ECLI:NL:RBMNE:2022:2829

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
16/165878-20, 96/121360-18 (TUL) en 16/234606-20 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meermalen diefstal van brandstof en heling van kentekenplaten

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juli 2022, is de verdachte beschuldigd van meerdere diefstallen van benzine en heling van kentekenplaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 17 april 2020 tot en met 4 juni 2020 in Almere acht keer benzine heeft gestolen bij tankstation 1 en op 20 juni 2020 een poging heeft gedaan om opnieuw te stelen. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 17 september 2019 tot en met 8 maart 2020 benzine gestolen bij tankstation 2 en kentekenplaten verworven die van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de diefstallen en heling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de verbeurdverklaring van de in beslag genomen auto uitgesproken. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, waaronder materiële schadevergoeding voor de diefstal van benzine.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/165878-20, 96/121360-18 (TUL) en 16/234606-20 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
vertrokken onbekend waarheen.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juli 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen
[benadeelde 1] , benadeelde partij, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/165878-20
feit 1
op meer tijdstippen in de periode van 17 april 2020 tot en met 4 juni 2020 te Almere telkens een hoeveelheid benzine bij de [tankstation 1] (vestiging gelegen aan de [straat] ) heeft gestolen;
feit 2
op 20 juni 2020 te Almere heeft geprobeerd een hoeveelheid benzine bij de [tankstation 1] (vestiging gelegen aan de [straat] ) te stelen;
feit 3
primair
op meer tijdstippen in de periode van 17 april 2020 tot en met 20 juni 2020 te Almere samen met een of meer anderen meerdere kentekenplaten heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair
op verschillende momenten in de periode van 17 april 2020 tot en met 21 juni 2020 te Almere meerdere kentekenplaten van verschillende eigenaars heeft gestolen;
16/234606-20
feit 1(hierna:
feit 4)
in de periode van 17 september 2019 tot en met 8 maart 2020 te Almere telkens een hoeveelheid benzine bij de [tankstation 2] (vestiging gelegen aan de [straat] ) heeft gestolen;
feit 2(hierna:
feit 5)
primair
op 17 september 2019 te Almere samen met een of meer anderen een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] , heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair
op 17 september 2019 te ‘s-Gravenhage, een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] van [aangever 1] heeft gestolen.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/165878-20 en 16/234606-20 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 tot en met 3 (primair en subsidiair) en de feiten 4 en 5 (primair en subsidiair).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Partiele vrijspraak feit 3 primair en feit 5 primair
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het bestanddeel
medeplegendat hem onder feit 3 primair en feit 5 primair ten laste is gelegd. Op basis van het procesdossier kan niet worden bewezen dat verdachte deze feiten samen met een of meer anderen heeft gepleegd.
Bewijsmiddelen feit 1, feit 2 en feit 3 primair [1]
Namens [tankstation 1] aan de [adres] te Almere is aangifte gedaan van de diefstal van 50,29 liter benzine bij voornoemd tankstation op 17 april 2020 door de bestuurder van een Peugeot met het kenteken [kenteken] . [2] Bij de aangifte zijn screenshots van de camerabeelden bijgevoegd. [3] