4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] is op 2 juni 2021 een proces-verbaal verkeersongevalsanalyse opgemaakt. Hierin hebben zij gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 1 maart 2021, omstreeks 17:57 uur, reed de bestuurder van de Mercedes-Benz over rijstrook 3 van de Rijksweg A6 rechts, ter hoogte van hectometerpaal 61.2, komende uit de richting van Amsterdam en gaande in de richting van Lelystad.
Voor de bestuurder van de Mercedes-Benz ontstond file op de Rijksweg waardoor er voertuigen langzaam reden of stil stonden. De bestuurder van de Mercedes-Benz werd ongeveer 744 meter voor deze file gewaarschuwd door elektronische signaleringsborden die boven de snelweg een snelheidsbeperking van "70" knipperend toonden. Ongeveer 169 meter voor de file werd de bestuurder van de Mercedes-Benz gewaarschuwd door elektronische signaleringsborden die een snelheidsbeperking van "50" knipperend toonden.
Ondanks de snelheidsbeperking op de elektronische signaleringsborden reed de bestuurder van de Mercedes-Benz tegen het achterste voertuig van de file aan. Dit achterste voertuig, de Citroën, stond op basis van tactisch onderzoek stil of reed zeer langzaam. De Citroën schoof vervolgens door tegen een stilstaande Mazda. De Mazda draaide vervolgens om zijn gieras en botste zijwaarts tegen de achterzijde van een bedrijfsauto aan.
Op basis van de snelheidsberekening zou de bestuurder van de Mercedes-Benz op het moment van de botsing met een indicatieve snelheid hebben gereden gelegen tussen de 91 en 98 kilometer per uur.
Uitgaande van de berekening en de verklaring van de bestuurder van de Mercedes-Benz, waarin hij verklaart dat hij ongeveer 100 kilometer per uur reed, blijkt dat de bestuurder ongeveer 26 seconden de tijd had om te reageren vanaf het portaal met de snelheidsbeperking van "70" knipperen. Vanaf het laatste portaal met de snelheidsbeperking van "50" knipperen zou hij nog ongeveer 6 seconden de tijd
hebben om te reageren.
Op basis van tactisch onderzoek blijkt dat de bestuurder van de Mercedes-Benz tijdens het besturen van zijn voertuig gebruik had gemaakt van zijn mobiele telefoon.
Op basis van een foto vlak voor het ongeval en het technisch onderzoek is het
zeer aannemelijk dat de bestuurder van de Mercedes-Benz niet kon zien welke snelheid hij reed.
Ondanks de elektronische signalering met daarop de knipperende snelheidsbeperkingen, de stilstaande dan wel langzaam rijdende voertuigen voor hem en de remlichten van de Citroën botste de bestuurder van de Mercedes achterop de file. Ten gevolge van de aanrijding tussen de Mercedes-Benz en de Citroën overleed de bestuurder van de Citroën ter plaatse.
Door dr. E.R. Hammacher, forensisch arts, is op 1 maart 2021 een schouwverslag van [slachtoffer] opgemaakt. In dit verslag is als conclusie opgenomen:
Niet natuurlijke dood als gevolg van een verkeersongeval. De bij de lijkschouw gevonden letsels zijn voldoende om het overlijden te verklaren.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft op 11 maart 2021 een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek aan de mobiele telefoon van verdachte opgemaakt en hierin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Foto gemaakt om 17:51:16 uur. Op deze foto is te zien dat de foto is gemaakt kort voor de passage van het verkeersbord met de tekst “Almere Hout 1200m”. Het kan niet anders dan dat deze foto is gemaakt vanuit de positie van de bestuurder.
Uit opgevraagde gegevens van de telefoon van verdachte met telefoonnummer [telefoonnummer] blijkt dat er een uitgaande oproep van twee seconden heeft plaatsgevonden op 1 maart 2021 om 17:56:42 uur.Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zijn mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] is.
Door verbalisant [verbalisant 4] is op 23 augustus 2021 navraag gedaan bij de 112 centrale van de Landelijke Eenheid. Hieruit bleek dat de eerste melding van het ongeval was binnengekomen op 1 maart 2021 om 17:57:15 uur.
Op 1 maart 2021 is [getuige 1] bij de politie als getuige gehoord. Hij verklaarde, zakelijk weergegeven:
[verdachte] zat achter het stuur en ik zat naast hem. [verdachte] was aan het bellen met zijn mobiele telefoon. Ik ben wel bang dat [verdachte] was afgeleid door het gebruik van zijn telefoon.
Verdachte heeft ter zitting verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was de bestuurder van de Mercedes-Benz. Ik was onderweg uit mijn werk en was moe. Het tweede matrixbord heb ik niet gezien. Ik reed een beetje op de gok qua snelheid. Vlak voor het ongeluk heb ik mijn zwager gebeld. Dat was niet handsfree. Daarvoor heb ik tijdens het rijden foto’s gemaakt voor in een appgroep. Tijdens het rijden was ik daarmee bezig. Ik denk dat ik niet goed heb opgelet. Mijn neef en ik waren een beetje aan het klieren in de auto. Ik was niet serieus aan het rijden.
Tijdens zijn verhoor op 7 oktober 2021 bij de politie heeft verdachte onder meer verklaard:
A: Dan kijk ik om mij heen om te kijken waarom er 70 wordt aangegeven. Als er vrachtwagens met pech langs de weg staan worden die matrixborden ook altijd aangezet. En als je die vrachtwagen dan voorbij bent, kun je weer doorrijden..
