ECLI:NL:RBMNE:2022:2921

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
UTR 22/293
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de hoogte van de IVA-uitkering en de berekening van het WIA-dagloon

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de hoogte van de IVA-uitkering. Eiseres, die sinds 12 januari 2015 arbeidsongeschikt is, heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van haar IVA-uitkering, die door het Uwv was vastgesteld op € 1.332,19 bruto per maand. Eiseres betwistte de berekening van haar WIA (IVA)-dagloon, omdat zij meende dat het uurloon te hoog was vastgesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld via een mondelinge uitspraak, waarbij eiseres en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv in zijn besluit van 8 december 2021 het bezwaar van eiseres gegrond heeft verklaard en haar een IVA-uitkering heeft toegekend. Eiseres was het echter niet eens met de hoogte van deze uitkering en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat eiseres niet heeft aangetoond dat haar WIA (IVA)-dagloon onjuist is vastgesteld. De bewijsstukken die eiseres heeft overgelegd, waren voornamelijk gericht op de berekening van het maatman(uur)loon, wat niet relevant is voor de vaststelling van het WIA-dagloon.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat de hoogte van de IVA-uitkering van eiseres niet verandert. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/293
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder,
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Inleiding en procesverloop

In het besluit van 9 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres op grond van de Wet WIA [1] een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend op grond van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
In het besluit van 8 december 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Het Uwv heeft aan eiseres per 5 augustus 2021 een IVA [2] -uitkering toegekend, omdat zij 80-100% arbeidsongeschikt is en geen of geringe kans heeft op herstel. De hoogte van de uitkering is € 1.332,19 bruto per maand, exclusief vakantiegeld.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Eiseres is het namelijk niet eens met de hoogte van haar uitkering.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 24 juni 2022 via Teams op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van verweerder en de heer [A] .
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Wat er aan deze procedure vooraf ging
1. Eiseres is per 12 januari 2015 arbeidsongeschikt geworden voor haar werk als financieel administratief medewerker, voor 20 uur per week, door belemmerende gezondheidsklachten. Het dienstverband van eiseres is per 1 januari 2016 beëindigd. Zij heeft daarna verschillende uitkeringen gehad. Eiseres heeft op 4 mei 2021 gevraagd om een herbeoordeling van haar loongerelateerde WGA-uitkering (80-100%), omdat zij geen verandering meer verwacht van haar gezondheidssituatie. In eerste instantie ziet het Uwv geen reden om haar uitkering te wijzigen, maar de verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt in de rapportage van 30 november 2021 vast dat hij niet verwacht dat de gezondheidssituatie van eiseres nog zal verbeteren. Daarom moet eiseres per 5 augustus 2021 een IVA-uitkering krijgen.
De standpunten van partijen
2. Eiseres is het niet eens met de beslissing op bezwaar. Zij is het er wel mee eens dat zij een IVA-uitkering krijgt, maar zij vindt dat de uitkering niet goed is berekend, omdat er wordt uitgegaan van een te hoog uurloon. [3] Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiseres onder andere verwezen naar de berekening van haar maatman(uur)loon over 2014. Omdat het uurloon dat het Uwv heeft berekend te hoog is, is ook haar jaarloon te hoog. Hierdoor is de berekeningsgrondslag van haar pensioengevend salaris te hoog en daarom krijgt zij geen arbeidsongeschiktheidspensioen van het ABP. Volgens eiseres heeft zij wel recht op dit arbeidsongeschiktheidspensioen. Ter onderbouwing van haar standpunt dat de hoogte van haar IVA-uitkering niet goed is berekend, heeft zij ook nog het volgende aangevoerd.
