Op 28 januari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van verweerder, die op 15 september 2021 was genomen. De rechtbank ontving op 19 oktober 2021 een document dat als beroepschrift werd aangemerkt, maar zonder naam en met handgeschreven teksten. De rechtbank heeft eiseres op 27 oktober 2021 een brief gestuurd, maar deze is retour gekomen. De rechtbank ging ervan uit dat eiseres bedoeld had beroep in te stellen, maar nodigde partijen niet uit voor een zitting omdat het griffierecht niet op tijd was betaald.
Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet iemand die in beroep gaat griffierecht betalen. In dit geval was het griffierecht vastgesteld op € 49,-. De rechtbank heeft eiseres op 5 september 2021 een aangetekende brief gestuurd waarin zij werd geïnformeerd dat het griffierecht binnen vier weken moest worden betaald. Aangezien het griffierecht niet op tijd was ontvangen en eiseres geen geldige reden had gegeven voor de late betaling, kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen. De rechtbank verklaarde het beroep kennelijk niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:54 Awb. Er was geen sprake van een vergoeding van de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.C. van Kuijeren, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.