderstelling verkeerde dat Aegon de verhuur van de [straat 2] zou goedkeuren of daarvoor al toestemming had verleend, lag het op zijn weg om te vragen naar een bevestiging daarvan voordat hij akkoord ging met het verhuurverbod in de hypotheekakte. Maar dat heeft [eiser sub 1] kennelijk niet gedaan.
[eiser sub 1] had de [straat 2] als een beleggingspand gekocht. [gedaagde sub 1] c.s. stelt zelf dat de verhuur van de [straat 2] voor [eiser sub 1] lucratief was. Verkoop ligt dan niet in de rede. Bovendien heeft [eiser sub 1] voldoende gemotiveerd aangetoond dat de schade hoger zou zijn als hij de [straat 2] zou hebben verkocht. De verkoopprijs van de [straat 2] zou lager uitvallen, omdat de woning in verhuurde staat was. In die omstandigheden had van [eiser sub 1] niet mogen worden verwacht dat hij de [straat 2] zou verkopen.
Schade die voor vergoeding in aanmerking komt
4. De beslissing
24 augustus 2022voor uitlating door partijen bij akte over de hoogte van de schade als bedoeld in 3.41. tot en met 3.43., om te beginnen door [eiser sub 1] ;