ECLI:NL:RBMNE:2022:2902

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
16.057882.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag en gebruik van mobiele telefoon

Op 1 maart 2021 vond er een dodelijk verkeersongeval plaats op de A6 in Almere, waarbij de verdachte, bestuurder van een Mercedes-Benz, met een snelheid tussen de 91 en 98 kilometer per uur achterop een stilstaande file reed. De verdachte had niet alleen de snelheidsbeperkingen op de matrixborden genegeerd, maar was ook bezig met zijn mobiele telefoon, wat leidde tot afleiding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend had gedragen, wat resulteerde in de dood van de bestuurder van een Citroën die in de file stond. De rechtbank legde de verdachte een maximale taakstraf van 240 uur op, samen met een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaar. De rechtbank hield rekening met de kwetsbaarheid van de verdachte, die een traumatisch verleden had, en oordeelde dat een gevangenisstraf niet in het belang van de maatschappij zou zijn. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van shockschade aan de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.057882.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. van der Poel, advocaat te Veenendaal naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. R.L.I. Jansen, advocaat te Dordrecht namens de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
primair:
op 1 maart 2021 in Almere als bestuurder van een motorrijtuig zich zodanig heeft gedragen dat door zijn schuld een verkeersongeluk heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] werd gedood;
subsidiair:
op 1 maart 2021 in Almere zich als bestuurder zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde en zich gerefereerd ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank zal op de standpunten en verweren van de raadsvrouw, voor zover van belang, hieronder bij punt 4.3 ingaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] is op 2 juni 2021 een proces-verbaal verkeersongevalsanalyse opgemaakt. Hierin hebben zij gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 1 maart 2021, omstreeks 17:57 uur, reed de bestuurder van de Mercedes-Benz over rijstrook 3 van de Rijksweg A6 rechts, ter hoogte van hectometerpaal 61.2, komende uit de richting van Amsterdam en gaande in de richting van Lelystad.
Voor de bestuurder van de Mercedes-Benz ontstond file op de Rijksweg waardoor er voertuigen langzaam reden of stil stonden. De bestuurder van de Mercedes-Benz werd ongeveer 744 meter voor deze file gewaarschuwd door elektronische signaleringsborden die boven de snelweg een snelheidsbeperking van "70" knipperend toonden. Ongeveer 169 meter voor de file werd de bestuurder van de Mercedes-Benz gewaarschuwd door elektronische signaleringsborden die een snelheidsbeperking van "50" knipperend toonden.
Ondanks de snelheidsbeperking op de elektronische signaleringsborden reed de bestuurder van de Mercedes-Benz tegen het achterste voertuig van de file aan. Dit achterste voertuig, de Citroën, stond op basis van tactisch onderzoek stil of reed zeer langzaam. De Citroën schoof vervolgens door tegen een stilstaande Mazda. De Mazda draaide vervolgens om zijn gieras en botste zijwaarts tegen de achterzijde van een bedrijfsauto aan.
Op basis van de snelheidsberekening zou de bestuurder van de Mercedes-Benz op het moment van de botsing met een indicatieve snelheid hebben gereden gelegen tussen de 91 en 98 kilometer per uur.
Uitgaande van de berekening en de verklaring van de bestuurder van de Mercedes-Benz, waarin hij verklaart dat hij ongeveer 100 kilometer per uur reed, blijkt dat de bestuurder ongeveer 26 seconden de tijd had om te reageren vanaf het portaal met de snelheidsbeperking van "70" knipperen. Vanaf het laatste portaal met de snelheidsbeperking van "50" knipperen zou hij nog ongeveer 6 seconden de tijd
hebben om te reageren.
Op basis van tactisch onderzoek blijkt dat de bestuurder van de Mercedes-Benz tijdens het besturen van zijn voertuig gebruik had gemaakt van zijn mobiele telefoon.
Op basis van een foto vlak voor het ongeval en het technisch onderzoek is het
zeer aannemelijk dat de bestuurder van de Mercedes-Benz niet kon zien welke snelheid hij reed.
