ECLI:NL:RBMNE:2022:2887

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
22/1906
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening zonder verschoonbare termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, die te maken had met ernstige gezondheidsproblemen, had beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Almere, dat op 20 januari 2022 bekend was gemaakt. Eiser diende zijn beroepschrift echter pas op 14 maart 2022 in, wat na de wettelijke termijn van zes weken was. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat een beroep binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend, zoals vastgelegd in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft eiser gevraagd naar de reden van de late indiening, waarop eiser zijn handicap en de gevolgen daarvan heeft toegelicht. Ondanks het begrip voor de situatie van eiser, oordeelde de rechtbank dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van eiser was om tijdig juridische hulp te zoeken of iemand te vragen om hem te ondersteunen bij het indienen van het beroep. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is een fatale termijn van openbare orde, wat betekent dat deze niet kan worden verlengd zonder geldige redenen. Gezien het feit dat eiser niet tijdig heeft gehandeld, verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en werd er geen uitspraak over de inhoud van het beroep gedaan. Eiser kreeg geen gelijk en er werd geen vergoeding van proceskosten toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1906

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Almere, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
20 januari 2022.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 20 januari 2022. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 3 maart 2022 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 14 maart 2022. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser is gevraagd waarom hij het beroep na afloop van de beroepstermijn heeft ingediend. Eiser heeft daarop het volgende naar voren gebracht. Eiser zegt dat hij gehandicapt is aan beide armen en pasgeleden voor de veertiende keer is geopereerd. In deze periode kon hij niet thuis verblijven en ging de post langs hem heen. Door alle fysieke en emotionele problemen van zijn handicap is het aan hem voorbij gegaan. Eiser onderbouwt dit met een röntgenfoto en twee foto’s van zijn armen.
5. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van eiser, ziet zij in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het dient voor rekening en risico van eiser te komen dat hij, indien hij daar zelf niet meer toe in staat was, zijn belangen niet heeft laten behartigen door derden. De rechtbank vindt dat van een burger mag worden verwacht dat hij (tijdig) juridisch hulp zoekt om de beroepstermijn veilig te stellen. Eiser had iemand anders kunnen vragen om hem te helpen of namens hem op de post te letten. Verder overweegt de rechtbank dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn van openbare orde is. Dit betekent dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en het beroep zonder geldige redenen, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
7. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.