ECLI:NL:RBMNE:2022:2868

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
C/16/529053 / FA RK 21-1317
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van partneralimentatie in verband met gewijzigde omstandigheden en behoeftigheid

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van partneralimentatie. De man, die eerder € 107,58 per maand aan de vrouw betaalde, verzocht om dit bedrag te verlagen naar € 0,- per maand, omdat hij stelde dat zijn omstandigheden waren gewijzigd. De vrouw, die een bijstandsuitkering ontving, was het niet eens met dit verzoek en stelde dat er geen sprake was van gewijzigde omstandigheden.

De rechtbank heeft de situatie van beide partijen beoordeeld. De man was opnieuw gehuwd en had twee minderjarige kinderen met zijn nieuwe partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw, ondanks haar bijstandsuitkering, behoeftig was vanwege ziekte en niet in staat was om zelf in haar levensonderhoud te voorzien. De rechtbank heeft de draagkracht van de man berekend op basis van zijn netto inkomen en de noodzakelijke kosten die hij moest maken. Hierbij is ook rekening gehouden met de situatie van de nieuwe partner van de man, maar er ontbrak informatie over haar verdiencapaciteit.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de man in staat was om een partneralimentatie van € 364,- bruto per maand te betalen, wat hoger was dan het eerder vastgestelde bedrag. Het verzoek van de man tot nihilstelling van de alimentatie is afgewezen. De rechtbank heeft bepaald dat beide partijen hun eigen proceskosten moeten dragen, gezien hun ex-partnerschap. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Zaaknummer: C/16/529053 / FA RK 21-1317
Partneralimentatie
Beschikking van 17 mei 2022
in de zaak van:
[de man] ,
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. H. Hassan,
t e g e n
[de vrouw] ,
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A.S. Bissumbhar.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
het verzoekschrift van de vrouw met bijlagen 1 tot en met 4, binnengekomen op 12 oktober 2021;
het verweerschrift van de vrouw met bijlage 1;
het rolbericht van de man van 1 december 2021 met bijlage;
het rolbericht van de man van 2 december 2021 met bijlage, en;
het rolbericht van de man van 20 april 2022 met bijlagen.
1.2.
Het verzoek en het verweer zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling van 2 mei 2022. Hiervan zijn aantekeningen gemaakt. Tijdens deze behandeling zijn via videobellen gehoord:
de man, bijgestaan door mr. Hassan, en
de vrouw, bijgestaan door mr. Bissumbhar.

2.Waar gaat het over?

2.1.
De vrouw en de man zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2.
De man is op [2016] opnieuw gehuwd met mevrouw [A] (hierna: [A] ) en samen zijn zij de ouders van:
 [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren in [geboorteplaats] (Marokko) op [2017] , en;
 [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren in [geboorteplaats] op [2019] .
2.3.
De man voldoet een partneralimentatie van € 107,58 per maand aan de vrouw en ditzelfde bedrag wordt maandelijks ingehouden op de bijstandsuitkering die de vrouw ontvangt.
2.4.
De man wil dat dit bedrag met ingang van oktober 2021 wordt gewijzigd in € 0,- per maand. Volgens de man zijn de omstandigheden gewijzigd en kan hij de bijdrage niet meer betalen.
2.5.
De vrouw is het niet eens met het verzoek. Zij wil dat het verzoek wordt afgewezen. Zij vindt dat er geen sprake is van een wijziging van omstandigheden waardoor de man de partneralimentatie niet meer kan betalen.