V: Ben je dan langzamer gaan rijden?
A: Dat denk ik dus niet. Ik weet het eigenlijk niet.
V: Heb je toen een vrachtwagen gezien?
A: Nee.
0: Uit deze informatie blijkt tevens dat jij op de A6 een portaal gepasseerd bent met matrixborden die op dat moment een maximum snelheid van 50 kilometer per uur aangeven. Tegelijkertijd met deze snelheid knipperden ook de oranje lichten van deze matrixborden..
V: Wat kun je hierover vertellen?
A: Die heb ik wel gezien. Daarom reed ik inmiddels 80 a 90, ik reed langzamer dan 100. Maar dat is nog geen 50.
0: Tussen het eerste portaal en het tweede portaal zat een afstand van 575 meter. Tussen het tweede portaal en de plaats van het ongeval zat een afstand van 169 meter. Dus je had in totaal 644 meter om je snelheid te regelen.
V: Waarom heb je hier dan niet naar gehandeld en je snelheid aangepast naar de snelheid zoals vermeld op de matrixborden?
A: Dat is dan de grote fout geweest. Dat is niet gebeurd. Daar was ik toen te eigenwijs voor. Ik zag toen niks om wat het nodig maakte om te remmen. Ik heb niet gezien dat men bijna stilstond.
Bewijsoverweging
Mate van schuld
Of er sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte was op 1 maart 2021 de bestuurder van een Mercedes-Benz en reed daarmee op de A6. De snelheidsmeter van dit voertuig was defect, waardoor verdachte niet kon zien wat zijn snelheid was. Gedurende de rit was hij naar eigen zeggen met zijn neef aan het ‘klieren’ in de auto. Dat blijkt ook uit het dossier, waarin onder meer te zien is dat hij tijdens het rijden foto’s aan het maken, waarbij op één van de foto’s zichtbaar is dat een ander dan de verdachte het stuur vasthoudt.
Omdat er file stond op de A6 gaven de matrixborden eerst een maximumsnelheid van 70 kilometer per uur aan en vervolgens 50 kilometer per uur. Verdachte heeft echter sneller gereden dan toegestaan. Naar eigen zeggen omdat hij eigenwijs was, en niets zag waardoor hij het nodig vond om te remmen. Uit de metingen is gebleken dat hij met een snelheid gelegen tussen de 91 en 98 kilometer per uur achterop het veel lichtere voertuig (een Citroën van 695 kilo) van [slachtoffer] , welke op dat moment stil stond dan wel zeer langzaam reed, is gereden.
Kort voorafgaand aan deze aanrijding heeft verdachte, niet handsfree, gebeld. De telefonische oproep vond plaats om 17:56:41 uur en de eerste melding bij 112 is binnengekomen om 17:57:15 uur. Hier zitten slechts 34 seconden tussen. Door de raadsvrouw is bepleit dat niet vastgesteld kan worden dat het telefoongebruik van verdachte heeft bijgedragen aan het ongeval, omdat de periode van 34 seconden daarvoor te lang is. De rechtbank verwerpt dit verweer. Er gaat enige tijd overheen voordat door omstanders 112 wordt gebeld en de 112-centrale aan de lijn is. Dit blijkt ook uit een verklaring van [getuige 2] , één van de personen die 112 heeft gebeld. Zij zag de botsing in haar ooghoek, is uit haar voertuig gestapt en in de berm gaan zitten. Vervolgens heeft zij 112 gebeld. Het registreren van een ongeluk, uitstappen en in de berm plaatsnemen zal meerdere seconden in beslag nemen. Hierbij komt dat ook getuige [getuige 1] , de neef van verdachte die bij hem in de auto zat, heeft verklaard dat hij bang was dat verdachte was afgeleid door het gebruik van zijn telefoon. Los daarvan, staat hoe dan ook vast dat verdachte met zijn telefoon bezig was op het moment dat hij zijn snelheid moest minderen overeenkomstig de op de matrixborden aangegeven snelheid. Hij heeft zijn snelheid niet voldoende geminderd en heeft niet geanticipeerd of gereageerd op de ontstane file. Op het moment van de botsing was zijn snelheid bijna tweemaal zo hoog als toegestaan. Deze hoge snelheid heeft in grote mate bijgedragen aan het verkeersongeval en de daaruit ontstane gevolgen.
De mate van schuld moet, gelet op de ten laste gelegde terminologie, beoordeeld worden als in zeer hoge of aanmerkelijke mate onvoorzichtig en/of onoplettend. De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van gedragingen van verdachte meer dan substantieel afwijkt van het gedrag van een normale verkeersdeelnemer. Verdachte heeft door zijn handelen gedrag vertoond dat de kwalificatie ‘aanmerkelijke mate van schuld’ overstijgt. Hij heeft zeer onvoorzichtig en onoplettend gehandeld en onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven geroepen.
De rechtbank acht, gelet op het voornoemde, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich zodanig als verkeersdeelnemer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden. Daarmee is sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals onder 1 primair ten laste gelegd.
Causaal verband verkeersongeval en overlijden
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of het overlijden van [slachtoffer] in redelijkheid aan de gedragingen van verdachte kan worden toegerekend. De conclusie in het schouwverslag, zoals hiervoor onder de bewijsmiddelen aangehaald, luidt samengevat dat [slachtoffer] een niet natuurlijke dood is gestorven als gevolg van het verkeersongeval. Daarmee is voldaan aan het vereiste van de dubbele causaliteit.
Conclusie
De rechtbank acht het als feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.