ECLI:NL:RBMNE:2022:2888

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
22/1845
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onjuiste machtiging in bestuursrechtelijke procedure

Op 7 juli 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak, geregistreerd onder zaaknummer UTR 22/1845. De zaak betreft een beroep dat door de gemachtigde van eiseres is ingediend op 24 april 2022. De rechtbank heeft besloten om geen zitting te houden, omdat zij voldoende informatie heeft om zonder zitting uitspraak te doen. De rechtbank constateert dat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen, waardoor zij de zaak niet inhoudelijk kan behandelen.

De gemachtigde heeft een machtiging van 1 november 2017 overgelegd, maar deze is te oud om als toereikend te worden aangemerkt. Volgens artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een beroep niet-ontvankelijk worden verklaard als het niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De rechtbank heeft de gemachtigde op 12 mei 2022 in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een recente machtiging in te dienen. Echter, de gemachtigde heeft slechts een identieke machtiging opgestuurd, die niet voldoet aan de eisen.

De rechtbank concludeert dat er geen toereikende machtiging is overgelegd en dat de gemachtigde geen reden heeft gegeven voor het ontbreken van een recente machtiging. Daarom verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:54 van de Awb. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1845

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2022 in de zaak tussen

[gemachtigde] , veronderstellenderwijs ingetseld namens [eiseres] ,uit [woonplaats] , eiseres,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Almere, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend op 24 april 2022.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om zonder zitting uitspraak te doen. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Het beroep is door [gemachtigde] , veronderstellenderwijs namens [eiseres] , ingesteld. Bij het beroepschrift is een machtiging van 1 november 2017 meegestuurd. Deze machtiging is te oud om als toereikend te worden aangemerkt. In artikel 6:6 van de Awb staat dat een beroep nietontvankelijk kan worden verklaard als het beroep niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Voordat het beroep nietontvankelijk wordt verklaard moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen.
3. De rechtbank heeft [gemachtigde] bij brief van 12 mei 2022 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken een recente machtiging in te dienen waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens [eiseres] beroep in te stellen en in beroep op te treden. In deze laatste brief staat dat als [gemachtigde] niet (tijdig) aan dit verzoek voldoet, de rechtbank het beroep nietontvankelijk kan verklaren. In reactie hierop heeft [gemachtigde] bij brief van
15 mei 2022, ontvangen door de rechtbank op 17 mei 2022 een identieke machtiging aan de rechtbank gestuurd en aangegeven dat de overlegde (identieke) machtiging onherroepelijk en tot de hoogste instantie geldig is.
4. De overgelegde volmacht is dus geen recente machtiging van [eiseres] . Dat betekent dat er in deze beroepsprocedure geen toereikende machtiging is overgelegd. [gemachtigde] heeft geen reden gegeven waarom hij die niet heeft opgestuurd.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Awb). De rechtbank komt dus niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
O. Asafiati, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2022
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.