Ondanks de elektronische signalering met daarop de knipperende snelheidsbeperkingen, de stilstaande dan wel langzaam rijdende voertuigen voor hem en de remlichten van de Citroën botste de bestuurder van de Mercedes achterop de file. Ten gevolge van de aanrijding tussen de Mercedes-Benz en de Citroën overleed de bestuurder van de Citroën ter plaatse. [2]
Door dr. E.R. Hammacher, forensisch arts, is op 1 maart 2021 een schouwverslag van [slachtoffer] opgemaakt. In dit verslag is als conclusie opgenomen:
Niet natuurlijke dood als gevolg van een verkeersongeval. De bij de lijkschouw gevonden letsels zijn voldoende om het overlijden te verklaren. [3]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft op 11 maart 2021 een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek aan de mobiele telefoon van verdachte opgemaakt en hierin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Foto gemaakt om 17:51:16 uur. Op deze foto is te zien dat de foto is gemaakt kort voor de passage van het verkeersbord met de tekst “Almere Hout 1200m”. Het kan niet anders dan dat deze foto is gemaakt vanuit de positie van de bestuurder. [4]
Uit opgevraagde gegevens van de telefoon van verdachte met telefoonnummer [telefoonnummer] blijkt dat er een uitgaande oproep van twee seconden heeft plaatsgevonden op 1 maart 2021 om 17:56:42 uur. [5] Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zijn mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] is. [6]
Door verbalisant [verbalisant 4] is op 23 augustus 2021 navraag gedaan bij de 112 centrale van de Landelijke Eenheid. Hieruit bleek dat de eerste melding van het ongeval was binnengekomen op 1 maart 2021 om 17:57:15 uur. [7]
Op 1 maart 2021 is [getuige 1] bij de politie als getuige gehoord. Hij verklaarde, zakelijk weergegeven:
[verdachte] zat achter het stuur en ik zat naast hem. [verdachte] was aan het bellen met zijn mobiele telefoon. Ik ben wel bang dat [verdachte] was afgeleid door het gebruik van zijn telefoon. [8]
Verdachte heeft ter zitting verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was de bestuurder van de Mercedes-Benz. Ik was onderweg uit mijn werk en was moe. Het tweede matrixbord heb ik niet gezien. Ik reed een beetje op de gok qua snelheid. Vlak voor het ongeluk heb ik mijn zwager gebeld. Dat was niet handsfree. Daarvoor heb ik tijdens het rijden foto’s gemaakt voor in een appgroep. Tijdens het rijden was ik daarmee bezig. Ik denk dat ik niet goed heb opgelet. Mijn neef en ik waren een beetje aan het klieren in de auto. Ik was niet serieus aan het rijden. [9]
Tijdens zijn verhoor op 7 oktober 2021 bij de politie heeft verdachte onder meer verklaard:
A: Dan kijk ik om mij heen om te kijken waarom er 70 wordt aangegeven. Als er vrachtwagens met pech langs de weg staan worden die matrixborden ook altijd aangezet. En als je die vrachtwagen dan voorbij bent, kun je weer doorrijden..
V: Ben je dan langzamer gaan rijden?
A: Dat denk ik dus niet. Ik weet het eigenlijk niet.
V: Heb je toen een vrachtwagen gezien?
A: Nee.
0: Uit deze informatie blijkt tevens dat jij op de A6 een portaal gepasseerd bent met matrixborden die op dat moment een maximum snelheid van 50 kilometer per uur aangeven. Tegelijkertijd met deze snelheid knipperden ook de oranje lichten van deze matrixborden..
V: Wat kun je hierover vertellen?
A: Die heb ik wel gezien. Daarom reed ik inmiddels 80 a 90, ik reed langzamer dan 100. Maar dat is nog geen 50.
0: Tussen het eerste portaal en het tweede portaal zat een afstand van 575 meter. Tussen het tweede portaal en de plaats van het ongeval zat een afstand van 169 meter. Dus je had in totaal 644 meter om je snelheid te regelen.
V: Waarom heb je hier dan niet naar gehandeld en je snelheid aangepast naar de snelheid zoals vermeld op de matrixborden?
A: Dat is dan de grote fout geweest. Dat is niet gebeurd. Daar was ik toen te eigenwijs voor. Ik zag toen niks om wat het nodig maakte om te remmen. Ik heb niet gezien dat men bijna stilstond. [10]
Bewijsoverweging
Mate van schuld
Of er sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte was op 1 maart 2021 de bestuurder van een Mercedes-Benz en reed daarmee op de A6. De snelheidsmeter van dit voertuig was defect, waardoor verdachte niet kon zien wat zijn snelheid was. Gedurende de rit was hij naar eigen zeggen met zijn neef aan het ‘klieren’ in de auto. Dat blijkt ook uit het dossier, waarin onder meer te zien is dat hij tijdens het rijden foto’s aan het maken, waarbij op één van de foto’s zichtbaar is dat een ander dan de verdachte het stuur vasthoudt. [11]
Omdat er file stond op de A6 gaven de matrixborden eerst een maximumsnelheid van 70 kilometer per uur aan en vervolgens 50 kilometer per uur. Verdachte heeft echter sneller gereden dan toegestaan. Naar eigen zeggen omdat hij eigenwijs was, en niets zag waardoor hij het nodig vond om te remmen. Uit de metingen is gebleken dat hij met een snelheid gelegen tussen de 91 en 98 kilometer per uur achterop het veel lichtere voertuig (een Citroën van 695 kilo) van [slachtoffer] , welke op dat moment stil stond dan wel zeer langzaam reed, is gereden.
Kort voorafgaand aan deze aanrijding heeft verdachte, niet handsfree, gebeld. De telefonische oproep vond plaats om 17:56:41 uur en de eerste melding bij 112 is binnengekomen om 17:57:15 uur. Hier zitten slechts 34 seconden tussen. Door de raadsvrouw is bepleit dat niet vastgesteld kan worden dat het telefoongebruik van verdachte heeft bijgedragen aan het ongeval, omdat de periode van 34 seconden daarvoor te lang is. De rechtbank verwerpt dit verweer. Er gaat enige tijd overheen voordat door omstanders 112 wordt gebeld en de 112-centrale aan de lijn is. Dit blijkt ook uit een verklaring van [getuige 2] , één van de personen die 112 heeft gebeld. Zij zag de botsing in haar ooghoek, is uit haar voertuig gestapt en in de berm gaan zitten. Vervolgens heeft zij 112 gebeld. Het registreren van een ongeluk, uitstappen en in de berm plaatsnemen zal meerdere seconden in beslag nemen. Hierbij komt dat ook getuige [getuige 1] , de neef van verdachte die bij hem in de auto zat, heeft verklaard dat hij bang was dat verdachte was afgeleid door het gebruik van zijn telefoon. Los daarvan, staat hoe dan ook vast dat verdachte met zijn telefoon bezig was op het moment dat hij zijn snelheid moest minderen overeenkomstig de op de matrixborden aangegeven snelheid. Hij heeft zijn snelheid niet voldoende geminderd en heeft niet geanticipeerd of gereageerd op de ontstane file. Op het moment van de botsing was zijn snelheid bijna tweemaal zo hoog als toegestaan. Deze hoge snelheid heeft in grote mate bijgedragen aan het verkeersongeval en de daaruit ontstane gevolgen.
De mate van schuld moet, gelet op de ten laste gelegde terminologie, beoordeeld worden als in zeer hoge of aanmerkelijke mate onvoorzichtig en/of onoplettend. De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van gedragingen van verdachte meer dan substantieel afwijkt van het gedrag van een normale verkeersdeelnemer. Verdachte heeft door zijn handelen gedrag vertoond dat de kwalificatie ‘aanmerkelijke mate van schuld’ overstijgt. Hij heeft zeer onvoorzichtig en onoplettend gehandeld en onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven geroepen.
De rechtbank acht, gelet op het voornoemde, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich zodanig als verkeersdeelnemer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden. Daarmee is sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals onder 1 primair ten laste gelegd.
Causaal verband verkeersongeval en overlijden
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of het overlijden van [slachtoffer] in redelijkheid aan de gedragingen van verdachte kan worden toegerekend. De conclusie in het schouwverslag, zoals hiervoor onder de bewijsmiddelen aangehaald, luidt samengevat dat [slachtoffer] een niet natuurlijke dood is gestorven als gevolg van het verkeersongeval. Daarmee is voldaan aan het vereiste van de dubbele causaliteit.
