ECLI:NL:RBMNE:2022:288

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/3208
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging uitkering Ziektewet en beroepsgronden niet onderbouwd

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de beëindiging van de Ziektewetuitkering van eiseres. De uitkering was door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beëindigd per 12 december 2020, na een beoordeling door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft het beroep behandeld via een telefoonverbinding, waarbij de gemachtigde van verweerder aanwezig was. De derde-partij heeft ook aangegeven niet te verschijnen.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de motivering van de beëindiging van de uitkering beoordeeld. Eiseres voerde aan dat haar medische beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat het onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd. Ze verwees naar een behandeling in Bulgarije voor haar pijnklachten. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd om de rapportage van de verzekeringsarts te weerleggen. Er werden geen gebreken in de besluitvorming door verweerder geconstateerd, en daarom werd het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter R. in 't Veld, met griffier mr. P. Bruins-Langedijk aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3208
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats 1] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. C.W.P. van den Berg ).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [A] , te [woonplaats 2] .

Procesverloop

In het besluit van 11 november 2020 (primair besluit) heeft verweerder de uitkering op grond van de Ziektewet (Zw) van eiseres beëindigd met ingang van 12 december 2020.
In het besluit van 30 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 januari 2022 met behulp van een telefoonverbinding op zitting behandeld. Eiseres is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij heeft aan de rechtbank meegedeeld dat hij niet ter zitting zal verschijnen.
De rechtbank heeft onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres is in het kader van de toetsing verbetering belastbaarheid in het tweede ziektejaar gezien door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. Daarbij is vastgesteld dat eiseres per 23 september 2020 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Verweerder heeft daarom de uitkering ingevolge de Zw vanaf 12 december 2020 ingetrokken.
3. Eiseres voert aan dat haar medische beperkingen tot het verrichten van arbeid nog altijd niet juist zijn vastgesteld, en dat het onderzoek niet met de nodige zorgvuldigheid tot stand is gekomen. Eiseres is voor pijnklachten in haar handen onder behandeling in Bulgarije bij een Bulgaarse arts. Zij verwacht van deze arts een verklaring te krijgen die haar pijnklachten verklaart.
4. De rechtbank is van oordeel dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd waarom de rapportage van de verzekeringsarts in bezwaar zou moeten leiden tot een andere vaststelling van haar medische beperkingen tot het verrichten van arbeid, dan wel dat deze niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Ook overigens heeft de rechtbank aan de hand van de gronden van het beroep geen gebreken in de besluitvorming door verweerder geconstateerd.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Ter zitting is gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2022 door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins-Langedijk, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.