Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Wat is er in deze zaak gebeurd?
(…) 4.1 (…) Vorig jaar hebben wij aangepaste werkzaamheden gegeven voor thuis op de computer. Door te weinig kennis blijkt dit niet haalbaar. Januari 2022 aangepaste werkzaamheden op buitenterrein. 1/2 dag geweest daarna weer toename klachten en heeft de heer [verzoeker] aangegeven dat hij hierdoor geen auto meer kan rijden. Dus niet naar kantoor/buitenterrein kan komen.
Helaas kan ik dat niet hopenlijk wordt na de mri scan meer duidelijk wat en hoe verder gr [verzoeker]”.
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
(…) Na dit gesprek met [verzoeker] , heb ik, op verzoek van [verweerder] , [verzoeker] ontslag op staande voet gegeven. De heer [verweerder] zat zelf vast op een beurs en was bang dat het ontslag op staande voet anders niet onverwijld genoeg zou zijn. Op verzoek van [verweerder] vertel ik [verzoeker] dat hij alles even kan laten bezinken en dan aanstaande vrijdag om 13:00 uur een gesprek met zijn werkgever in [vestigingsplaats] heeft.(…)”. [verzoeker] heeft de inhoud van dit gesprek met [B] onvoldoende gemotiveerd betwist. De enkele stelling dat het ontslag op 1 april 2022 is gegeven, is niet genoeg. Bovendien is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat [verzoeker] zich niet goed meer kan herinneren wat [B] die avond tegen hem heeft gezegd. De kantonrechter stelt daarom vast dat het ontslag op staande voet de avond van 30 maart 2022 is gegeven. Dat is dezelfde avond dat [verweerder] op de hoogte is gesteld van de dringende reden. Het is dus een onverwijld gegeven ontslag.