ECLI:NL:RBMNE:2022:2851

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
22/189 rectificatie
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van een bestuursorgaan wegens overschrijding van de beslistermijn op een verzoek om herbeoordeling

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde C.J. Loef, beroep ingesteld tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres heeft een verzoek om herbeoordeling ingediend op 27 oktober 2021, welke door verweerder op 28 oktober 2021 is ontvangen. Volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen diende verweerder binnen acht weken, dus uiterlijk op 23 december 2021, te beslissen op dit verzoek. De rechtbank constateert dat deze termijn is overschreden en dat verweerder de ingebrekestelling op 29 december 2021 heeft ontvangen. De rechtbank wijst erop dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, het verplicht is een dwangsom te betalen voor elke dag dat het in gebreke is, tot een maximum van 42 dagen, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht.

De rechtbank heeft besloten dat verweerder alsnog binnen vier weken na de uitspraak een beslissing moet nemen en dat er een dwangsom van € 100,- per dag moet worden betaald voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens is het beroep gegrond verklaard, wat betekent dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De rechtbank kent een bedrag van € 379,50 toe voor de gemaakte proceskosten, aangezien eiseres een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op 10 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 22/189 – Rectificatie p.3

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: C.J.. Loef)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om herbeoordeling van [A] .

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar verzoek om herbeoordeling ingediend op 27 oktober 2021. Deze is door verweerder op 28 oktober 2021 ontvangen. Verweerder moet binnen acht weken beslissen op het verzoek om herbeoordeling. Dat staat in artikel 101, derde lid van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Verweerder had dus uiterlijk op 23 december 2021 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder de ingebrekestelling op 29 december 2021 heeft ontvangen en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
5. Op het moment van deze uitspraak is de dwangsom nog niet geheel verschuldigd. De rechtbank bepaalt dan ook dat verweerder de dwangsom vast dient te stellen op het moment dat de beslissing is genomen.
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder heeft gevraagd om het verzoek om een aanvullende dwangsom af te wijzen, omdat er een tekort aan capaciteit aan verzekeringsartsen is en omdat er door corona veel uitval is van personeel en er veel afspraken door verzekerden worden afgezegd. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om af te zien van een aanvullende dwangsom, maar ziet wel reden om gezien de omstandigheden die door verweerder zijn genoemd de beslistermijn vast te stellen op vier weken. Dit betekent dat verweerder binnen vier weken na het verzenden van deze uitspraak een beslissing moet nemen.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
9. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken met vaststelling van de dan verbeurde bestuurlijke dwangsom;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 10 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.