ECLI:NL:RBMNE:2022:293

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
16.276247.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door middel van babbeltruc gericht op kwetsbare slachtoffers

Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen door middel van een babbeltruc. De verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het stelen van sieraden en geld van kwetsbare slachtoffers, waaronder ouderen, door zich voor te doen als een medewerker van een bedrijf dat controles uitvoert. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen, camerabeelden en aangiftes vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte op verschillende data in oktober 2021 en september 2021 in woningen van slachtoffers is binnengedrongen en hen heeft beroofd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van één van de ten laste gelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en heeft daarnaast schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de lafhartige wijze waarop de verdachte hen heeft benadeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.276247.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
de [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Lelystad,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.A. Bekke en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [benadeelde 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1
op 11 oktober 2021 te [woonplaats] , samen met een ander, door middel van een babbeltruc sieraden en geld van [benadeelde 2] heeft gestolen uit een woning aan de [adres] ;
2
Op 11 oktober 2021 te [woonplaats] , samen met een ander, door middel van een babbeltruc sieraden en geld van [benadeelde 1] heeft gestolen uit een woning aan de [adres] ;
3
op 11 oktober 2021 te [woonplaats] , samen met een ander, [benadeelde 1] heeft opgelicht zodat zij sieraden heeft afgegeven;
4
op 5 oktober 2021 te [woonplaats] , samen met een ander, door middel van een babbeltruc sieraden van [benadeelde 3] heeft gestolen uit een woning aan de [adres] ;
5
op 4 oktober 2021 te [woonplaats] , samen met een ander, door middel van een babbeltruc sieraden van [benadeelde 4] heeft gestolen uit een woning aan de [adres] ;
6
op 11 oktober 2021 te [woonplaats] , samen met een ander, door middel van een babbeltruc sieraden, geld en andere goederen van [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] heeft gestolen uit een woning aan de [adres] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank ziet geen belemmering voor een inhoudelijke beoordeling van deze strafzaak.

4.VRIJSPRAAK VAN HET ONDER 4 TEN LASTE GELEGDE

De officier van justitie acht het onder 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen en heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit.
De raadsman acht het onder 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen en heeft vrijspraak bepleit.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS TEN AANZIEN VAN DE FEITEN 1, 2, 3, 5 EN 6

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen en heeft voor dit feit vrijspraak gevorderd. Hetgeen onder 1, 2, 5 en 6 is ten laste gelegd is volgens de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2, 3, 5 en 6 ten laste gelegde. Verschillende verbalisanten hebben verdachte op de beelden herkend, maar die herkenningen zijn niet betrouwbaar omdat de beelden van onvoldoende kwaliteit zijn en/of de verbalisanten voorafgaand aan het bekijken van de beelden op de hoogte waren van de verdenking van verdachte.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
In de aangifte namens [benadeelde 2] wordt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende vermeld:
“Op 11 oktober 2021 zag ik (
de rechtbank begrijpt: [A] , de dochter van [benadeelde 2] )via de camera, die wij wegens dementie van mijn moeder hebben geplaatst, in de woning van mijn moeder iemand bij de kraan staan. Ik zag dat de man de woonkamer inliep. Ik hoorde iemand bij het raam zeggen tegen mijn moeder: "Er is nog iemand binnen, er is nog een man binnen". Ik ben vervolgens naar mijn moeder gereden. Daar bleek dat twee armbanden van mijn moeder weg zijn genomen. Er hing ook een handtas aan de kledingkast met een enveloppe met tweehonderd euro. Deze enveloppe met het geld is weggenomen. Ook uit de portemonnee van mijn moeder is honderd euro weggenomen. [2]
Uit de camerabeelden blijkt onder meer het volgende:
“Ik heb de camerabeelden van de woning aan de [adres] te [woonplaats] uitgekeken. De beelden zijn in kleur en er is geluid te horen.
De verdachte komt aan bij het openstaande keukenraam en vraagt het slachtoffer of hij binnen mag komen omdat hij een meting moet doen en of ze de voordeur open wil doen. [3] Verdachte 1 sluit de deur tussen de woonkamer en de hal en controleert of de deur goed gesloten is. In de hal is de trap naar boven waar later verdachte 2 naar boven gaat. Verdachte 1 zegt tegen het slachtoffer dat ze mee de keuken in moet komen omdat ze goed moet kijken hoe hij de meting opneemt. [4] Verdachte 2 loopt via de hal de trap op naar boven, trekt handschoenen aan en loopt een slaapkamer op. [5]
Getuigen vragen wat verdachte 1 in de woning doet. Terwijl het slachtoffer in gesprek is met getuige, loopt verdachte 1 de keuken uit en spreekt iets in op een portofoon. [6] Verdachte 2 loopt via de trap naar beneden en trekt zijn handschoenen uit. Het slachtoffer merkt dat er nog iemand in de woning is. Ze ziet verdachte 2 in de hal staan. Verdachte 1 doen net alsof hij de man niet kent en vraagt aan verdachte 2 wie hij is. Verdachte 1 loopt de hal in. Verdachte 1 komt uit de hal gelopen met een sleutel, loopt naar de achterdeur en opent deze. Verdachte 1 loopt de achterdeur uit. [7] Kort hierna rent verdachte 2 richting de achterdeur en verlaat de woning. [8]
Een getuige heeft onder meer het volgende verklaard:
“Ik zag een man staan voor huisnummer [nummer] van de [straat] en dat hij daar op het raam klopte. Ik zag dat er op de hoek van de straat een andere man stond alsof hij op de uitkijk stond. Ik kan deze man als volgt beschrijven:
- 1.70m lang;
- licht getinte;
- fors postuur (voller dan de eerste man);
- opgeschoren haar;
- beige/zwarte pet;
- blauwe jas;
- donkere spijkerbroek.
