8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Het strafbare feit
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Door in te rijden op [slachtoffer] en een andere voor de broodjeszaak aanwezige persoon, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling. Dat het bij een poging is gebleven, is er alleen aan te danken dat deze personen de auto van verdachte ternauwernood hebben weten te ontwijken. Ook voor de personen die zich in de broodjeszaak bevonden, waar verdachte met zijn auto naar binnen is gereden, geldt dat zij slechts ongedeerd zijn gebleven doordat zij zich gelukkigerwijs niet in het directe pad van verdachtes auto bevonden en zij net op tijd wisten weg te vluchten toen de glazen pui de winkel in viel. De broodjeszaak waar de verdachte naar binnen is gereden, is zwaar beschadigd geraakt.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 31 mei 2022;
- een reclasseringsadvies van 23 juni 2022, uitgebracht door Reclassering Nederland;
- een NIFP-consult van 4 april 2022, opgemaakt door psychiater B. van der Goot;
- een verslag van een psychiatrisch onderzoek van 27 juni 2022, opgemaakt door psychiater H.E. Sanders.
Het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij langer geleden voor strafbare feiten is veroordeeld, is niet van invloed geweest op het bepalen van de straf.
De rechtbank acht de verdachte volledig toerekeningsvatbaar, maar heeft bij het bepalen van de straf wel de (stress)klachten waarmee verdachte te kampen had in aanmerking genomen. Ook slaat de rechtbank acht op het getoonde inzicht in het kwalijke van zijn handelen: verdachte heeft steeds benadrukt in te zien dat hij veel te ver is gegaan.
Ten slotte houdt de rechtbank rekening met de vermijdende copingstrategie van verdachte, waardoor hij onvoldoende in staat is om oplopende spanning op te merken of er op een adequate manier mee om te gaan. Deze problematiek is voor de rechtbank aanleiding om de verdachte te verplichten mee te werken aan ambulante behandeling, zoals door de reclassering geadviseerd.
De straf
Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag, zal de rechtbank, ook gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, aan verdachte een lagere straf opleggen dan de straf die door de officier van justitie is geëist. Gelet op de veel ernstiger gevolgen die het handelen van verdachte had kunnen hebben, kan echter niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Ter illustratie: de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het inrijden op een persoon, zelfs in de lichtere vorm van een bedreiging, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden.
De rechtbank komt op grond van alle hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden tot het oordeel dat een gevangenisstrafstraf van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, in combinatie met een taakstraf van 60 uren, passend en geboden is.
Ter voorkoming van recidive en ter ondersteuning van verdachte acht de rechtbank het opleggen van bijzondere voorwaarden noodzakelijk. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank de volgende bijzondere voorwaarden verbinden: een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan ambulante behandeling en een contactverbod. Hoewel de verdediging heeft verzocht niet op te nemen dat het innemen van medicijnen onderdeel van de behandeling kan zijn, zal de rechtbank dit toch bepalen. Herhaling van het volstrekt onverklaarbare gedrag van verdachte, dient voorkomen te worden. Als tijdens de behandeling blijkt dat medicatie daarbij behulpzaam kan zijn, is het wenselijk dat dit ook in het kader van de voorwaardelijke beoordeling besproken kan worden. Daarbij geldt dat bij gebreke van overeenstemming de rechter die over de eventuele tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel heeft te beslissen, eventuele bezwaren van verdachte kan wegen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op te leggen, nu de verdachte het bewezen verklaarde niet in een verkeerssituatie heeft begaan.