ECLI:NL:RBMNE:2022:296

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
16.289332-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door snelheidsovertreding in Lelystad

Op 2 februari 2022 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige man uit Lelystad, die op 29 november 2019 een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met een snelheid tussen de 102 en 139 kilometer per uur op de Larserdreef, waar de maximumsnelheid 70 kilometer per uur is. Bij het ongeval kwamen een 67-jarige man en zijn 4-jarige kleinzoon om het leven, terwijl de echtgenote van de man zwaar gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ernstig tekortgeschoten is in de voorzichtigheid die van een bestuurder mag worden verwacht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en een rijontzegging van 4 jaar. De rechtbank concludeerde dat het rijgedrag van de verdachte als onvoorzichtig en onoplettend moet worden aangemerkt, wat leidt tot schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank hield rekening met de ernstige gevolgen van het ongeval voor de nabestaanden en de emotionele impact die dit heeft gehad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.289332-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de ter zitting voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaring van nabestaande [nabestaande 1] .

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 29 november 2019 in Lelystad als bestuurder van een personenauto, rijdende over de Larserdreef, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden gedood en [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, door
- te rijden met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden;
- niet of onvoldoende te (blijven) letten op het direct voor hem gelegen weggedeelte;
- zich niet, niet tijdig of onvoldoende ervan te vergewissen dat de bestuurder van een personenauto (Toyota Aygo) doende was de Larserdreef - gezien verdachtes rijrichting van rechts naar links - over te steken;
- ter hoogte van de kruising de snelheid van zijn auto niet zodanig te regelen dat hij zijn auto tijdig tot stilstand kon brengen;
- tegen voornoemde Toyota Aygo te botsen;
subsidiair
op 29 november 2019 in Lelystad als bestuurder van een personenauto gevaar op de weg heeft veroorzaakt, althans het verkeer heeft gehinderd door
- te rijden met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden;
- niet of onvoldoende te (blijven) letten op het direct voor hem gelegen weggedeelte;
- zich niet, niet tijdig of onvoldoende ervan te vergewissen dat de bestuurder van een personenauto (Toyota Aygo) doende was de Larserdreef - gezien verdachtes rijrichting van rechts naar links - over te steken;
- ter hoogte van de kruising de snelheid van zijn auto niet zodanig te regelen dat hij zijn auto tijdig tot stilstand kon brengen;
- tegen voornoemde Toyota Aygo te botsen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, in die zin dat het verkeersongeval waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden gedood en [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen
,heeft plaatsgevonden ten gevolge van
zeer onvoorzichtig en onoplettendhandelen van verdachte als verkeersdeelnemer.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe gesteld dat geen sprake is geweest van schuld in de zin van roekeloos handelen dan wel zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.
Indien de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen acht, dient schuld te worden aangenomen in de lichtste gradatie, te weten aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 29 november 2019 vond op de Larserdreef in de gemeente Lelystad, op de kruising met het Delfland, een verkeersongeval plaats [2] waarbij een personenauto, een witte Land Rover (type Land Rover), een andere personenauto, een rode Toyota Aygo, heeft aangereden. [3]
De Larserdreef en het Delfland zijn gelegen binnen de bebouwde kom van Lelystad. De Larserdreef is een voorrangsweg [4] die bestaat uit twee rijbanen met ieder twee rijstroken. De rijbanen zijn van elkaar gescheiden middels een grasberm van ongeveer 10 meter. Tussen de rijbanen bevindt zich een opstelstrook waar verkeer dat deze weg oversteekt, kan voorsorteren. De toegestane maximumsnelheid op de Larserdreef is 70 kilometer per uur. [5] Het ongeval had plaatsgevonden op het T-kruispunt van de Larserdreef en Delfland. [6] Het ongeval vond plaats omstreeks 18.18 uur. [7] De straatverlichting was in werking en het wegdek was droog. [8]
De Land Rover reed over een recht weggedeelte van de Larserdreef [9] , komende uit de richting Middendreef en gaande in de richting Westerdreef. De Toyota reed over het Delfland in de richting van de kruising met de Larserdreef en wilde, aangekomen bij deze kruising, linksaf slaan. De Toyota trok vanuit stilstand op en reed de Larserdreef op. De Land Rover botste met de voorzijde tegen de linkerzijde van de Toyota. Door de aanrijding draaide de Toyota links om zijn as. [10] De Toyota werd van de plaats van de aanrijding over een afstand van ongeveer 17,3 meter zijwaarts naar rechts verplaatst en had zware schade aan de linkerzijde, vanaf de B-stijl richting achterzijde. [11]