Ik zag dat de vrouw de man binnenliet door de voordeur. Ik zag dat de man die binnen was gelaten met een telefoon aan zijn oor stond. Ik zag dat de man op de hoek van de straat ook stond te bellen. Ik vond dit wel heel toevallig. Ik zag dat de eerste man de voordeur van huisnummer [nummer] opende en de tweede man naar binnen liet. Ik zag dat de gordijnen op de eerste verdieping bewogen. Ik weet dat mevrouw alleen woont.
Ik zag dat mevrouw beneden was, dus ik vond het vreemd dat de gordijnen boven bewogen. Ik belde de politie. [9]
Een andere getuige heeft onder meer het volgende verklaard:
“Op 11 oktober 2021 zag ik dat een man naast de woning van de [straat] nummer [nummer] stond die om zich heen keek en naar binnen liep. Ik zag dat de voordeur van de woning open stond. De vrouw die daar woont is een oudere vrouw die daar alleen woont. Ik vond het vreemd. Ik zag dat de mannen uit de achtertuin rende. Ik heb een van de mannen kunnen vasthouden. De man die ik de woning in zag lopen betreft de man die ik op de grond vast heb gehouden. [10]
In een proces-verbaal wordt onder meer het volgende vermeld:
“Op 11 oktober 2021 werden wij gestuurd naar [woonplaats] alwaar een babbeltruc gaande was. Aanrijdend hoorden wij dat de verdachten de woning uit waren gevlucht en dat een (1) van de twee verdachten op de [straat] werd vastgehouden. Toen wij aankwamen bij de [straat] zagen wij dat er een man met zijn rug op de grond lag. Naast de man lag een zwart met grijze portofoon van ongeveer 10 centimeter groot. Toen ik de verdachte vroeg wat zijn persoonsgegevens waren gaf hij op te zijn: [verdachte] geboren op [1996] te [geboorteplaats] . [11]
In de aangifte van [benadeelde 1] wordt onder meer het volgende vermeld:
“Ik woon op de [adres] in [woonplaats] . Ik ben alleenstaand en op leeftijd. Op 11 oktober 2021 had ik boodschappen gedaan en 200 euro gepind. Bij het flatgebouw zag ik een man staan. [12] Ik ben naar mijn woning gegaan en korte tijd later werd er aangebeld. Ik zag de man die ik daarvoor had gezien en hoorde hem zeggen dat hij bij Portaal werkte en bezig was met een stralingsonderzoek. Ik heb hem binnengelaten. Hij moest in de badkamer zijn, had een apparaat bij zich, waarmee hij straling kon meten en had blauwe handschoentjes aan. Ik heb de voordeur niet achter mij dichtgedaan. Ik ben naar de badkamer gegaan en ben bij deze persoon gebleven om te kijken wat hij deed. Ik had geen zicht op de gang. Hij gaf aan dat er straling in de badkamer was. Hij zei dat ik in de badkamer moest blijven omdat het gevaarlijk was. Ik hoorde hem zeggen of de sieraden die ik aanhad van goud waren. Dit klopte. Ik hoorde hem zeggen dat ik de sieraden af moest doen omdat dit juist de straling versterkte. Ik heb aan hem overhandigd:
- gouden 4 ringen, (1 met rode steen, 1 met zirconia, lx turquoise, 1 trouwring)
- gouden halsketting
- gouden armband [13]
Kort hierna verliet hij de woning omdat de straling was verdwenen. Ik zag dat mijn slaapkamer overhoop was gehaald en dat mijn sieradendoosje leeg was. Ik zag dat mijn tas was doorzocht en dat uit mijn portemonnee 200 euro was weggenomen. [14]
In de bijlage van de aangifte [15] wordt vermeld dat de volgende goederen zijn weggenomen: een armband, een ketting, 4 ringen en € 200.”
Uit de camerabeelden blijkt onder meer het volgende:
“Ik zie dat verdachte 1 wegloopt in de richting van een gang in het flatgebouw. Ik zie een andere man op dezelfde verdieping als verdachte 1 lopen. De man op foto 3 betreft [verdachte] , geboren op [1996] . Op de camerabeelden draagt hij dezelfde kleding, bril en schoeisel droeg als op de [straat] in [woonplaats] . [16]
In de bijlage van het proces-verbaal [17] is foto 3 toegevoegd.”
