In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 10 februari 2022, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had een verzoek om herbeoordeling ingediend bij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, maar verweerder had niet tijdig beslist op dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van acht weken, zoals voorgeschreven in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, was overschreden. Eiseres had haar verzoek op 27 oktober 2021 ingediend, en verweerder had uiterlijk op 23 december 2021 moeten beslissen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de ingebrekestelling door verweerder op 29 december 2021 was ontvangen, en sindsdien waren er twee weken verstreken zonder besluit.
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, het een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, tot een maximum van 42 dagen. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder de dwangsom moet vaststellen op het moment dat de beslissing is genomen. Gezien de omstandigheden, zoals een tekort aan capaciteit aan verzekeringsartsen en de impact van corona, heeft de rechtbank de beslistermijn vastgesteld op vier weken na verzending van de uitspraak. Verweerder moet een dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. Het toegekende bedrag voor proceskosten bedraagt € 379,50, en verweerder moet ook het griffierecht aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.