Getuige [getuige 1] reed over de Larserdreef en werd ongeveer 50 meter voor de kruising met het Delfland door een witte Land Rover ingehaald. De Land Rover flitste voorbij en de getuige verklaart dat het leek of zij stil stond in vergelijking met de Land Rover. Zij schatte de snelheid van de Land Rover tussen 100 en 120 kilometer per uur. Zij zag dat een kleine rode auto, komend uit het Delfland (de rechtbank begrijpt: de Toyota Aygo), de rijbaan van de Larserdreef overstak en keihard werd aangereden door de Land Rover. Zij zag dat het bestuurdersportier van de rode auto openklapte en dat de bestuurder levenloos en half uit de auto hing. Zij zag ook dat een kind uit deze auto werd geslingerd en op de rijbaan terecht kwam van het verkeer in tegengestelde richting. [12]
Getuige [getuige 2] reed achter de Toyota Aygo en heeft het ongeluk zien gebeuren. De Toyota reed de Larserdreef op, richting de opstelstrook in de middenberm. Toen de Toyota reed ter hoogte van rijstrook 1, vanaf de middenberm gezien, zag de getuige plotseling een witte Land Rover van links komen op rijstrook 1 [13] . De Land Rover kwam uit het niets en reed in een flits voorbij; naar het gevoel van de getuige – die de situatie ter plaatse kent – reed de Land Rover 120 kilometer per uur. [14]
Getuige [getuige 3] reed over de Larserdreef, in dezelfde richting als de witte Land Rover. Hij heeft gezien dat de bestuurder van de rode auto (de rechtbank begrijpt: de Toyota Aygo) naar links en naar rechts heeft gekeken voor hij de kruising op reed. [15] Hij schat de snelheid van de Land Rover boven de 100 kilometer per uur; op het moment dat de Land Rover hem inhaalde, voelde hij dat zijn auto door de luchtverplaatsing een zijdelingse beweging maakte. [16]
De airbagmodule van de Land Rover is uitgelezen. [17] Uit dit onderzoek is gebleken dat de hoogste snelheid van de Land Rover op ongeveer 3 seconden voor de aanrijding was geregistreerd op 139,78 kilometer per uur en dat het voertuig op het moment van impact een snelheid had van 102,34 kilometer per uur. [18] Om deze botssnelheid te toetsen, is door de Forensische Opsporing een computersimulatie gemaakt, gebaseerd op reële invoerparameters. Daaruit is gebleken dat een snelheid van de Land Rover van 102 kilometer per uur en van de Toyota Aygo van 17 kilometer per uur resulteren in een vergelijkbare uitloopbeweging en deformatie als de daadwerkelijke uitloopbeweging. De uitkomst van dit onderzoek is dat er geen reden is te twijfelen aan de juistheid van de door de airbagmodule geregistreerde botssnelheid en andere geregistreerde snelheden.
Met een tweede computersimulatie is beoordeeld of de beslissing van de bestuurder van de Toyota om over te steken een voorrangsfout is geweest of dat de (veel) te hoge snelheid van de bestuurder van de Land Rover de oorzaak was voor het ontstaan van het ongeval. Uit deze tweede computersimulatie is gebleken dat de bestuurder van de Toyota Aygo ruim voldoende tijd had gehad om de middenberm te bereiken wanneer de bestuurder van de Land Rover zich had gehouden aan de maximumsnelheid van 70 kilometer per uur. [19]
Verdachte [verdachte] was de bestuurder van de Land Rover. [20]
[slachtoffer 1] was de bestuurder van de Toyota Aygo [21] . Hij is ten gevolge van het verkeersongeval overleden. [22] De aard van het letsel betrof een nekfractuur. [23]
[slachtoffer 2] , de 4-jarige kleinzoon van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , zat ten tijde van het ongeval achter in de Toyota, achter de passagiersstoel. [24] Hij is ten gevolge van het verkeersongeval overleden. [25] Door het snijdend geweld van het ongeval in de hals is zijn hoofd van de romp gescheiden. [26]
[slachtoffer 3] , echtgenote van [slachtoffer 1] , zat ten tijde van het ongeval naast haar echtgenoot op de passagiersstoel in de Toyota. [27] Ten gevolge van het ongeval heeft zij onder meer het volgende letsel opgelopen: een hersenbloeding, twee wervelfracturen, een bloeding in de bijnier links en open wonden op de rechterhand en de linkervoet. [28]
Verdachte wist dat de maximaal toegestane snelheid op de Larserdreef 70 kilometer per uur bedraagt. Hij heeft verklaard dat hij niet op zijn snelheid heeft gelet en dat hij te hard heeft gereden. [29]
Bewijsoverwegingen