Een verbalisant heeft verdachte op de beelden herkend. In een proces-verbaal wordt onder meer het volgende vermeld:
“De aandachtvestiging bevatte videobeelden. Hiervan is 1 still gemaakt.
De persoon op still 1 herken ik als:
Achternaam [verdachte]
Voornamen [voornamen] [18]
In de aangifte van [benadeelde 4] wordt onder meer het volgende vermeld:
“Plaats delict: [adres] te [woonplaats] .
Ik doe aangifte van diefstal van sieraden uit mijn woning middels een babbeltruc. De verdachte gaf aan dat hij voor asbest in het water kwam, maar in werkelijkheid leidde deze man mij af terwijl een andere man mijn sieraden wegnam.
Op 4 oktober 2021 hoorde ik de deurbel en zag één man staan. [19] Ik hoorde dat hij voor asbest kwam. Ik zag dat de verdachte naar de douche liep en liep mee. In de badkamer zei hij: "Als je asbest hebt, moet je eruit." "Over 3 jaar wordt alles gesloopt". De verdachte vroeg of ik de kraan aan kon doen. Ik zei dat ik net hersteld was van kanker. Ik zag dat hij een apparaatje onder de kraan deed. De verdachte zei dat hij even de douchedeur dicht moest doen. Ik hoorde de verdachte bellen. Ik ben ongeveer 15 minuten met de verdachte in de badkamer geweest, daarna ben ik nog 15 minuten alleen in de badkamer gebleven. Toen zag ik dat slaapkamer overhoop was gehaald. Ik zag dat mijn handtas open stond en dat mijn nachtkastje open stond. Ik zag dat mijn portemonnee met sieraden niet meer in mijn lade lag. De volgende goederen zijn weggenomen:
- 4 zilveren dunne gladde ringen;
- 1 zilveren ring met een blauw steentje;
- 1 zilveren ketting met een kruisje eraan;
- 1 dunne gouden armband.
Ik heb de beelden van de ringdeurbel van mijn buurvrouw bekeken. Ik schok enorm, want er waren twee verdachten in plaats van één. De tweede verdachte heb ik niet gezien of gehoord. Ik zag dat de verdachte die met mij in de badkamer had gestaan ook op de beelden stond. [20]
In de bijlage van de aangifte [21] wordt vermeld dat de volgende goederen zijn weggenomen: een armband, een ketting en 5 ringen.
Uit de camerabeelden blijkt onder meer het volgende:
“Op de beelden zag ik dat verdachte 1 bij aangever aan belde. De man zei dat hij van firma [firma] was, dat hij een controle moest uitvoeren bij de badkamer en dat ze verderop ook bezig waren. [22] Op de beelden zag ik dat de voordeur van de aangever op een kiertje stond. Ik zag dat verdachte 2 met gezet postuur naar binnen liep.
Het signalement van verdachte 2:
Leeftijd plus minus 35 a 40 jaar
Gezet postuur
Donker getint huidskleur
Kort zwart haar
Ongeveer tussen 1.75 a 1.80 cm lang
Donkere bril [23]
In de bijlage van het proces-verbaal [24] is een foto van verdachte 2 toegevoegd.”
Drie verbalisanten hebben verdachte herkend op de beelden. In de processen-verbaal wordt onder meer het volgende vermeld:
“ De aandachtvestiging bevatte 2 foto’s.
- foto 1 : Foto 1
- foto 2 : Foto 2
De persoon op foto 1 herken ik als:
Achternaam [verdachte]
Voornamen [voornamen] [25]
“De aandachtvestiging bevatte videobeelden. Hiervan is 1 still gemaakt.
De persoon op still 1 herken ik als:
Achternaam [verdachte]
Voornamen [voornamen] [26]
“De aandachtvestiging bevatte 2 foto’s.
- foto 1: A
- foto 2: B
De persoon op foto 1 herken ik als:
Achternaam [verdachte]
Voornamen [voornamen] [27]
In de aangifte van [benadeelde 6] , mede namens [benadeelde 5] , wordt onder meer het volgende vermeld:
“Plaats delict: [adres] .
Op 28 september 2021 werd er bij mijn woning aangebeld. Ik woon samen met mijn dochter. Mijn dochter is door een hersenbloeding aan een kant verlamd en ik ben erg slecht ter been. Ik hoorde de man zeggen dat hij van het waterbedrijf was, dat het water van mijn huis vergiftigd is en dat hij het water moest testen. Ik hoorde hem zeggen dat we anders dood zouden gaan. Mijn dochter en ik moesten met hem in de badkamer bij het water kijken. Hij had een apparaat dat lijkt op de portofoon van de politie. Hij zei dat ik in de badkamer kon blijven. Na ongeveer een half uur kwamen wij uit de badkamer. Ik zag dat de man vertrok. Toen wij in de woonkamer kwamen, zag ik dat kasten openstonden en dat mijn handtassen open op het bed lagen. Ik heb gezocht naar mijn kostbare spullen. Ik heb mijn sieraden niet meer kunnen vinden. [28]
Hieronder een opsomming van de goederen die zijn weggenomen.
