ECLI:NL:RBMNE:2022:2876

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
9937205 UV EXPL 22-124 JH/1050
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurde woning vanwege ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Bo-Ex'91 (eiser) en de Stichting Bewindvoering Nu voor Later, vertegenwoordigd door [A] (gedaagde). De zaak betreft de ontruiming van een woning die door [A] wordt gehuurd van Bo-Ex. De huurovereenkomst is aangegaan op 9 maart 2004 en is onderdeel van het tweede kans-beleid met verplichte woonbegeleiding. Bo-Ex vordert ontruiming van de woning vanwege ernstige overlast die [A] veroorzaakt voor omwonenden, waaronder schreeuwen, bonken en intimidatie. Ondanks eerdere gesprekken en een vaststellingsovereenkomst waarin gedragsaanwijzingen zijn opgenomen, blijft de overlast aanhouden. De bewindvoerder van [A] voert verweer en stelt dat [A] kwetsbaar is en dat ontruiming ernstige gevolgen zal hebben voor haar. De kantonrechter oordeelt dat er voldoende bewijs is van de overlast en dat het aannemelijk is dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. De kantonrechter wijst de vordering van Bo-Ex toe en bepaalt dat de ontruiming binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moet plaatsvinden. De bewindvoerder wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9937205 UV EXPL 22-124 JH/1050
Kort geding vonnis van 13 juli 2022
inzake
de stichting
Stichting Bo-Ex'91,
gevestigd te Utrecht,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.J. Jeths,
tegen:
de stichting
Stichting Bewindvoering Nu voor Later,in haar hoedanigheid van financieel beschermingsbewindvoerder over de goederen van
[A],
gevestigd te Leiden,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. C.P. Visser.
Partijen zullen hierna Bo-Ex, de bewindvoerder en [A] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding met 8 producties, de brief van 28 juni 2022 van mr. Visser met 2 producties en de door mr. Jeths nagezonden producties
9 tot en met 19.
1.2.
Op 29 juni 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens Bo-Ex waren aanwezig de heer [B] (woonconsulent) en mevrouw [C] (case-manager U-Centraal), bijgestaan door mr. Jeths. Ook waren er vijf omwonenden van [A] aanwezig. Aan de kant van de bewindvoerder waren aanwezig mevrouw [D] (beschermingsbewindvoerder), mevrouw [A] en mevrouw [E] (case-manager Altrecht), bijgestaan door mr. Visser.
Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht. Mr. Visser heeft dit gedaan aan de hand van een pleitnota. Partijen hebben geantwoord op de door de kantonrechter gestelde vragen en zij hebben op elkaar kunnen reageren. Van de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[A] huurt vanaf 9 maart 2004 een woning van Bo-Ex aan de [adres] in [woonplaats] (hierna te noemen: de woning). De huurovereenkomst is aangegaan in het kader van het tweede kans-beleid en aanvankelijk met verplichte woonbegeleiding.
2.2.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [A] de woning moet verlaten vanwege de door haar veroorzaakte overlast voor omwonenden.
2.3.
Bo-Ex vordert namelijk de veroordeling van de bewindvoerder om de woning te ontruimen en ter vrije beschikking aan Bo-Ex te stellen, met veroordeling van de bewindvoerder in de proceskosten. Bo-Ex legt aan haar vordering ten grondslag dat [A] al jaren ernstige overlast veroorzaakt en dat zij, ondanks hulpverlening, niet in staat is om zich als goed huurder te gedragen. De overlastklachten bestaan onder meer uit het schreeuwen en bonken in de woning en het uitschelden en intimideren van buren. Bo-Ex stelt dat zij hierover herhaaldelijk met [A] gesprekken heeft gevoerd en afspraken heeft gemaakt, maar dat [A] haar gedrag niet heeft aangepast. Op 3 mei 2022 hebben Bo-Ex en [A] in aanvulling op de huurovereenkomst een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin een gedragsaanwijzing is opgenomen. Die gedragsaanwijzing houdt onder meer in dat [A] zich moet onthouden van intimideren/bedreigend gedrag en dat zij geen geluidsoverlast mag veroorzaken door te schreeuwen, krijsen, schelden en bonken op muren. Ook moet zij zich onthouden van verregaande seksuele, verbale en fysieke uitingen en zal zij geen contact maken met de buren. Direct na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst heeft Bo-Ex weer overlastklachten ontvangen. De overlast gaat tot op heden door en is volgens Bo-Ex zodanig dat ontruiming van de woning op korte termijn noodzakelijk is.
2.4.
De bewindvoerder voert verweer en wijst erop dat [A] een buitengewoon kwetsbare huurder is en dat ontruiming verstrekkende gevolgen zal hebben voor [A] . De woning is haar enige houvast. De bewindvoerder ziet dat [A] wel de wil heeft om zich als goed huurder te gedragen, maar dat nader onderzoek moet uitwijzen of zij hiertoe ook in staat is. Bij een ontruiming zullen de psychische klachten van [A] alleen maar toenemen, met alle gevolgen van dien. De bewindvoerder betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang om een ontruiming op dit moment te rechtvaardigen. Hoewel de gedragingen van [A] niet acceptabel zijn in de huidige woonsetting, duurt de overlast in meer of mindere mate al veel langer voort. Het belang van [A] om nog tijd te krijgen in de woning, met kans op herhuisvesting, weegt volgens de bewindvoerder op dit moment zwaarder dan het belang van de omwonenden op het ongestoord huurgenot.