Vast staat dat verdachte op 29 november 2019 in Lelystad als bestuurder van een personenauto (Range Rover), daarmee rijdend over de Larserdreef, een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij hij een van rechts komende personenauto heeft aangereden, ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] (bestuurder van de aangereden auto) en zijn kleinzoon [slachtoffer 2] (passagier in deze auto) zijn komen te overlijden en [slachtoffer 3] (bijrijder van deze auto) zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Ten aanzien van de vraag of het handelen van verdachte schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 oplevert, overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van vaste jurisprudentie gaat het bij de vaststelling of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van deze gedragingen en de overige omstandigheden van het geval. Vastgesteld dient te worden of verdachte verwijtbaar heeft gehandeld. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. De schuld heeft geen betrekking op de relatie tussen het gedrag en de dood of het letsel van een of meer slachtoffers. Dat betekent dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het handelen, kan worden vastgesteld dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte met een snelheid tussen 102 kilometer per uur en 139 kilometer per uur heeft gereden over de Larserdreef in Lelystad, terwijl op deze weg een maximumsnelheid geldt van 70 kilometer per uur en verdachte daarvan op de hoogte was. Zicht en wegdek waren goed, verdachte was zowel met de verkeerssituatie ter plaatse als met het door hem bestuurde voertuig volledig vertrouwd. Door met deze extreme(immers: bijna twee keer de toegestane) snelheid te rijden en de kruising van de Larserdreef met het Delfland te naderen, heeft verdachte niet meer kunnen anticiperen op het oversteken van de Larserdreef door de Toyota Aygo, die (vanuit het gezichtspunt van verdachte) van rechts vanuit stilstand de Larserdreef is opgereden richting de opstelstrook tussen de beide rijstroken van deze weg. Dat had verdachte wel moeten (kunnen) doen. Hoewel in beginsel de bestuurder die een voorrangsweg oprijdt het op die weg rijdende verkeer voorrang moet verlenen, mocht verdachte onder deze omstandigheden niet verwachten dat die bestuurder van de Toyota Aygo de snelheid van verdachte goed zou (kunnen) inschatten en verdachte vrije doorgang zou verlenen. Het is verdachte geweest die, zonder enige noodzaak of aanleiding, met een veel te hoge snelheid de kruising is genaderd en (daardoor) zijn auto niet zodanig onder controle heeft gehouden dat hij tijdig zijn auto tot stilstand had kunnen brengen, althans voldoende had kunnen remmen teneinde een aanrijding te voorkomen. Gebleken is dat indien verdachte zich aan de maximumsnelheid had gehouden, de bestuurder van de Toyota Aygo ruim voldoende tijd zou hebben gehad om veilig de middenberm te bereiken. De bestuurder van de Toyota heeft dit ongeval dus nooit kunnen voorkomen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ernstig is tekortgeschoten in de voorzichtigheid die van bestuurders van personenauto’s mag worden verwacht, met als gevolg een ernstig verkeersongeval waarbij twee doden en een zwaargewonde zijn te betreuren.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en -overwegingen is de rechtbank van oordeel dat het rijgedrag van verdachte moet worden aangemerkt als
zeeronvoorzichtig en/of onoplettend. Dit betekent dat sprake is van schuld als bedoeld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zodat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen. Aangezien de snelheid van verdachte zodanig hoog en van wezenlijke invloed was op het ontstaan van het ongeval, acht de rechtbank tevens de strafverzwarende omstandigheid van (het ten tijde van het ongeval geldende) artikel 175, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair:
op 29 november 2019 te Lelystad als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, te weten de Larserdreef en de kruising van de Larserdreef met het Delfland, komende uit de richting van de Middendreef en gaande in de richting van de Westerdreef, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en/of onoplettend
- met een zeer hoge snelheid, te weten een snelheid gelegen tussen 102 kilometer per uur en 139 kilometer per uur, althans met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 70 kilometer per uur en gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en
- zich er daarbij niet, althans niet tijdig en in onvoldoende mate van te vergewissen dat de bestuurder van een Toyota Aygo, te weten [slachtoffer 1] , doende was voornoemde Larserdreef - gezien verdachtes rijrichting van rechts naar links - over te steken en
- ter hoogte van voornoemde kruising, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig te regelen dat hij, verdachte, in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand die hij, verdachte, kon overzien en waarover de weg vrij was en
- vervolgens tegen voornoemde Toyota Aygo te botsen,