Conclusie
De rechtbank acht het als feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
opof omstreeks1 maart 2021, te Almere,althans in Nederland,als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, te weten de rijksweg A6, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doorroekeloos, in elk gevalzeer, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig en/ofonoplettend, te rijden, door:
- terwijl op de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan van die A6 zich langzaam rijdende en/of stilstaande voertuigen bevonden (file) en/of
-(tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig)met zijn mobiele telefoon te bellen en/ofop het scherm van zijn mobiele telefoon te kijken en/ofzijn mobiele telefoon vast te houden en/of
-(daarbij)niet, althans onvoldoende acht te slaan op de voor hem, verdachte, gelegen rijba(a)n(en) en/ofhet zich voor hem, verdachte, bevindende langzaam rijdende en/of stilstaande verkeer op die rijba(a)n(en) en/of
- onvoldoende afstand te houden van het voor hem, verdachte, bevindende verkeer en/of
- de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn, verdachtes, motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, dieweg/rijba(a)n(en) kon overzien en deze vrij was en/of
- met onverminderde, althans met een(veel)hogere snelheid dan de ter plaatse(op zich boven de weg bevindende matrixborden aangegeven)toegestane maximumsnelheid en/ofgelet op de situatie ter plaatse verantwoord was (te weten met een indicatieve snelheid gelegen tussen 91 kilometer per uur en 98 kilometer per uur) op voornoemde file in te rijden en/of
- een kettingbotsing te veroorzaken door (vervolgens) tegen éénof meerzich in die file bevindendevoertuigente rijden en/ofte botsen,
waardoor een ander, te weten de bestuurder van een zich(direct)vóór hem, verdachte, opdedezelfde rijbaan bevindend voertuig(genaamd [slachtoffer])werd gedood.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van acht maanden;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren met aftrek.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
In geval van een veroordeling voor artikel 6 WVW is er sprake van aanmerkelijke schuld en niet van (zeer) ernstige schuld. De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij heeft een zeer moeilijke jeugd gehad. Het ongeval heeft ook op hem persoonlijk veel invloed gehad. Tijdens EMDR therapie heeft hij geprobeerd dit een plekje te geven. Verdachte heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk. Een gevangenisstraf heeft grote consequenties voor verdachte omdat hij dan weer in een omgeving komt die niet veilig voor hem is. De kans op een hevige terugval is dan aanwezig.
De raadsvrouw heeft verzocht een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid van maximaal negen maanden met eventueel een voorwaardelijk deel aan verdachte op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft als beginnend bestuurder een verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft veel harder gereden dan op dat moment toegestaan was. Verdachte is tijdens het rijden met heel andere dingen bezig geweest, zoals het maken van foto’s en het handheld bellen. Hij was met zijn neef aan het klieren. Dit terwijl verdachte in een grote, zeer zware auto reed waarvan de snelheidsmeter defect was. Aan het ontstaan van dit ongeval heeft verdachte door zeer onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag, schuld. Verdachte heeft zich met zijn rijgedrag onverschillig getoond tegenover de geldende verkeersregels en de veiligheid van andere weggebruikers. Door zijn gedrag heeft hij [slachtoffer] het leven ontnomen en de nabestaanden een groot en onherstelbaar verlies aangedaan. Het is voor de nabestaanden onverteerbaar dat zij door het verkeersgedrag van verdachte hun man, vader, familielid of vriend zijn kwijtgeraakt.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 31 mei 2022. Daaruit blijkt dat aan verdachte strafbeschikkingen zijn opgelegd wegens snelheidsovertredingen.
Uit het strafdossier blijkt verder dat verdachte op 29 januari 2020 zijn rijbewijs heeft gehaald en dat vanaf 3 februari 2020 in totaal 32 verkeersovertredingen op zijn naam zijn geregistreerd. Zelfs nadat verdachte zijn rijbewijs net terug had gekregen na het ongeval, op 31 mei 2022, is door de politie weer verkeersgevaarlijk gedrag geconstateerd bij verdachte.
