ECLI:NL:RBMNE:2022:2856

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
20/4247-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

In deze zaak heeft de opposante verzet aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank van 4 oktober 2021, waarin haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposante had op 24 juni 2020 een aanvraag ingediend, maar het college had op 17 augustus 2020 al een besluit genomen, waarmee de aanvraag werd afgewezen. De rechtbank heeft de zitting online gehouden op 10 maart 2022, waarbij de opposante en haar gemachtigde aanwezig waren, maar het college niet.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de eerdere uitspraak van 4 oktober 2021 in stand kan blijven. De rechtbank heeft de argumenten van de opposante niet overtuigend genoeg geacht om te twijfelen aan de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft benadrukt dat de bekendmaking van het besluit van 17 augustus 2020 niet ter discussie staat in deze verzetprocedure, maar dat dit enkel kan worden aangevochten in een eventuele bezwaar- en beroepsprocedure tegen dat besluit.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk, en is openbaar uitgesproken op 18 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4247-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2022 op het verzet van

[opposante] , te [woonplaats] , opposante,

(gemachtigde: B.A.M. Veer-van de Broek).

Procesverloop

Opposante heeft beroep ingediend het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag van 24 juni 2020 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (het college).
In de uitspraak van 4 oktober 2021 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak een verzetschrift ingediend.
De zitting heeft online plaatsgevonden op 10 maart 2022. Opposante is verschenen, samen met haar gemachtigde.
Het college is niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft de uitspraak van 4 oktober 2021 gedaan zonder dat zij een zitting heeft gehouden. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als over de uitkomst van de procedure in redelijkheid geen twijfel mogelijk is.
2. In deze verzetprocedure is de beoordeling van de rechtbank beperkt tot de vraag of de uitspraak van de rechtbank van 4 oktober 2021 in stand kan blijven. De rechtbank moet dus beoordelen of door de argumenten van opposante twijfel ontstaat over die eerdere uitkomst. Zo nee, dan is het verzet ongegrond en blijft de eerdere uitspraak in stand. Zo ja, dan is het verzet gegrond en vervalt de eerdere uitspraak.
3. De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen van opposante op 4 oktober 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het college wel op tijd een besluit heeft genomen op de aanvraag van opposante. Met het besluit van 17 augustus 2020 is namelijk de aanvraag afgewezen. Volgens opposante is de uitspraak van de rechtbank van 4 oktober 2021 niet juist omdat het besluit van 17 augustus 2020 naar gemachtigde van opposante gestuurd had moeten worden. Ook betwijfelt opposante of het besluit überhaupt wel verstuurd is.
4. De rechtbank volgt opposante hierin niet. In de wet staat dat iemand beroep kan instellen tegen het niet tijdig
nemenvan een besluit [1] . Dat is wat opposante heeft gedaan. De rechtbank heeft geen redenen om eraan te twijfelen dat het college het besluit van 17 augustus 2020 ook daadwerkelijk heeft genomen. Het besluit van 17 augustus 2020 zit in het dossier, is ondertekend, de datum (van verzending) staat erop alsook het kenmerk van gemachtigde. Het antwoord op de vraag of het besluit van 17 augustus 2020 wel is verstuurd en zo ja, of het aan de juiste persoon is verstuurd, speelt in deze procedure geen rol. Dat gaat namelijk over de vraag of het besluit op de juiste wijze
bekend is gemaakt. Dit is iets anders dan het nemen van een besluit. De (juiste) bekendmaking van een besluit is van belang, omdat de bezwaartermijn pas gaat lopen op de dag nadat het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt [2] . Opposante kan de verzending van het besluit van 17 augustus 2020 alleen ter discussie stellen in een eventuele bezwaar- en beroepsprocedure tegen dat besluit.
5. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van
4 oktober 2021 in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.

Voetnoten

1.Artikel 6:2, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.