- 11 gouden ringen;
- 2 gouden kettingen;
- 1 gouden hanger;
- 14 armbanden;
- 1 RayBan zonnebril;
- 3 paar oorbellen;
- beautycase;
- sleutels;
- waardevolle papieren;
- paspoort van [benadeelde 5] ;
- vierkant kluisje;
- 3 horloges
- 445 euro contant geld.
Op 29 september 2021 hoorde ik dat iemand mijn papieren en beautycase gevonden had in Nieuwegein. Ook het paspoort van mijn dochter is teruggevonden. [29]
“Op 28 september 2021 hoorde ik de bel en zag dat verdachte 1 voor de deur stond [30] die zei dat hij van het water was en wat moest controleren omdat er een watervergiftiging was. Ik zag dat hij vervolgens naar de badkamer liep. Hij zei dat hij monteur was. Toen ik met hem in gesprek was, hoorde ik dat de deur open ging. Ik vroeg aan verdachte 1 of er nog iemand binnen kwam. Hij antwoordde: "Nee hoor". Ik hoorde echter wel iemand in de woonkamer. Ik heb deze persoon niet gezien. Ik hoorde vervolgens dat beide verdachten de woning verlieten. Wij liepen onze woonkamer in en zagen dat er overal gezocht was. Ik zag dat er 50 euro uit mijn portemonnee weggenomen was. [31]
Uit de camerabeelden blijkt onder meer het volgende:
tijdstip omschrijving
“17:48 Verdachten komen binnen in het portiek. [32]
Verdachte 1 loopt voorop met een map onder zijn arm. Verdachte 2 komt achter hem aan. [33] Verdachte 2 doet zijn hand voor zijn gezicht. Te zien is dat hij een zonnebril draagt.
18:13 Verdachten komen de trappenhal uitgelopen en verdachte 2 heeft een koffertje in zijn hand. [34] Verdachte 1 heeft een beautycase in zijn handen vast. Verdachten verlaten het portiek.
De verdachten lijken dezelfde verdachten te zijn als de verdachten van de babbeltruc op de [straat] en op de [straat] . [35]
Twee verbalisanten hebben verdachte als dader herkend op de beelden. In een proces-verbaal wordt onder meer het volgende vermeld:
“De aandachtvestiging bevatte videobeelden. Hiervan is 1 still gemaakt.
De persoon die nog buiten de flat staat met een blauw poloshirt aan.
Op still 1 herken ik:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [voornamen] [36]
“De aandachtvestiging bevatte videobeelden. Hiervan is 1 still gemaakt.
De persoon en betreft de man die in de deuropening staat van de gezamenlijke toegangsdeur van het flatgebouw, gelegen aan de [straat] in [woonplaats] . De man heeft een fors postuur en een rond gezicht. Hij draagt een donkerkleurig T-shirt met korte mouwen. Op still 1 herken ik:
Achternaam [verdachte]
Voornamen [voornamen] [37]
Bewijsoverwegingen
De herkenningen door de verbalisanten zijn betrouwbaar
De rechtbank overweegt, met betrekking tot de betrouwbaarheid van de op foto’s en bewegende beelden gebaseerde herkenningen van verdachte door de verbalisanten, dat deze beelden voldoende duidelijk zijn om daarop uiterlijke kenmerken van de dader te kunnen waarnemen. De rechtbank merkt verder op dat in het algemeen geldt dat veel waarde wordt toegekend aan herkenningen door een opsporingsambtenaar, zeker als het gaat om een gezichtsherkenning en de opsporingsambtenaar de persoon die hij zegt te herkennen al langer (ambtshalve) kent en recent nog heeft ontmoet. De verbalisanten die betrokken zijn in het onderzoek naar onderhavige feiten hebben allen aangegeven dat zij verdachte ambtshalve kennen en recent hebben ontmoet. Verder hebben de verbalisanten aangegeven aan welke nader omschreven uiterlijke kenmerken zij verdachte als dader hebben herkend. De rechtbank is van oordeel dat de herkenning van de verdachte door de verbalisanten betrouwbaar is en bruikbaar is voor het bewijs. Dat de verbalisanten op de hoogte zouden zijn geweest van de verdenking en dat de herkenning van verdachte beïnvloed zou zijn door die kennis, zoals door de raadsman ter zitting is bepleit, is voor de rechtbank, gelet op het voorgaande, geen aanleiding voor twijfel aan de betrouwbaarheid van de herkenningen door de verbalisanten.
Schakelbewijs
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (11 januari 2000, NJ 2000, 194) is het gebruik van aan andere bewezen verklaarde, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend schakelbewijs toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van dat andere feit dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van een verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
De rechtbank stelt vast dat uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat er grote overeenkomsten bestaan in de modus operandi ten aanzien van de tenlastegelegde strafbare feiten.
