Op 18 maart 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Ikdogan, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft een beroep tegen een beslissing op bezwaar van 22 november 2021. Eiseres heeft op 9 december 2021 een reactie op deze beslissing gestuurd, maar omdat er tegen de beslissing op bezwaar alleen beroep openstaat, is deze reactie als beroepschrift doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank heeft op 10 februari 2022 aan de gemachtigde van eiseres uitgelegd dat het griffierecht tijdig betaald moet worden om het beroep voort te zetten.
De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat het griffierecht niet op tijd is betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval bedroeg het griffierecht € 49,-. De rechtbank heeft eiseres op 27 januari 2022 een aangetekende brief gestuurd waarin zij werd geïnformeerd dat het griffierecht binnen vier weken moest worden betaald. Aangezien de rechtbank het bedrag niet op tijd heeft ontvangen en eiseres geen geldige reden heeft gegeven voor de late betaling, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 Awb.
De rechtbank heeft besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen en heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk. Eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.