Door reclasseringswerker S. Dijkslag van Reclassering Nederland is op 2 mei 2022 een advies opgesteld. Daarin is opgenomen dat verdachte een zeer onveilige en instabiele jeugd heeft gehad en veelal afgesloten van de buitenwereld is opgegroeid. Hij heeft enkel negatieve jeugdervaringen. Hij heeft daarvoor EMDR therapie gevolgd. Ook het ongeval is bij deze EMDR therapie aan bod geweest, omdat het traumatisch is geweest voor hem. De reclassering verwacht dat verdachte beter zal opletten in het verkeer, omdat hij erg onder de indruk was van het ongeval wat hij heeft veroorzaakt. Zij zien geen aanknopingspunten voor toezicht of gedragsinterventie.
De ambulant begeleider bij Agathos hulpverlening, G. Polinder, heeft in een verklaring naar voren gebracht dat verdachte sinds november 2020 in begeleiding is bij Agathos. Hij komt uit een groot, zeer streng gelovig gezin waarin hij en zijn broers en zussen regelmatig fysiek werden mishandeld door vader. Zij zijn afgezonderd van de maatschappij opgegroeid en kregen thuisonderwijs. Zij zijn zelfs naar Midden-Amerika verhuisd om een afgezonderd leven te kunnen leiden. Door dit alles is verdachte sociaal en emotioneel totaal ontwricht.
Door zijn zeer traumatische jeugd heeft verdachte veel moeite met het uiten van zijn emoties en gevoelens. Hij heeft geleerd geen emoties te tonen als overlevingsstrategie. Het nadeel hiervan is dat onbekenden een verkeerd beeld van hem kunnen krijgen. Verdachte is niet onverschillig, hoewel hij wel zo kan overkomen. Als verdachte te maken heeft met een onveilige omgeving, schiet hij vaak terug in zijn ‘oude’ overlevingsstrategie.
De therapie deed hem veel goed. Het ongeval heeft hem echter erg geraakt en daardoor is hij helaas teruggekeerd in zijn oude overlevingsstrategie.
Verdachte heeft ter zitting kort over zijn verleden verklaard en uitgelegd dat hij vroeger veel mishandeld is, waarbij zijn vader net zo lang bleef slaan totdat hij (verdachte) geen kik meer gaf. Dat maakt het voor hem nog altijd moeilijk om emoties te tonen. Die zijn er als het ware uitgeslagen.
De straf
Naar het oordeel van de rechtbank is de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd in beginsel een passende straf gelet op de LOVS oriëntatiepunten en vaste jurisprudentie. De rechtbank ziet echter redenen om van deze straf af te wijken.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de verschillende doelen die daarmee worden nagestreefd. Enerzijds dient een straf ter vergelding en dient er een signaal uit te gaan naar de maatschappij dat bij dergelijk gevaarlijk (rij)gedrag, met zulke enorme gevolgen, gevangenisstraf op zijn plaats is. Anderzijds dient de rechtbank te kijken naar de persoon van verdachte en dient de stafoplegging te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout in gaat. De rechtbank realiseert zich dat het in deze zaak onmogelijk is om een straf op te leggen die volledig tegemoetkomt aan de belangen van alle betrokkenen. Voor vrouw, kinderen en de overige nabestaanden zal geen enkele straf het immense verdriet over het verlies weg kunnen nemen. De rechtbank ziet om aan beide strafdoelen tegemoet te komen en in de kwetsbare persoon van verdachte, echter reden om hem niet naar de gevangenis te sturen. Als deze kwetsbare verdachte met traumatisch verleden naar de gevangenis moet, dreigt hij af te glijden. Dit kan te veel kapot maken, en uiteindelijk is de maatschappij daar niet bij gebaat. De rechtbank zal daarom aan verdachte de maximale taakstraf voor de duur van 240 uur opleggen.
