ECLI:NL:RBMNE:2022:2954

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
9634239 UC EXPL 22-451
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en verborgen gebreken bij isolatieplaten met vervangende schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vordert de eisende partij, bestaande uit twee eisers, vervangende schadevergoeding van de gedaagde partij, bestaande uit twee gedaagden, vanwege gebreken in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De eisende partij had op 30 november 2015 een overeenkomst gesloten met de gedaagde partij voor werkzaamheden aan hun woning, waaronder het aanbrengen van isolatieplaten op het dak. Na de oplevering in 2016 werd in juli 2020 schade aan het stucwerk geconstateerd, wat leidde tot een onderzoek door een externe partij. Dit onderzoek concludeerde dat de isolatieplaten ondeugdelijk waren bevestigd, wat resulteerde in schade aan het stucwerk. De eisende partij vorderde een schadevergoeding van € 8.451,85, plus expertisekosten en buitengerechtelijke incassokosten.

De gedaagde partij betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat de schade was veroorzaakt door werkzaamheden van een dakdekker in 2020. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een verborgen gebrek, aangezien de isolatieplaten niet op de juiste wijze waren bevestigd, wat niet door de eisende partij kon worden ontdekt bij de oplevering. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde partij tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat er een causaal verband bestond tussen de tekortkoming en de schade. De vordering tot vervangende schadevergoeding werd toegewezen, evenals de expertisekosten en de buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij werd ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9634239 UC EXPL 22-451 CMR/51145
Vonnis van 22 juni 2022
inzake

1.[eiser sub 1] ,

wonend in [woonplaats 1] ,

2.[eiseres sub 2] ,

wonend in [woonplaats 1] ,
verder ook gezamenlijk (in mannelijk enkelvoud) te noemen [eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. C. Jorritsma,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonend in [woonplaats 2] ,

2.[gedaagde sub 2] ,

wonend in [woonplaats 3] ,
verder ook gezamenlijk (in mannelijk enkelvoud) te noemen [gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 10 januari 2022;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Beide gedaagden zijn voormalig vennoot van de vennootschap onder firma [onderneming 1] V.O.F. waarmee [eisende partij] op 30 november 2015 een overeenkomst van aanneming van werk heeft gesloten. Op grond van deze overeenkomst heeft [gedaagde partij] verschillende werkzaamheden verricht aan de woning van [eisende partij] , waaronder het isoleren van het dak van de zolder door isolatieplaten aan het dakbeschot aan te brengen. De werkzaamheden zijn in 2016 afgerond. [eisende partij] heeft de aanneemsom van € 29.410,00 voor alle verbouwingswerkzaamheden betaald.
2.2.
In juli 2020 is er schade geconstateerd aan het stucwerk dat [eisende partij] op de isolatieplaten heeft laten aanbrengen. [eisende partij] heeft [onderneming 2] B.V. (hierna: [onderneming 2] ) opdracht gegeven om hier onderzoek naar te doen. Volgens [onderneming 2] is de schade aan het stucwerk - kort gezegd - het gevolg van een ondeugdelijke bevestiging van de isolatieplaten. Deze zijn rechtstreeks (zonder het toepassen van regelwerk) op het dakbeschot bevestigd, terwijl het door [gedaagde partij] gebruikte type isolatieplaat (Kingspan PG50-platen) zich daar niet voor leent. [eisende partij] heeft [gedaagde partij] daarom op 18 maart 2021 per brief verzocht om de door [onderneming 2] geconstateerde gebreken te herstellen. Dit heeft [gedaagde partij] niet gedaan. Daarom vordert [eisende partij] vervangende schadevergoeding van € 8.451,85 (bestaande uit de herstelkosten van de gebreken en de gevolgschade), de expertisekosten van € 1.465,61 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 870,87, vermeerderd met de wettelijke rente en een veroordeling in de proceskosten.
2.3.
[gedaagde partij] betwist dat de schade aan het stucwerk het gevolg is van de ondeugdelijke bevestiging van de isolatieplaten, omdat op bestaand schroten dakbeschot geen regelwerk hoeft te worden aangebracht. Volgens [gedaagde partij] zit er namelijk al regelwerk onder het bestaande schroten dakbeschot. Bovendien betwist [gedaagde partij] dat de schade is ontstaan door zijn werkzaamheden. In 2020 heeft een dakdekker werkzaamheden verricht aan het dak van [eisende partij] en volgens [gedaagde partij] is de schade daardoor ontstaan.

3.Wat is het oordeel van de kantonrechter?

