ECLI:NL:RBMNE:2022:2950

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
9547215 UC EXPL 21-8158
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot betaling van zorgkosten door zorgverzekeraar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een zorgaanbieder en een gedaagde partij over de betaling van zorgkosten. De eisende partij, een zorgaanbieder, had de gedaagde partij gedagvaard voor het betalen van een factuur van € 611,51 voor een MRI-scan van de knie van de minderjarige zoon van de gedaagde partij. De gedaagde partij had de factuur op 1 december 2021 betaald, maar de eisende partij vorderde nog een bedrag van € 129,39 aan wettelijke rente en incassokosten.

De gedaagde partij voerde aan dat hij door onzorgvuldig handelen van de eisende partij geen vergoeding kon krijgen van zijn zorgverzekeraar, Menzis, omdat de factuur niet correct was gedeclareerd. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij de zorgkosten niet correct had gedeclareerd, waardoor de zorgverzekeraar de kosten niet had vergoed. De kantonrechter wees de vordering van de eisende partij af en oordeelde dat de kosten voor rekening van de eisende partij kwamen. De eisende partij werd ook veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die op nihil werden begroot omdat deze in persoon had geprocedeerd.

De uitspraak benadrukt het belang van correcte declaratie van zorgkosten door zorgaanbieders en de gevolgen van onzorgvuldig handelen in het declaratieproces. De kantonrechter concludeerde dat de eisende partij niet alleen de vordering niet kon onderbouwen, maar ook verantwoordelijk was voor de gemaakte kosten door de gedaagde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9547215 UC EXPL 21-8158 CMR/51145
Vonnis van 29 juni 2022
inzake
de stichting
[eisende partij],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde: CollactiveBMK Incasso B.V.,
tegen:
1.
[gedaagde sub 1] , zowel in privé als in zijn hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige [minderjarige],
en
2.
[gedaagde sub 2] , zowel in privé als in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige [minderjarige],
beiden wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen in mannelijk enkelvoud: [gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
[eisende partij] heeft [gedaagde partij] op 15 november 2021 gedagvaard. Op de civiele rolzitting van 24 november 2021 heeft [gedaagde partij] mondeling antwoord gegeven. Dit is vastgelegd in een proces-verbaal. Op 22 december 2021 heeft [gedaagde partij] aanvullende bewijsstukken ingediend.
1.2.
[eisende partij] heeft op 20 april 2022 haar eis verminderd. [gedaagde partij] heeft de mogelijkheid gehad om hier schriftelijk op te reageren. Dat heeft hij niet gedaan.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat het vonnis in deze zaak vandaag wordt uitgesproken.

2.Wat is er gebeurd?

2.1.
De minderjarige zoon van [gedaagde partij] heeft bij [eisende partij] een MRI van zijn knie laten maken. [eisende partij] heeft hiervoor een factuur gestuurd van in totaal € 611,51.
2.2.
Op 1 december 2021 heeft [gedaagde partij] de factuur betaald.

3.Wat wil [eisende partij] en wat vindt [gedaagde partij] hiervan?

3.1.
[eisende partij] vordert – na vermindering van haar eis – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde partij] te veroordelen om tegen bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen € 129,39 (bestaande uit de wettelijke rente tot 15 april 2022 van € 18,40 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 110,99), vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 16 april 2022 tot aan de dag der voldoening, met een veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde partij] voert aan dat hij door het onzorgvuldig handelen van [eisende partij] geen vergoeding kon krijgen van Menzis, bij wie hij verzekerd is voor zijn ziektekosten. Daardoor kon de factuur niet op tijd worden betaald. Ook zijn daarom onnodig buitengerechtelijke kosten gemaakt.

4.Wat is het oordeel van de kantonrechter?

4.1.
De kantonrechter wijst de vordering van [eisende partij] af. Hierna wordt toegelicht waarom.
4.2.
[gedaagde partij] heeft aangevoerd dat Menzis de zorgkosten zoals vermeld op de factuur van [eisende partij] van 1 mei 2020 niet ten behoeve van [gedaagde partij] aan [eisende partij] heeft betaald, omdat de ZA-code ontbrak op de factuur die [eisende partij] rechtstreeks ter betaling naar Menzis had gestuurd. Tijdens de civiele rolzitting van 24 november 2021 heeft [gedaagde partij] uitgelegd dat de factuur die [eisende partij] heeft overgelegd [1] uit twee bladzijden bestaat, maar dat hij de tweede bladzijde pas voor het eerst bij de dagvaarding heeft gezien. Deze complete factuur heeft [gedaagde partij] na ontvangst daarvan bij Menzis ingediend.
4.3.
Aangezien [eisende partij] op 1 december 2021 volledige betaling van de factuur heeft ontvangen, gaat de kantonrechter ervanuit dat de factuur inclusief de tweede bladzijde nu wel aan de eisen voldoet, waardoor Menzis de zorgkosten ten behoeve van haar verzekerde heeft uitgekeerd. Op de tweede bladzijde van de factuur staan namelijk de ZAcodes waarvan [gedaagde partij] zegt dat deze eerder op de van [eisende partij] ontvangen factuur ontbraken.
4.4.
[gedaagde partij] heeft gemotiveerd gesteld en [eisende partij] heeft niet middels haar akte vermindering van eis weersproken:
  • dat het gebruikelijk is dat [eisende partij] een te betalen factuur rechtstreeks naar een verzekeraar stuurt met daarin vermeld de benodigde ZA-code(s) opdat die door deze verzekeraar ten behoeve van de verzekerde betaald wordt; en
  • dat [eisende partij] een incomplete factuur heeft opgestuurd naar de zorgverzekeraar van [gedaagde partij] als gevolg waarvan deze zorgverzekeraar de zorgkosten niet heeft betaald.
Dit laatste blijkt ook uit de reden die Menzis destijds heeft gegeven voor het afwijzen van de declaratie: “
Uw zorgaanbieder heeft deze behandeling niet gedeclareerd volgens de wet- en regelgeving. U kunt hiervoor contact opnemen met uw zorgaanbieder”. Doordat [eisende partij] als de zorgaanbieder de kosten niet correct had gedeclareerd, heeft Menzis de zorgkosten niet betaald. Dit komt voor rekening van [eisende partij] . Indien [eisende partij] immers gelijk een complete factuur had verstuurd, had [gedaagde partij] zijn zorgkosten ook eerder uitbetaald kunnen krijgen van Menzis en was de factuur eerder betaald. Dan was er geen wettelijk rente vervallen, had [eisende partij] de vordering niet ter incasso uit handen hoeven geven en dus ook geen buitengerechtelijke incassokosten hoeven maken en was deze procedure niet nodig geweest. De wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten worden daarom afgewezen.
4.5.
[eisende partij] heeft ongelijk gekregen. Zij wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dit betekent dat zij haar eigen proceskosten moet dragen en dat zij de proceskosten van [gedaagde partij] aan hem moet betalen. De proceskosten van [gedaagde partij] worden begroot op nihil, omdat hij in persoon heeft geprocedeerd.

5.De beslissing

5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de kosten, zij moet de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partij] aan hem betalen, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2022.

Voetnoten

1.Productie 1 bij de dagvaarding.