De medeverdachte belt aan bij slachtoffers, die op hoge leeftijd en/of kwetsbaar zijn, en betreedt de woning voor het uitvoeren van een controle aan het water, asbestcontrole of controle van straling namens een bedrijf. Medeverdachte vraagt vervolgens het slachtoffer mee te komen naar de ruimte waar de controle zal plaatsvinden, de keuken of de badkamer, waarna hij een apparaat gebruikt om de ‘meting’ te verrichten. Medeverdachte sluit de deur van de ruimte en overlegt vaak kort met verdachte via een portofoon. Vervolgens betreedt verdachte de woning door de voordeur die medeverdachte open heeft laten staan en doorzoekt de slaapkamer en/of de woonkamer op kostbaarheden. Als verdachte en medeverdachte de woning verlaten ontdekken de slachtoffers dat hun woning overhoop is gehaald en dat onder meer sieraden en/of contant geld zijn gestolen.
Ten aanzien van de feiten 2/3, 5 en 6 geldt dat er alleen camerabeelden zijn waarop verdachte en medeverdachte in de nabije omgeving van de woningen van aangeefsters te zien zijn, maar dat er geen camerabeelden zijn waarop te zien is dat verdachte en/of medeverdachte zich in de woning van de aangevers bevinden dan wel dat zij die woning binnengaan. De rechtbank acht, ondanks het ontbreken van dergelijke beelden, bewezen dat verdachte ook bij deze feiten betrokken is geweest. De rechtbank is namelijk van oordeel is dat de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen elkaar over en weer ondersteunen, omdat de wijze waarop de strafbare feiten zijn uitgevoerd, op specifieke en essentiële punten met elkaar overeenkomt.
De rechtbank zal de weergegeven bewijsmiddelen dus over en weer gebruiken als steunbewijs voor de ten laste gelegde feiten, waarbij in het bijzonder heeft te gelden dat de rechtbank de bewijsmiddelen van feit 1 betrekt bij het bewijs van de feiten 2/3, 5 en 6.
Conclusie ten aanzien van de gekwalificeerde diefstallen
De rechtbank acht, op grond van de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met een ander schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – diefstal uit de woningen van aangevers door middel van een babbeltruc.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank is van oordeel dat uit de weergegeven bewijsmiddelen naar voren komt dat verdachte en zijn medeverdachte zich ook schuldig hebben gemaakt aan oplichting van aangeefster door haar in het kader van het belang van het ‘stralingsonderzoek’ te bewegen vier gouden ringen, een ketting en een armband af te geven. Nu deze sieraden niet door de (mede)verdachte zijn weggenomen, maar door de aangeefster zelf zijn afgegeven, is ten aanzien van deze sieraden sprake van oplichting en niet van gekwalificeerde diefstal.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 11 oktober 2021 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning aan de [adres] sieraden en geldbedragen , die geheel aan [benadeelde 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, door tegen die [benadeelde 2] te zeggen:
- een meting te moeten doen en
- de woning te moeten binnentreden en
- dat die [benadeelde 2] mee moet komen naar de keuken en goed moet kijken hoe de meting
opgenomen wordt;
2
op 11 oktober 2021 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning aan de [adres] sieraden en geldbedragen, die geheel aan [benadeelde 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
door tegen die [benadeelde 1] te zeggen:
- van Portaal te zijn en
- bezig te zijn met een stralingsonderzoek en
- de woning en/of badkamer betreden moet worden en
- dat er straling in de badkamer is en
- dat die [benadeelde 1] in de badkamer moet blijven omdat het gevaarlijk was en
- dat die [benadeelde 1] gouden sieraden af moet doen omdat die de straling versterken en
- door met een apparaat een meting op te nemen, althans te doen alsof er een meting wordt uitgevoerd;
3
op 11 oktober 2021 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van vier ringen, een ketting en een armband, door tegen die [benadeelde 1] te zeggen:
- van Portaal te zijn en
- bezig te zijn met een stralingsonderzoek en
- de woning en/of badkamer betreden moet worden en
- dat er straling in de badkamer is en
- dat die [benadeelde 1] in de badkamer moet blijven omdat het gevaarlijk was en
- dat die [benadeelde 1] gouden sieraden af moet doen omdat die de straling versterken en
- door met een apparaat een meting op te nemen, althans te doen alsof er een meting wordt uitgevoerd;
5
op 4 oktober 2021 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning aan de [adres] sieraden, die geheel aan [benadeelde 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, door tegen die [benadeelde 4] te zeggen:
- voor het asbest te komen en
- de badkamer betreden moet worden en
- dat als er asbest is die [benadeelde 4] eruit moet en
- dat de woning over drie jaar toch gesloopt wordt, en
- door met een apparaat bij de kraan te doen alsof
er een meting wordt uitgevoerd;
6
op 28 september 2021 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning aan de [adres] meerdere sieraden en geldbedragen en een zonnebril en een koffer en een beautycase en sleutels en een paspoort en horloges, die geheel aan [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, door tegen die [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] te zeggen:
- van het waterbedrijf te zijn en
- het water te moeten controleren en
- de badkamer betreden moet worden en
- dat het water vergiftigd is en
- ze daardoor dood kunnen gaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 2 en feit 3 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, Sr. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet dan wel slechts enigszins uiteenloopt.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1, 5 en 6
telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels;
Feit 2 en 3
Eendaadse samenloop van
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels
en
