ECLI:NL:RBMNE:2022:2887
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening zonder verschoonbare termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, die te maken had met ernstige gezondheidsproblemen, had beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Almere, dat op 20 januari 2022 bekend was gemaakt. Eiser diende zijn beroepschrift echter pas op 14 maart 2022 in, wat na de wettelijke termijn van zes weken was. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat een beroep binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend, zoals vastgelegd in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft eiser gevraagd naar de reden van de late indiening, waarop eiser zijn handicap en de gevolgen daarvan heeft toegelicht. Ondanks het begrip voor de situatie van eiser, oordeelde de rechtbank dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van eiser was om tijdig juridische hulp te zoeken of iemand te vragen om hem te ondersteunen bij het indienen van het beroep. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is een fatale termijn van openbare orde, wat betekent dat deze niet kan worden verlengd zonder geldige redenen. Gezien het feit dat eiser niet tijdig heeft gehandeld, verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en werd er geen uitspraak over de inhoud van het beroep gedaan. Eiser kreeg geen gelijk en er werd geen vergoeding van proceskosten toegekend.