Wel zal aan verdachte om recidive te voorkomen en om oplegging van bijzondere voorwaarden mogelijk te maken, ook een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden worden opgelegd. De rechtbank acht het namelijk, anders dan de reclassering, van belang dat verdachte een behandeling ondergaat. Welke behandeling dit moet zijn, zal uit verdiepingsdiagnostiek moeten blijken waaraan verdachte moet gaan meewerken. Volgens verdachte vertoont hij dit verkeersgedrag onder meer doordat hij stress en boosheid ervaart vanuit zijn traumatische verleden. Gelet op het recente verkeersgedrag van verdachte, is de inschatting van de reclassering ten aanzien van een laag recidiverisico niet langer houdbaar. Een behandeling moet er aan bijdragen dat verdachte, op het moment dat hij zijn rijbewijs terugkrijgt, niet opnieuw dit verkeersgedrag zal vertonen.
Gelet op het gedrag dat verdachte in het verkeer heeft vertoond vanaf het allereerste moment dat hij zijn rijbewijs heeft gehaald tot zelfs na het veroorzaken van dit ongeluk, is de rechtbank van oordeel dat het zeer belangrijk is dat verdachte voorlopig niet meer deelneemt aan het verkeer. Verdachte heeft over een langere periode laten zien dat hij ongeschikt is om zich als bestuurder op de weg te begeven. De rechtbank zal daarom aan verdachte de maximale ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opleggen, te weten voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs van verdachte al ingevorderd en ingehouden is geweest.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
Beiden vorderen een bedrag van € 7.500,- aan immateriële schade (shockschade), ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[benadeelde 2] vordert daarnaast een vergoeding van proceskosten ter hoogte van € 478,-
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vorderingen geheel kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2021 en de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de gevorderde proceskosten heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in hun vordering. Een identificatie van het slachtoffer door de benadeelde partijen is niet nodig geweest, omdat het slachtoffer al was geïdentificeerd. De aangehaalde arresten zijn niet vergelijkbaar omdat het daar tevens om uitwendig letsel ging en het letsel bij de heer [slachtoffer] inwendig was. Uit de verklaring van de psycholoog volgt dat het vooral gaat om het rouwproces dat gestokt is en om het slecht nieuws gesprek. Uit deze verklaring en de verklaring van de huisarts kan geen geestelijk ziektebeeld worden vastgesteld.
Ook ten aanzien van de proceskosten moet de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze kostenpost niet nader is onderbouwd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partijen als gevolg van het hiervoor primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade hebben geleden. De vraag is of deze schade shockschade betreft.
Door de Hoge Raad is op 28 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:958) de rechtspraak over shockschade gepreciseerd. De Hoge Raad heeft overwogen dat iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt, ook onrechtmatig kan handelen jegens degene bij wie de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan een hevige emotionele schok teweeg brengt. Gezichtspunten die daarbij een rol spelen zijn: (a) de aard, toedracht en gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, (b) de wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan en (c) de aard en hechtheid van de relatie tussen het primair en secundaire slachtoffer. Het recht op vergoeding van schokschade is beperkt tot de schade die volgt uit geestelijk letsel waarbij geldt dat zowel de materiële als immateriële schade die daarvan het gevolg is voor vergoeding in aanmerking komt.
De benadeelde partijen zijn in het mortuarium geconfronteerd met het stoffelijk overschot van hun echtgenoot, respectievelijk zoon. Dat het slachtoffer mogelijk al eerder was geïdentificeerd doet hier niets aan af. Onder meer door deze confrontatie hebben de benadeelde partijen te kampen met psychische klachten. Uit het verslag van Psychologische Praktijk Philips van 24 juni 2022 blijkt dat [benadeelde 1] onder meer EMDR behandeling ondergaat voor trauma en desensitisatie van emoties. Uit het verslag van Heelhoek huisartsenzorg van 29 juni 2022 blijkt dat bij [benadeelde 2] sprake is van forse psychische problemen, te weten PTSS-klachten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verzochte shockschade voor toewijzing in aanmerking komt.
De rechtbank waardeert deze schade voor de benadeelde partijen elk op € 7.500,- en zal de vorderingen tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Voor de benadeelde partij [benadeelde 1] worden deze kosten op dit moment begroot op nihil.