medeplegen van oplichting.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat kan worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat een hogere straf passend is wordt aangevoerd dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat de strafbare feiten in een betrekkelijk korte periode zijn gepleegd. Verdachte heeft de zorg voor zijn moeder. Verdachte wil aan het werk. Ter zitting is een verklaring overgelegd van [B] , eigenaar van [restaurant] , waarin wordt vermeld dat voor verdachte een passende vacature open staat.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich binnen een periode van 3 weken tenminste 4 maal, samen met een ander, schuldig gemaakt aan diefstal door middel van een babbeltruc en 1 keer aan oplichting. Medeverdachte heeft de slachtoffers door een babbeltruc afgeleid en bezig gehouden terwijl verdachte toesloeg en een grote hoeveelheid aan sieraden, geld en andere goederen heeft buitgemaakt. De rechtbank gaat ervan uit dat kennelijk bewust oudere en kwetsbare personen zijn uitgekozen als makkelijk slachtoffer. Dit zijn ernstige feiten. Verdachte heeft de slachtoffers niet alleen beroofd van onder meer waardevolle sieraden maar heeft ook op lafhartige wijze het vertrouwen van de slachtoffers in de medemens geschaad. Daarbij is van betekenis dat de slachtoffers in hun eigen huis zijn bestolen terwijl zij daar aanwezig waren. Uit de aangiftes van de slachtoffers en ook uit de verklaring van slachtoffer [benadeelde 1] ter zitting blijkt dat het zelfvertrouwen en het gevoel van veiligheid in en rond de eigen woning hierdoor ernstig zijn beschadigd. Verdachte en medeverdachte hebben zich hiervan kennelijk geen rekenschap gegeven en hebben zich slechts laten leiden door financieel gewin.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor inbraak in een woning uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden.
Strafvermeerderende omstandigheden zijn: de aanwezigheid van personen, de omvang van de schade, kwetsbare situaties en een samenwerkingsverband.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich 4 keer aan dit strafbare feit heeft schuldig gemaakt en ook aan oplichting. Daarbij is strafverzwarend dat de strafbare feiten hebben plaatsgevonden in de eigen woning en onder de ogen dan wel in aanwezigheid van de slachtoffers, dat de slachtoffers door hun leeftijd en/of gezondheidsomstandigheden kwetsbaar waren, dat met name veel sieraden van (persoonlijke) waarde zijn buitgemaakt en dat is samengewerkt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie (hierna: strafblad) betreffende verdachte van 14 december 2021. Uit het strafblad blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank kent aan het strafblad echter geen strafverminderende betekenis toe, nu voornoemde oriëntatiepunten opgesteld zijn voor first offenders.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat
een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijkpassend en geboden is, met aftrek van de tijd die is doorgebracht in voorarrest.

10.BENADEELDE PARTIJEN

[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 24.233,33, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 9.733,33 materiële schade, € 1.000,- immateriële schade en € 12.500 affectieschade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 200,- materiële schade en € 1.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Ter zitting is nog namens [benadeelde 1] naar voren gebracht dat zij ook een door de rechtbank te bepalen schadevergoeding vordert voor de sieraden.
[benadeelde 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 6] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 18.600,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 6 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 5] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 100,- materiële schade en € 1.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 6 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van [benadeelde 2] toewijsbaar voor zover het betreft € 300,- aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met de wettelijke rente. In de aangifte wordt vermeld dat € 300,- aan contant geld is gestolen en de immateriële schade is voldoende onderbouwd. De vordering is voor het overige niet-ontvankelijk.
De officier van justitie acht de vordering van [benadeelde 1] toewijsbaar tot een bedrag van € 1200,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met de wettelijke rente. Ten aanzien van de vergoeding voor de sieraden vordert de officier van justitie niet-ontvankelijkverklaring.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van [benadeelde 3] nietontvankelijk dient te worden verklaard vanwege de gevorderde vrijspraak.
De vordering tot vergoeding van materiële schade van benadeelde partijen [benadeelde 6] en [benadeelde 5] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. Bij [benadeelde 5] vordert de officier van justitie wel toewijzing van € 1000,- aan immateriële schadevergoeding, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vorderingen van de benadeelde partijen nietontvankelijk zijn vanwege de bepleite vrijspraak. Als de rechtbank komt tot een bewezenverklaring komt de materiële schade slechts voor vergoeding in aanmerking als die rechtstreeks verband houdt met het ten laste gelegde en is onderbouwd met schriftelijk bewijs, zoals een bon van de aankoop van het sieraad of een pinbon ten aanzien van het contante geld. Een schatting van de waarde van sieraden is niet voldoende. De immateriële schade dient bij alle benadeelde partijen die vergoeding daarvan verzoeken te worden beperkt tot een bedrag van € 250,-. De vordering tot vergoeding van affectieschade dient te worden afgewezen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Overwegingen ten aanzien van de vorderingen benadeelde partij
Met betrekking tot de immateriële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat de grondslag daarvoor is artikel 6:106 onder b van het Burgerlijk Wetboek: aantasting van de persoon op andere wijze. Van de in dat artikel bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending in deze zaak met zich brengt dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde partijen zozeer voor de hand liggen, dat reeds daarom een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank wijst er daarbij op dat het gaat om kwetsbare mensen die in hun eigen huis en in hun aanwezigheid zijn bestolen, waarbij zij er later pas achter kwamen dat er ook nog een tweede persoon in de woning aanwezig was.