waardoor een ander te weten [slachtoffer 1] (zijnde bestuurder van de Toyota Aygo) werd gedood en [slachtoffer 2] (zijnde passagier van de Toyota Aygo) werd gedood en [slachtoffer 3] (zijnde bijrijder van de Toyota Aygo) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenbloeding en wervelfracturen en een bloeding in de bijnier en (open) wonden op de hand en voet werd toegebracht, terwijl het feit is veroorzaakt door in ernstige mate de maximumsnelheid te overschrijden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl het feit is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het volgen van de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
- een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen van 5 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, bepleit aan verdachte een taakstraf op te leggen in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, beide voor een door de rechtbank te bepalen duur. De raadsman heeft voorts gesteld dat ook het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf een mogelijkheid kan zijn.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft een verkeersongeval met zeer ernstige gevolgen veroorzaakt. Hij heeft met een bijna twee keer zo hoge snelheid als was toegestaan gereden op een voor hem bekende weg, de Larserdreef, waarvan hij weet dat er meerdere zijstraten op uitkomen, van waaruit andere verkeersdeelnemers (vanuit stilstand) de weg kunnen oversteken. Verdachte was volledig bekend met de verkeerssituatie ter plaatse. Het wegdeel waarop het ongeval plaats vond, beslaat slechts een beperkte afstand tussen twee rotondes. Accelereren op zo’n in afstand beperkt wegdeel is in zoverre nutteloos, een eventueel met inhalen en versnellen te boeken tijdwinst is verwaarloosbaar klein, omdat men immers al snel toch weer moet afremmen voor de volgende rotonde. Verdachte heeft er desondanks voor gekozen om op dat wegdeel het gaspedaal wel flink in te trappen, waarmee hij – gelet op het type voertuig waarin hij reed - in zeer korte tijd een enorme snelheid bereikte. Hiervan was verdachte, die immers vertrouwd was met het door hem bestuurde voertuig, op de hoogte. Hij heeft kennelijk enkel (excessief) versneld omwille van het versnellen. Er bestond voor verdachte ook geen enkele noodzaak of legitieme reden om de toegestane snelheid zo extreem te overschrijden, terwijl hij andere weggebruikers daarmee in groot gevaar heeft gebracht. Door zijn handelen hadden de inzittenden van de Toyota geen schijn van kans om het ongeval te vermijden, terwijl het ongeval niet had plaatsgevonden als verdachte zich aan de toegestane snelheid zou hebben gehouden. De rechtbank rekent dat verdachte zeer aan.
Ten gevolge van dit ongeval hebben de heer [slachtoffer 1] en zijn 4-jarige kleinzoon [slachtoffer 2] het leven verloren en is mevrouw [slachtoffer 3] , echtgenote van de heer [slachtoffer 1] en oma van [slachtoffer 2] , zwaar gewond geraakt.
Aan de nabestaanden is onherstelbaar leed toegebracht. Dergelijk leed is van een diepte die zich met woorden eigenlijk niet laat beschrijven. De rechtbank noemt hierbij in het bijzonder mevrouw [slachtoffer 3] die, naast zelf zwaar gewond te zijn geraakt, haar echtgenoot en haar kleinzoon heeft verloren en ook de heer [nabestaande 1] en mevrouw [nabestaande 2] , die hun (schoon)vader en hun kind hebben verloren. Uit de door [nabestaande 1] ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring is nadrukkelijk naar voren gekomen welk intens verdriet de nabestaanden is toegebracht en welke impact het gemis van hun dierbaren op hun leven heeft.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
De rechtbank houdt rekening met een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 13 december 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit maar dat wel (nog zeer recent, in 2021) veroordelingen van verdachte hebben plaatsgevonden door de kantonrechter ter zake verkeersovertredingen. Verdachte heeft ter zitting op emotionele wijze zijn spijt betuigd aan de nabestaanden.
De rechtbank houdt voorts rekening met de inhoud van een rapport van Reclassering Nederland te Utrecht van 30 september 2021.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, zoals hiervoor is omschreven. De rechtbank let daarnaast op straffen die in soortgelijke strafzaken door rechters zijn opgelegd. Ten slotte houdt de rechtbank rekening met de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. Gelet op al die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere dan een vrijheidsbenemende straf kan worden volstaan.
De rechtbank stelt voorop dat geen enkele strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, de gevolgen van verdachtes handelen ongedaan kan maken. Strafoplegging dient bovendien plaats te vinden, niet alleen met inachtneming van de (in dit geval fatale) gevolgen van de gedragingen van verdachte, maar ook en vooral afgezet te worden tegen de ernst van deze gedragingen en de mate van schuld van verdachte. Wat dit laatste betreft gaat de rechtbank uit van een zeer hoge mate van schuld in de vorm van zeer onvoorzichtig en/of onoplettend handelen.