Voor de benadeelde partij [benadeelde 2] zijn proceskosten ter hoogte van € 478,- gevorderd. De rechtbank heeft geconstateerd dat dit bedrag overeenkomt met één punt van het liquidatietarief rechtbank. De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij deze kosten heeft gemaakt en zal deze kostenvergoeding toewijzen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van elk € 7.500,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met elk 72 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 36f van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
drie maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen 5 dagen na onherroepelijk worden van dit vonnis bij Reclassering Leger des Heils (De Meent 2, 8224 BR te Lelystad, telefoonnummer: 0320-295300) (telefonisch) zal melden, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan verdiepingsdiagnostiek door een nader door de reclassering aan te wijzen instelling, en zal meewerken aan het daaruit volgende advies voor ambulante behandeling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij Reclassering Leger des Heils opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
  • ontzegtverdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
    vijf jaar;
  • bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest;
Benadeelde partij
[benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 7.500,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 7.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 72 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde 2]
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 7.500,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 478,-;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 7.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 72 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mr. K.G. van de Streek en mr. I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juli 2022.
Mrs. K.G. van de Streek en B.T. Feenstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair:
hij, op of omstreeks 1 maart 2021, te Almere, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, te weten de rijksweg A6, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl op de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan van die A6 zich langzaam rijdende en/of stilstaande voertuigen bevonden (file) en/of
- ( tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig) met zijn mobiele telefoon te bellen en/of op het scherm van zijn mobiele telefoon te kijken en/of zijn mobiele telefoon vast te houden en/of
- ( daarbij) niet, althans onvoldoende acht te slaan op de voor hem, verdachte, gelegen rijba(a)n(en) en/of het zich voor hem, verdachte, bevindende langzaam rijdende en/of stilstaande verkeer op die rijba(a)n(en) en/of
- onvoldoende afstand te houden van het voor hem, verdachte, bevindende verkeer en/of
- de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn, verdachtes, motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg/rijba(a)n(en) kon
overzien en deze vrij was en/of
- met onverminderde, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse (op zich boven de weg bevindende matrixborden aangegeven) toegestane maximumsnelheid en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was (te weten met een indicatieve snelheid gelegen tussen 91 kilometer per uur en 98 kilometer per uur) op voornoemde file in te rijden en/of
- een kettingbotsing te veroorzaken door (vervolgens) tegen één of meer zich in die file bevindende voertuigen te rijden en/of te botsen,
waardoor een ander, te weten de bestuurder van een zich (direct) vóór hem, verdachte, op de dezelfde rijbaan bevindend voertuig (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 1 maart 2021, te Almere, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de rijksweg A6,
- terwijl op de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan van die A6 zich langzaam rijdende en/of stilstaande voertuigen bevonden (file) en/of
- ( tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig) met zijn mobiele telefoon heeft gebeld en/of op het scherm van zijn mobiele telefoon heeft gekeken en/of zijn mobiele telefoon heeft vastgehouden en/of
- ( daarbij) niet, althans onvoldoende acht heeft geslagen op de voor hem, verdachte, gelegen rijba(a)n(en) en/of het zich voor hem, verdachte, bevindende langzaam rijdende en/of stilstaande verkeer op die rijba(a)n(en) en/of
- onvoldoende afstand heeft gehouden van het voor hem, verdachte, bevindende verkeer en/of
- de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft aangepast dat hij in staat was om zijn, verdachtes, motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg/rijba(a)n(en) kon overzien en deze vrij was en/of
- met onverminderde, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse (op zich boven de weg bevindende matrixborden aangegeven) toegestane maximumsnelheid en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was (te weten met een indicatieve snelheid gelegen tussen 91 kilometer per uur en 98 kilometer per uur) op voornoemde file is ingereden en/of
- een kettingbotsing heeft veroorzaakt door (vervolgens) tegen één of meer zich in die file bevindende voertuigen te rijden en/of te botsen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 oktober 2021, genummerd PL0900-2021065796, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 240. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 78.
3.Pagina 146.
4.Pagina 189.
5.Pagina 204.
6.Pagina 221.
7.Pagina 177.
8.Pagina 179.
9.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 6 juli 2022
10.Pagina 229.
11.Pagina 191.