3.1.
De vraag die beantwoord moet worden is of [gedaagde partij] vervangende schadevergoeding verschuldigd is aan [eisende partij] . Daarvoor moet worden beoordeeld of er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van [gedaagde partij] waardoor [eisende partij] schade lijdt.
Tekortkoming in de nakoming door een gebrek in (de bevestiging van) de isolatieplaten
3.2.
Tussen partijen staat vast dat zij een overeenkomst van aanneming van werk hebben gesloten. Het werk, waaronder de aangebrachte isolatieplaten, is in 2016 opgeleverd. Na de oplevering is de aannemer alleen nog maar aansprakelijk voor gebreken die de opdrachtgever redelijkerwijs niet had kunnen ontdekken ten tijde van de oplevering, hetgeen de opdrachtgever moet stellen en bewijzen (artikel 7:758 lid 3 BW). Er dient onderscheid te worden gemaakt tussen: (i) de gebreken die ten tijde van de oplevering bekend waren of redelijkerwijs bekend hadden moeten zijn en (ii) de zogeheten ‘verborgen gebreken’, die de opdrachtgever ten tijde van de oplevering niet had behoeven te constateren en die hij eerst na de oplevering ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken.
3.3.
Volgens [eisende partij] bestaat het gebrek eruit dat de isolatieplaten ondeugdelijk (zonder regelwerk) zijn bevestigd, zoals ook is vastgesteld door [onderneming 2] . Volgens [gedaagde partij] zijn de isolatieplaten niet op (nieuw) regelwerk geplaatst, omdat er al regelwerk was aangebracht op het bestaande schroten dakbeschot. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde partij] hiermee bedoelt dat de isolatieplaten wel op de juiste manier zijn aangebracht. [onderneming 2] heeft in haar rapport van 24 maart 2022 geconstateerd dat er onder de gording inderdaad één houten regel is aangebracht. De isolatieplaat is aan de bovenzijde op de houten lat geschroefd, maar verder is de plaat rechtstreeks (zonder houten regelwerk) op het houten dakbeschot geschroefd. Aan de binnenzijde van het dakbeschot was verder uitsluitend een transparante folie aanwezig en dus geen regelwerk. Er is naar het oordeel van de kantonrechter daarom sprake van een gebrek. Vast staat dat het type isolatieplaten dat [gedaagde partij] heeft gebruikt niet kan worden aangebracht zonder het aanbrengen van regelwerk. [gedaagde partij] heeft weliswaar aangevoerd dat de wijze waarop hij de isolatieplaten heeft bevestigd voor hem standaard is en dat dit nooit voor problemen heeft gezorgd, maar hij heeft niet betwist dat de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant van de isolatieplaten inhouden dat de platen op regelwerk moeten worden bevestigd. Bovendien heeft hij, zeker in het licht van de met een deskundigenrapport onderbouwde stelling van [eisende partij] over de vereiste wijze van aanbrengen, niet nader uitgelegd waarom de manier waarop hij de platen heeft aangebracht correct is, terwijl dit wel op zijn weg had gelegen. De blote stelling dat hij het altijd zo doet, is daarvoor onvoldoende. Uit het rapport van [onderneming 2] blijkt dat er geen (althans onvoldoende) regelwerk is aangebracht. Hierdoor staan de isolatieplaten op spanning en zijn deze gaan buigen. Dit is een verborgen gebrek waar [gedaagde partij] aansprakelijk voor kan worden gesteld, omdat het gaat om een gebrek dat bij de oplevering niet ontdekt had hoeven worden. Het gaat immers om een constructiefout die iemand zonder de benodigde kennis (zoals [eisende partij] ) niet had kunnen ontdekken bij de oplevering. Hier komt nog bij dat in de prijzenlijst waarnaar wordt verwezen in de opdrachtbevestiging van 30 november 2015 stond dat er rachelwerk zou worden aangebracht, een soort regelwerk. Door dit niet te doen, is [gedaagde partij] tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst met [eisende partij] .
Schade en causaal verband
3.4.
Nu is vastgesteld dat er sprake is van een gebrek, en daarmee een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, moet worden beoordeeld of er een causaal verband bestaat tussen de schade geleden door [eisende partij] en de tekortkoming in de nakoming door [gedaagde partij] .
3.5.
[eisende partij] stelt dat de schade bestaat uit scheuren in het stucwerk en onthechte stucmortel ter plaatse van de schroeven in de isolatieplaten. [gedaagde partij] betwist niet dat er schade is aan het stucwerk, maar betwist wel dat deze schade door zijn werkzaamheden is ontstaan.
3.6.