Met betrekking tot de materiele schade overweegt de rechtbank dat zij ook tot vergoeding van de sieraden en het contante geld zal overgaan als daarvan geen bonnetjes kunnen worden overgelegd. Sieraden zijn bij uitstek goederen waarvan niet altijd een bon kan worden overgelegd, bijvoorbeeld omdat het gaat om een erfstuk of een schenking. Ook bij contant geld kan, zeker gezien de lage bedragen waar het in deze zaak over gaat, sprake zijn van een schenking. De rechtbank zal wel alleen vergoeding toekennen voor geldbedragen en sieraden die in de aangifte genoemd zijn. Indien een benadeelde partij dus vergoeding vraagt voor een hoger bedrag of meer sieraden dan in de aangifte genoemd, dan wordt de vergoeding voor dat deel niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de bevoegdheid om schade te schatten en heeft daarvan gebruik gemaakt ten aanzien van het bepalen van de vergoedingen voor de sieraden.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost materiële schade komt voor gedeeltelijke vergoeding in aanmerking, namelijk voor een bedrag van € 700,-. Dit betreft het geldbedrag van € 300,- dat in de aangifte wordt genoemd en de door de rechtbank geschatte waarde van de sieraden die in de aangifte zijn genoemd van € 400,-. Verder wordt het verzochte bedrag van € 1000,- aan immateriële schade toegewezen.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 1.700,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Voor zover de vordering de vergoeding van affectieschade betreft wordt deze afgewezen omdat affectieschade voor een geheel andere situatie bedoeld is dan hier aan de orde is.
De behandeling van het overige deel van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.700,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 27 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost materiële schade komt voor gedeeltelijke vergoeding in aanmerking, namelijk voor een bedrag van € 1.300,-. Dit betreft het geldbedrag dat in de aangifte wordt genoemd en de door de rechtbank geschatte waarde van de sieraden die in de aangifte zijn genoemd van € 1.100,-. Verder wordt het verzochte bedrag van € 1.000,- aan immateriële schade toegewezen.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 2.300,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.300,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 33 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 3]
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 4 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Benadeelde partij [benadeelde 6]
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost materiële schade komt voor gedeeltelijke vergoeding in aanmerking, namelijk voor een bedrag van € 2.100,-. Dit betreft het eigen risico van de verzekering van € 100,- en de door de rechtbank geschatte waarde van de in de aangifte genoemde sieraden van € 2000,-.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 2.100,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 september 2021 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 6] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.100,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 september 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 31 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 6] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 5]
De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 1000,- aan immateriële schadevergoeding toewijsbaar, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 september 2021 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] voor wat betreft het meer gevorderde af. Reden daarvoor is dat deze zelfde materiële schade reeds aan [benadeelde 6] wordt vergoed, zoals hiervoor is weergegeven.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 5] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 september 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 5] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 55, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen
[benadeelde 2]
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] toetot een bedrag van
    € 1.700,-,bestaande uit € 700,- materiële schade en € 1.000,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart de vordering van materiële en immateriële schade voor wat betreft het meer gevorderde
  • wijst de vordering tot vergoeding van de affectieschade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 1.700,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toetot een bedrag van
    € 2.300,-, bestaande uit € 1.300,- materiële schade en € 1.000,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 2.300,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
  • verklaart [benadeelde 3] niet-ontvankelijkin de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 6]
  • wijst de vordering van [benadeelde 6] toetot een bedrag van
    € 2.100,-, bestaande uit materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 6] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart de vordering van materiële schade voor wat betreft het meer gevorderde
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 6] aan de Staat € 2.100,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 5]
  • wijst de vordering van [benadeelde 5] toetot een bedrag van
    € 1.000,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • wijstde vordering voor wat betreft het meer gevorderde
    af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 5] aan de Staat € 1.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mrs. A.J.P. Schotman en L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen-van der Hoek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 februari 2022.
