ECLI:NL:RBMNE:2022:2961

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
UTR 21/3480 V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake tijdige beslissing op bezwaar door college van burgemeester en wethouders

Op 25 juli 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een verzetzaak van opposante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. Opposante had beroep ingesteld omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] niet tijdig had beslist op haar bezwaar. De rechtbank had op 7 oktober 2021 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposante niet binnen een redelijke termijn in beroep was gegaan. Opposante stelde echter dat het college op 1 oktober 2021 al een beslissing had genomen op haar bezwaar, wat de rechtbank niet had erkend.

Tijdens de zitting op 24 juni 2022 heeft de rechtbank het verzet behandeld. De rechtbank concludeerde dat de eerdere uitspraak onterecht was, omdat er wel degelijk een reëel besluit was genomen door het college. Het verzet werd gegrond verklaard, wat betekende dat de eerdere uitspraak verviel. Normaal gesproken zou de rechtbank het onderzoek hervatten, maar opposante had op 27 juni 2022 haar beroep tegen het niet tijdig beslissen ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] veroordeeld in de proceskosten van opposante, vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed, in aanwezigheid van griffier M. van der Knijff, en is openbaar uitgesproken op 25 juli 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3480 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2022 op het verzet van

[opposante] , gevestigd te [woonplaats] , opposante

(gemachtigde: mr. P.J.G. Poels).

Procesverloop

1. Opposante heeft bij de rechtbank beroep ingesteld omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar.
2. Bij uitspraak van 7 oktober 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
3. Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
4. De rechtbank heeft het verzet op 24 juni 2022 op zitting behandeld. Opposante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.A.L. van Puttelaar.

Overwegingen

5. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposante niet binnen een redelijke termijn in beroep is gegaan.
6. Opposante voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat het college op 1 oktober 2021, dus vóór de uitspraak van de rechtbank, een beslissing heeft genomen op haar bezwaar. Die beslissing op bezwaar is op 1 oktober 2021 ook door het college naar de rechtbank gestuurd. De rechtbank heeft daarom ten onrechte op 7 oktober 2021 een uitspraak gedaan over het beroep niet tijdig beslissen.
7. Uit wat opposante heeft aangevoerd, volgt dat de rechtbank ten onrechte een uitspraak op het beroep niet tijdig beslissen heeft gedaan, terwijl er al een reëel besluit was genomen.
8. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt.
9. Normaal gesproken hervat de rechtbank na het vervallen van een buiten-zittinguitspraak het onderzoek in de stand waarin dat zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan. In dit geval heeft opposante op 27 juni 2022 echter (voortijdig) het beroep tegen het niet tijdig beslissen ingetrokken, met een verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank zal dit verzoek om een proceskostenveroordeling nog afzonderlijk behandelen.
10. De rechtbank veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] in de door opposante gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] in de proceskosten van opposante tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.