3. In de eerste zes maanden van 2014 had zij onterecht twee personeelsnummers bij haar oude werkgever (het ministerie van VWS [4] ) voor respectievelijk 6 en 14 uur per week. Dit is in 2014 rechtgezet: het ministerie van VWS heeft haar bij besluit van 20 juni 2014 met ingang van 1 november 2013 geplaatst in de functie van Administratief Medewerker. Eiseres heeft dus met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2013 één personeelsnummer voor 20 uur per week (conform haar contract). Maar: bij de berekening van haar uurloon heeft het Uwv de eerste zes maanden van 2014 niet meegenomen en de laatste zes maanden dubbel. Hierdoor is een aantal zaken [5] twee keer meegenomen in de berekening van het uurloon.
4. Het Uwv stelt zich hierover op het standpunt dat de hoogte van de IVA-uitkering juist is vastgesteld. In de toelichting bij beslissing op bezwaar heeft verweerder uitgelegd hoe de hoogte van de uitkering is berekend. [6] In het verweerschrift van 22 februari 2022 legt het Uwv de dagloonberekening [7] uit waarop zowel de hoogte van de IVA-uitkering als de WGA-uitkering is gebaseerd. Het Uwv heeft het jaar 2014 gebruikt als refertejaar bij de dagloonberekening. Het is het Uwv niet gebleken dat de loongegevens uit 2014 niet juist zijn.
Oordeel van de rechtbank
5. Om een arbeidsongeschiktheidspensioen van het ABP te kunnen krijgen - en dat is wat eiseres wil bereiken met haar beroep - moet de berekeningsgrondslag voor dat pensioen hoger zijn dat het WIA/(IVA)-jaarloon.
6. Het WIA/(IVA)-jaarloon is gebaseerd op het WIA-dagloon (in dit geval € 80,45): dat is wat iemand gemiddeld verdiende per dag, in het laatste jaar voordat hij of zij ziek werd. Het WIA-dagloon wordt gebruikt om de hoogte van de WIA/(IVA)-uitkering te berekenen, die op haar beurt weer door het ABP gebruikt wordt om te bekijken of iemand recht heeft op een arbeidsongeschiktheidspensioen. De ABP arbeidsongeschiktheidsuitkering is namelijk een percentage van het WIA/(IVA)-dagloon. Als eiseres aanspraak wil maken op een arbeidsongeschiktheidspensioen van het ABP moet zij dus aantonen dat haar WIA/(IVA)-dagloon niet juist is vastgesteld.
7. Hier is eiseres niet in geslaagd en zij krijg dus geen gelijk. De bewijsstukken die eiseres heeft overgelegd, zien namelijk vooral op de berekening van het maatman(uur)loon. Dat is het loon dat iemand verdiende op de laatste dag voordat hij of zij ziek werd en daarmee wordt het arbeidsongeschiktheidspercentage berekend. Het maanman(uur)loon is dus iets anders dan het WIA-dagloon. Eiseres kan met berekeningen van het maatman(uur)loon niet aannemelijk maken dat het WIA-dagloon niet klopt. Als eiseres aanspraak wil maken op haar arbeidsongeschiktheidspensioen van het ABP moet zij om te beginnen met bewijsstukken komen die relevant zijn voor de berekening van haar WIA/(IVA)-dagloon.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en de hoogte van de IVA-uitkering van eiseres niet verandert. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
9. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2022 door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
De griffier is verhinderd het proces-verbaal
van de uitspraak mede te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten.
3.Er wordt uitgegaan van een uurloon van € 20,89 maar dat moet zijn € 17,17.
4.Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
5.(a) een extra loonbetaling van augustus 2014, (b) een aantal nabetalingen van in totaal € 1.510,-, (c) uitbetaling van overgebleven vakantie-uren, (d) vervoerskosten en (e) verblijfskosten.
6.De IVA-uitkering is 75% van het WGA-maandloon. Het WGA-maandloon is € 1.918, 35. De uitkering (inclusief vakantiegeld) is daarom: € 1.438, 76 ( € 1.918, 35 x 75%).
7.De WGA-uitkering per 9 januari 2017 is gebaseerd op het dagloon van een bedrag van € 80,45. Voor het vaststellen van de hoogte de IVA-uitkering wordt hetzelfde bedrag aan dagloon gebruikt.