Mrs Schotman en Reijnierse zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 oktober 2021 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, (uit een woning aan de [adres] ) één of meerdere sieraden en/of
geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk
geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van het aannemen van een valse naam
of van een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een
samenweefsel van verdichtsels, door tegen die [benadeelde 2] te zeggen:
- een meting te moeten doen en/of
- de woning te moeten binnentreden en/of
- dat die [benadeelde 2] mee moet komen naar de keuken en goed moet kijken hoe de meting
opgenomen wordt,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 11 oktober 2021 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, (uit een woning aan de [adres] ) één of meerdere sieraden en/of
geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in
elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van het aannemen van een valse naam
of van een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een
samenweefsel van verdichtsels,
door tegen die [benadeelde 1] te zeggen:
- van Portaal te zijn en/of
- bezig te zijn met een stralingsonderzoek en/of
- het water te moeten controleren en/of
- de woning en/of badkamer betreden moet worden en/of
- dat er straling in de badkamer is en/of
- dat die [benadeelde 1] in de badkamer moet blijven omdat het gevaarlijk was en/of
- dat die [benadeelde 1] (gouden) sieraden af moet doen omdat die de straling versterken,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- door met een apparaat een meting bij de kraan op te nemen, althans te doen alsof
er een meting wordt uitgevoerd;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 11 oktober 2021 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst,
het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het
teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van vier ringen, een ketting en/of
een armband, althans één of meer sieraden,
door tegen die [benadeelde 1] te zeggen:
- van Portaal te zijn en/of
- bezig te zijn met een stralingsonderzoek en/of
- het water te moeten controleren en/of
- de woning en/of badkamer betreden moet worden en/of
- dat er straling in de badkamer is en/of
- dat die [benadeelde 1] in de badkamer moet blijven omdat het gevaarlijk was en/of
- dat die [benadeelde 1] (gouden) sieraden af moet doen omdat die de straling versterken,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- door met een apparaat een meting bij de kraan op te nemen, althans te doen alsof
er een meting wordt uitgevoerd;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, (uit een woning aan de [adres] ) één of meerdere sieraden, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van het aannemen van een valse naam of van
een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van
verdichtsels,
door tegen die [benadeelde 3] te zeggen:
- van de woningbouw te zijn en/of
- het water te moeten controleren en/of
- net bij de buurvrouw te zijn geweest en/of
- de woning en/of badkamer te moeten betreden,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of,
- door met een apparaat een meting bij het putje van de douche en/of de wastafel
op te nemen, althans te doen alsof er een meting wordt uitgevoerd;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 4 oktober 2021 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, (uit een woning aan de [adres] ) één of meerdere sieraden, in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft
en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid,
of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels,
door tegen die [benadeelde 4] te zeggen:
- voor het asbest (in het water) te komen en/of
- de woning en/of de badkamer betreden moet worden en/of
- dat als er asbest is die [benadeelde 4] eruit moet en/of
- dat de woning over drie jaar toch gesloopt wordt,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- door met een apparaat een meting bij de kraan op te nemen, althans te doen alsof
er een meting wordt uitgevoerd;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
6
hij op of omstreeks 28 september 2021 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, (uit een woning aan de [adres] ) één of meerdere sieraden en/of
geldbedragen en/of een zonnebril en/of een koffer en/of een beautycase en/of
sleutels en/of een paspoort en/of horloges), in elk geval enig goed, dat/die geheel of
ten dele aan [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft
en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid,
of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels, door tegen
die [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] te zeggen:
- van het waterbedrijf te zijn en/of
- het water te moeten controleren en/of
- de woning en/of badkamer betreden moet worden en/of
- dat het water vergiftigd is en/of
- ze daardoor dood kunnen gaan,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 december 2021, genummerd PL09002021326126, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 326. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.een proces-verbaal van aangifte van [A] , namens [benadeelde 2] , pagina 93;
3.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2021324375-23, pagina 142;
4.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2021324375-23, pagina 143;
5.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2021324375-23, pagina 144;
6.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2021324375-23, pagina 145;
7.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2021324375-23, pagina 146;
8.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2021324375-23, pagina 147;
9.een proces-verbaal van verhoor, genummerd PL0900-2021324375-10, pagina 98;
10.een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pagina 100;
11.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2021324375-5, pagina 96;
12.een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 71;
13.een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 72;
14.een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 73;
15.de bijlage van de aangifte, pagina 75;
16.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL09002021324353-11, pagina 136;
17.de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900 2021324353-11, pagina 140;
18.een proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, genummerd PL09002021324353-9, pagina 90 en pagina 92;
19.een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , pagina 37;
20.een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , pagina 38;
21.de bijlage van de aangifte, pagina 40.
22.een proces-verbaal, genummerd PL0900- 2021316796, pagina 43;
23.een proces-verbaal, genummerd PL0900- 2021316796, pagina 44;
24.de bijlage van een proces-verbaal, genummerd PL0900- 2021316796, pagina 47;
25.een proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, genummerd PL09002021316796-6, pagina 59 en pagina 61;
26.een proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, genummerd PL09002021316796-7, pagina 62 en pagina 64;
27.een proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, genummerd PL09002021316796-8, pagina 65 en pagina 69.
28.een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 6] namens [benadeelde 5] , pagina 7;
29.een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 6] namens [benadeelde 5] , pagina 8;
30.een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 5] , pagina 24;
31.een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 5] , pagina 25;
32.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-20212310568-8, pagina 32;
33.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-20212310568-8, pagina 33;
34.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-20212310568-8, pagina 34;
35.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-20212310568-8, pagina 35;
36.een proces-verbaal van herkenning door opsporingsambtenaar, genummerd PL0900202131056810, pagina 154 en pagina 156;
37.een proces-verbaal van herkenning door opsporingsambtenaar, genummerd PL0900-2021310568-12, pagina 158 en pagina 160.