ECLI:NL:RBMNE:2022:284

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
533942 / HA RK 22-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard; geen wraking van gehele rechtbank mogelijk

Op 26 januari 2022 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechtbank in de zaak met zaaknummer UTR 21 /3463 PW. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van een brief van de griffiemedewerker waarin werd meegedeeld dat mr. C.M. Dijksterhuis de zaak zou behandelen, in plaats van een eerder aan de zaak verbonden rechter. Verzoeker was van mening dat de rechtbank niet adequaat had gereageerd op zijn schadeclaim en dat er sprake was van ambtsmisbruik. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is, omdat de wet geen mogelijkheid biedt om een gehele rechtbank te wraken. Het verzoek is gericht op de rechtbank als geheel en niet op de individuele rechter die de zaak behandelt. De wrakingskamer heeft besloten om af te zien van een mondelinge behandeling, gezien de kennelijke niet-ontvankelijkheid van het verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 28 januari 2022, waarbij de wrakingskamer de griffier opdraagt om deze beslissing aan de betrokken partijen toe te zenden. De procedure van verzoeker met zaaknummer UTR 21 /3463 PW zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 533942 / HA RK 22-19
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 28 januari 2022
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) van:
[verzoeker] ,
wonend in [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoeker,

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 26 januari 2022 een verzoek ingediend tot wraking van de rechtbank in de zaak met zaaknummer UTR 21 /3463 PW.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
In de hoofdzaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit door het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom. Dit beroep zal op 1 februari 2022 op zitting behandeld worden door mr. C.M. Dijksterhuis.
2.2.
Op 11 januari 2022 heeft verzoeker een brief gestuurd naar de administratie van de afdeling Bestuursrecht van deze rechtbank waarin hij de griffiemedewerker aansprakelijk houdt voor schade aan zijn voordeur omdat de politie in de nacht van 4 januari 2022 zijn woning heeft doorzocht. Op 18 januari 2022 heeft de griffiemedewerker een brief gestuurd waarin wordt meegedeeld dat het beroep door mr. Dijksterhuis zal worden behandeld, in plaats van een rechter die eerder aan de zaak was verbonden. Verzoeker heeft daarop de rechtbank gewraakt omdat in de brief van 18 januari 2022 niet op zijn schadeclaim is gereageerd. Omdat volgens verzoeker de rechtbank opnieuw een slechte indruk maakt door verantwoording van de rechtsgang te ontwijken en vanwege hardnekkig ambtsmisbruik wraakt hij de rechtbank.
2.3.
Op grond van artikel 8:15 Awb kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de zaak behandelt. De onderbouwing van het wrakingsverzoek van verzoeker is gericht op de rechtbank in het geheel en niet op het handelen van de in deze zaak toegewezen rechter. Omdat de wet niet de mogelijkheid biedt van wraking van een rechtscollege in zijn geheel, zoals door verzoeker in feite is verzocht, zal verzoeker niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn wrakingsverzoek.
2.4.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het bepaalde in onderdeel 2.1.4 in samenhang met onderdeel 2.4.2.e, van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, andere betrokken partijen, alsmede aan de president van deze rechtbank;
3.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer UTR 21 /3463 PW dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, en mr. D.J. van Maanen en mr. D. Wachter als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.