3.De beoordeling

conclusie
3.1.
De rechtbank wijst het verzoek van de man af. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt. Daarbij gaat zij in op de standpunten van partijen, voor zover die voor de beoordeling van belang zijn. De berekening die de rechtbank heeft gemaakt, is als bijlage aan deze beschikking toegevoegd. Bij de berekening rondt de rechtbank af op hele euro’s.
reden voor de wijziging
3.2.
De rechtbank kan de partneralimentatie opnieuw berekenen als de omstandigheden zijn gewijzigd [1] . Hier zijn de omstandigheden gewijzigd, want de man is opnieuw gehuwd en vader geworden van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
huwelijksgerelateerde behoefte
3.3.
Bij de berekening van de partneralimentatie stelt de rechtbank eerst het bedrag vast dat de vrouw nodig heeft om haar kosten van te kunnen betalen. Dat wordt de ‘behoefte’ genoemd. Daarbij kijkt de rechtbank niet alleen naar de puur noodzakelijke kosten die de vrouw moet maken, maar ook naar de welstand waarin partijen hebben geleefd en naar wat de vrouw daardoor gewend was uit te geven. Daarom wordt dat de ‘huwelijksgerelateerde behoefte’ genoemd.
3.4.
De huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw staat niet ter discussie tussen partijen. De rechtbank gaat er om die reden van uit dat de vrouw in ieder geval een behoefte heeft die gelijk is aan de grens van het bestaansminimum voor een alleenstaande.
behoeftigheid
3.5.
Vervolgens onderzoekt de rechtbank of de vrouw redelijkerwijs in staat is om zelf dat bedrag te verdienen. Als de vrouw daar niet toe in staat is, dan is zij ‘behoeftig’.
3.6.
De vrouw ontvangt een bijstandsuitkering. De rechtbank overweegt dat het enkel onvangen van een bijstandsuitkering nog niet maakt dat de vrouw behoeftig is. De vrouw stelt echter gemotiveerd dat zij ziek is en dat zij om die reden niet kan werken. De man heeft dit niet, althans niet voldoende betwist. De vrouw is dus behoeftig.
draagkracht man
3.7.
Vervolgens onderzoekt de rechtbank in hoeverre de man die bijdrage kan betalen. Dat wordt de ‘draagkracht’ genoemd.
3.8.
Voor het bepalen van de draagkracht rekent de rechtbank op basis van de overgelegde
loonstroken van december 2021 tot en met februari 2022, waarop een inkomen van € 1.829,- bruto per maand staat vermeld. De rechtbank berekent dat de man daarvan € 1.740,- netto per maand overhoudt. [2]
3.9.
Vervolgens bekijkt de rechtbank welke noodzakelijke kosten de man moet betalen van dit netto besteedbaar inkomen. Al deze kosten bij elkaar opgeteld wordt het ‘draagkrachtloos inkomen’ genoemd. Bij de bepaling van dit draagkrachtloos inkomen is de rechtbank uitgegaan van de in de bijlage vermelde lasten. [3] Voor zover daar aanleiding voor is, licht de rechtbank deze lasten als volgt toe.
3.10.
De man stelt dat zijn draagkracht het betalen van alimentatie voor de vrouw niet toelaat omdat hij onderhoudsplichtig is voor zijn beide kinderen. Desgevraagd heeft hij aangegeven dat de moeder van de kinderen, [A] , niet werkt. Dit is niet door de vrouw betwist. Alhoewel dus tussen partijen niet in geschil is dat [A] niet werkt, laat de man na te stellen en te onderbouwen dat [A] niet in staat is te werken. Ook nadat ter zitting hiernaar is gevraagd, is de man op geen enkele manier hierop ingegaan. Uit de basisregistratie persoonsgegevens blijkt dat [A] in Marokko is geboren, maar voor het overige ontbreekt iedere informatie over haar en haar mogelijkheden om in haar eigen kosten en die van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te kunnen voorzien. Omdat de rechtbank dus niets weet over de verdiencapaciteit van [A] , is ook onduidelijk gebleven of de man zijn woonlast en overige lasten zou kunnen delen met [A] . Omdat de man ten aanzien van de verdiencapaciteit van [A] niets heeft gesteld terwijl zij ook onderhoudsplichtig is voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , zal de rechtbank er vanuit gaan dat dat [A] in haar eigen levensonderhoud kan voorzien en rekent zij bij het bepalen van de draagkracht van de man voor partneralimentatie met de bijstandsnorm voor een alleenstaande en de helft van de woonlast en zorgpremie. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de – niet bestreden – maandelijkse lasten voor het woon- en werkverkeer van € 92,-. De man heeft recht op zorgtoeslag.
Tenslotte heeft de man noch in zijn verzoekschift noch ter zitting iets gesteld over de behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Om die reden gaat de rechtbank ervan uit dat deze niet hoger is dan het kindgebonden budget dat de man voor hen ontvangt.
3.11.
Van het netto besteedbaar inkomen van de man blijft dan na aftrek van het totale draagkrachtloos inkomen van € 1.358,- per maand een bedrag van € 382,- netto per maand over. Daarvan is volgens de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie van de Rechtspraak 60% beschikbaar voor partneralimentatie, oftewel € 229,- netto per maand. De overige 40% kan de man vrij besteden (de ‘vrije ruimte’). Als de man partneralimentatie betaalt, dan mag hij de betaalde partneralimentatie als aftrekpost opvoeren in de belastingaangifte. Daardoor betaalt hij minder belasting, zodat hij meer ruimte heeft voor partneralimentatie. De rechtbank telt daarom dat belastingvoordeel op bij de draagkracht. Daarmee komt de draagkracht van de man dan op een bedrag van € 364,- bruto per maand. De draagkracht van de man overstijgt de eerder vastgestelde partneralimentatie die hij aan de vrouw moet betalen. De rechtbank wijst om die reden het verzoek tot nihilstelling van de man af.
proceskosten
3.12.
Partijen moeten ieder de eigen proceskosten betalen, omdat zij elkaars ex-partners zijn.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot nihilstelling van de man af;
4.2.
beslist dat partijen ieder de eigen proceskosten moeten betalen;
4.3.
wijst de verzoeken voor het overige af.
Dit is de beslissing van rechter mr. A.E. Sutorius-van Hees, tot stand gekomen in samenwerking met mr. D.J.M. Kuppens, griffier. Deze is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof in Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Bijlage:

Voetnoten

1.Artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek
2.Bijlage 1: draagkracht van de man
3.Bijlage 1: draagkracht van de man