Volgens [gedaagde partij] zou de schade zijn ontstaan door de dakdekker die in 2020 werkzaamheden aan het dak van [eisende partij] heeft verricht. Hij vermoedt dat de dakdekker schroeven die door het dakbeschot staken heeft weg getimmerd in plaats van weggeslepen, waardoor er door de druk op de schroeven schade is ontstaan. Dit heeft [gedaagde partij] echter niet onderbouwd. Niet is gebleken dat de dakdekker de schroeven heeft weg getimmerd en niet is gemotiveerd op welke manier dit schade zou veroorzaken in het stucwerk. Ook staat tussen partijen vast dat de schroeven die door het dakbeschot steken, de schroeven zijn die [gedaagde partij] heeft aangebracht om de isolatieplaten te bevestigen. Indien [gedaagde partij] regelwerk had aangebracht en de isolatieplaten daar op had geschroefd in plaats van op het dakbeschot zelf, zouden de schroeven ook niet door het dakbeschot steken. Dit komt dan ook voor rekening van [gedaagde partij] . Wanneer isolatieplaten op een juiste manier aangebracht zijn, kan bovendien verwacht worden dat deze platen bestendig zijn tegen het verrichten van normale werkzaamheden aan het dak, dus zonder dat daarbij schade aan het stucwerk wordt veroorzaakt.
3.7.
Verder zou volgens [gedaagde partij] geen schade zijn aan de zijde van het dak waar de dakdekker geen werkzaamheden heeft verricht. Hij kan op de foto’s uit de rapporten van [onderneming 2] namelijk niet zien dat er aan die zijde scheuren in het stucwerk zitten en dat er sprake is van onthecht stucwerk. Dat duidt er volgens hem op dat de schade dus door de dakdekker is veroorzaakt en niet door hem. [onderneming 2] heeft in haar rapporten geconstateerd dat er ook aan de andere zijde van het dak schade is ontstaan. De kantonrechter acht het niet waarschijnlijk dat [onderneming 2] deze constatering in haar rapport zet, zonder dat deze schade er ook daadwerkelijk is. Dat de schade op de foto niet goed te zien is, doet aan deze constatering dan ook niet af. Bovendien heeft [gedaagde partij] de mogelijkheid gekregen om bij het onderzoek van [onderneming 2] aanwezig te zijn zodat hij de schade zelf had kunnen bekijken, maar daar heeft hij geen gebruik van gemaakt.
3.8.
Gezien het bovenstaande kan niet komen vast te staan dat de schade veroorzaakt is door de werkzaamheden van de dakdekker. [eisende partij] heeft voldoende duidelijk gemaakt dat de schade is ontstaan vanwege het gebrekkig aanbrengen van de isolatieplaten door [gedaagde partij] .
Vervangende schadevergoeding
3.9.
[gedaagde partij] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met [eisende partij] . Daardoor heeft [eisende partij] schade geleden. [gedaagde partij] is in de gelegenheid gesteld om het gebrek aan de isolatieplaten te herstellen, maar daar heeft hij geen gebruik van gemaakt. Door de omzettingsverklaring die door [eisende partij] is verstuurd op 23 september 2021, is de verbintenis tot nakoming omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. De hoogte van de door [eisende partij] gevorderde schadevergoeding heeft [gedaagde partij] niet betwist. Het bedrag van € 8.451,85 zal daarom worden toegewezen.
Expertisekosten
3.10.
[eisende partij] vordert de expertisekosten voor het onderzoek dat [onderneming 2] heeft uitgevoerd. Deze kosten zijn door [gedaagde partij] niet weersproken en de kantonrechter komt de hoogte van die kosten ook niet onredelijk voor. Het bedrag van € 1.465,61 zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.11.
[eisende partij] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eisende partij] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buiengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eisende partij] heeft de buitengerechtelijke incassokosten berekend over de hoofdsom en de expertisekosten. De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten toewijzen tot het bedrag van de wettelijke staffel, op basis van de toegewezen hoofdsom ten aanzien van de vervangende schadevergoeding. Een bedrag van € 797,59 zal worden toegewezen.
Wettelijke rente
3.12.
[eisende partij] vordert wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding (10 januari 2022). Aangezien [gedaagde partij] in verzuim is met de betaling, zal de rente worden toegewezen, op de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten na. Niet gesteld of gebleken is namelijk dat [eisende partij] deze kosten al daadwerkelijk aan zijn gemachtigde heeft betaald of met de betaling daarvan in verzuim verkeert en als zodanig vermogensschade heeft geleden.
Proceskosten
3.13.
[gedaagde partij] is de partij die ongelijk krijgt. Daarom zal hij in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] vastgesteld op:
- kosten dagvaardingen € 259,64
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde
€ 746,00(2 punten x tarief € 373,00)
Totaal € 1.249,64

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde partij] hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om aan [eisende partij] te betalen € 10.715,05, vermeerderd met de wettelijke rente over € 9.917,46 vanaf 10 januari 2022 tot de voldoening;
4.2.
veroordeelt [gedaagde partij] hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.249,64, waarin begrepen € 746,00 aan salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2022.