De rechtbank ziet ambtshalve aanleiding het volgende te overwegen met betrekking tot het recht op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Blijkens vaste jurisprudentie bedraagt de redelijke termijn van berechting een periode van 24 maanden. De termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden is aangevangen op 29 november 2019. Dat is de datum waarop verdachte is aangehouden en in verzekering is gesteld en aan welke handelingen hij in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen hem zou instellen. De termijn eindigt op 2 februari 2022. Dat is de datum van dit vonnis. Dit betekent dat de termijn waarbinnen verdachte is berecht in totaal ruim 26 maanden bedraagt.
Het voorgaande betekent dat sprake is van een (zeer) beperkte overschrijding van de redelijke termijn van berechting met 2 maanden en enkel dagen. De rechtbank acht deze overschrijding dermate gering dat dit geen invloed dient te hebben op de hoogte van de straf en er wordt volstaan met voornoemde constatering.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank aanleiding tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren.
De tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak reeds in verzekering heeft doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering worden gebracht. De rechtbank ziet, mede gelet op het opleggen van voornoemde onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen en ook gelet op het tijdsverloop, geen aanleiding tot het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
-
ontzegtverdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren.
- bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest.
Dit vonnis is gewezen door W.S. Ludwig, voorzitter, mrs. A.M. Loots en M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 februari 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat hij:
op of omstreeks 29 november 2019, te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, te weten de Larserdreef en/of de kruising van de Larserdreef met het Delfland, komende uit de richting van de Middendreef en gaande in de richting van de Westerdreef, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • met een (zeer) hoge snelheid, te weten een snelheid gelegen tussen 102 kilometer per uur en 139 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 70 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en/of
  • (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate te letten en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg en/of
  • zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van te vergewissen dat de bestuurder van een Toyota Aygo, te weten [slachtoffer 1] , doende was voornoemde Larserdreef en/of de kruising van de Larserdreef met het Delfland - gezien verdachtes (rij)richting van rechts naar links - over te steken, althans die zich (daartoe) op de Larserdreef bevond en/of
  • ter hoogte van voornoemde kruising, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig te regelen dat hij, verdachte, in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand die hij, verdachte, die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
  • (vervolgens) tegen voornoemde Toyota Aygo te botsen en/of te rijden,
waardoor een ander te weten [slachtoffer 1] (zijnde bestuurder van de Toyota Aygo), werd gedood en/of [slachtoffer 2] (zijnde passagier van de Toyota Aygo), werd gedood en/of [slachtoffer 3] (zijnde bijrijder van de Toyota Aygo), zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenbloeding en/of een of meerdere wervelfracturen en/of een bloeding in de bijnier en/of (open) wonden op de hand en/of voet, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt door in ernstige mate de maximumsnelheid te overschrijden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 29 november 2019, te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Larserdreef en/of de kruising van de Larserdreef met het Delfland, komende uit de richting van de Middendreef en gaande in de richting van de Westerdreef,
  • met een (zeer) hoge snelheid, te weten een snelheid gelegen tussen 102 kilometer per uur en 139 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 70 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was heeft gereden en/of
  • (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg en/of
  • zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van heeft vergewist dat de bestuurder van een Toyota Aygo, te weten [slachtoffer 1] , doende was voornoemde Larserdreef en/of de kruising van de Larserdreef met het Delfland - gezien verdachtes (rij)richting van rechts naar links - over te steken, althans die zich (daartoe) op de Larserdreef bevond en/of
  • ter hoogte van voornoemde kruising, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand die hij, verdachte, die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
  • (vervolgens) tegen voornoemde Toyota Aygo is gebotst en/of gereden,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij na te noemen, in de wettelijke vorm door politie Midden-Nederland opgemaakte processen-verbaal, telkens met nummer PL0900-2019358033:
2.Pagina 9
3.Pagina 4
4.Pagina FD11
5.Pagina FD15
6.Pagina FD14
7.Pagina 9
8.Pagina FD15
9.Pagina FD15
10.Pagina FD11
11.Pagina FD22
12.Pagina 37
13.Pagina 48
14.Pagina 49
15.Pagina 34
16.Pagina 35
17.Pagina FD141
18.Pagina FD143
19.Pagina FD160
20.Pagina 88
21.Pagina 12
22.Pagina FD57
23.Pagina FD68
24.Pagina 59
25.Pagina FD40
26.Pagina FD54
27.Pagina 59
28.Pagina’s 63 en 64: geschriften, te weten: een geneeskundige verklaring van 29 november 2019 en een brief van Amsterdam UMC van 30 december 2019, beide betrekking hebbend op [slachtoffer 3]
29.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 19 januari 2022