3.De beoordeling

3.1.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Daarnaast moet er sprake zijn van een spoedeisend belang.
3.2.
Beoordeeld moet dus worden of al dan niet aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [A] zodanige ernstige overlast heeft veroorzaakt dat de huurovereenkomst om die reden moet eindigen én dat Bo-Ex een zodanig spoedeisend belang heeft bij de ontruiming van de woning dat een beslissing in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is en zal hierna uitleggen waarom.
3.3.
Een huurder is verplicht om zich als goed huurder te gedragen. Dit houdt in dat een huurder zich aan de afspraken in de huurovereenkomst moet houden en geen overlast voor omwonenden mag veroorzaken. Als een huurder in strijd hiermee handelt dan komt hij zijn verplichting om zich als goed huurder te gedragen niet na.
3.4.
Uit de door Bo-Ex overgelegde stukken blijkt dat [A] vanaf 2015 ernstige overlast veroorzaakt voor omwonenden. Bo-Ex heeft diverse overlastmeldingen overgelegd die afkomstig zijn van meerdere omwonenden. De meldingen betreffen onder meer het slaan met deuren, bonken, schreeuwen in de woning en op het balkon en het uitschelden, discrimineren en intimideren van buren. Uit het door Bo-Ex overgelegde sfeerverbaal van de wijkagent van 9 juni 2022 blijkt dat de politie ook herhaaldelijk is opgeroepen naar aanleiding van de door [A] veroorzaakte overlast. De wijkagent stelt vast dat [A] overstijgende overlast veroorzaakt in en rondom haar leefomgeving en daardoor het woongenot van haar omwonenden ontneemt. Uit de stellingen van partijen en de in dit geding overgelegde stukken is verder af te leiden dat de overlast voortduurt ondanks de bemiddelingsgesprekken tussen Bo-Ex, [A] en omwonenden en de met [A] gemaakte afspraken over haar woon- en leefgedrag. Er is ook geen zicht op verbetering. De bewindvoerder heeft dit alles niet weersproken.
3.5.
Gelet op de ernst van het overlastgevende gedrag acht de kantonrechter het aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de huurovereenkomst moet worden ontbonden omdat [A] zich niet als goed huurder heeft gedragen en daarmee ernstig tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. Van Bo-Ex kan niet gevergd worden dat deze situatie in afwachting van een bodemprocedure nog langer blijft voortduren. Bo-Ex is namelijk ook ten opzichte van haar overige huurders verantwoordelijk voor een ongestoord woongenot en een veilige woonomgeving. Het belang van [A] om de woning te kunnen blijven gebruiken, moet daarvoor wijken. Anders dan de bewindvoerder heeft bepleit rust op Bo-Ex niet de verplichting om de zorgpartijen harder aan te spreken op hun verantwoordelijkheden dan zij heeft gedaan.
3.6.
Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding om op de beëindiging van de huurovereenkomst vooruit te lopen en de gevorderde ontruiming in deze procedure toe te wijzen. Omdat duidelijk is dat dit tot de onwenselijke situatie leidt dat [A] daardoor niet langer de beschikking heeft over eigen woonruimte, terwijl er op dit moment ook nog geen geschikte andere woonruimte voor haar is gevonden, heeft Bo-Ex op de zitting aangegeven uiterst zorgvuldig om te gaan met de ontruimingsbeslissing. De termijn voor ontruiming wordt gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.7.
De bewindvoerder zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bo-Ex worden begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde €
498,00
Totaal € 751,03

4.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
4.1.
veroordeelt de bewindvoerder om de onroerende zaak aan de [adres] te [woonplaats] met al wie en al wat zich daarin vanwege [A] bevindt binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Bo-Ex te stellen;
4.2.
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Bo-Ex, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 751,03;
4.3.
veroordeelt de bewindvoerder, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Bo-Ex volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,-- aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022.