Deze uitspraak betreft het beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Soest, gedateerd 30 september 2021. De rechtbank heeft in deze zaak besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiseres het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Dit is een vereiste voor het in behandeling nemen van een beroep volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval was het griffierecht vastgesteld op € 360,-.
De rechtbank heeft eiseres op 26 maart 2022 een aangetekende brief gestuurd waarin zij werd geïnformeerd dat het griffierecht binnen vier weken moest worden betaald. Aangezien de rechtbank het bedrag niet op tijd heeft ontvangen en eiseres geen geldige reden heeft opgegeven voor deze vertraging, kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 Awb.
De rechtbank heeft in haar beslissing aangegeven dat er geen sprake is van een vergoeding van de proceskosten, omdat het beroep niet inhoudelijk is behandeld. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 24 mei 2022. Eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met deze uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.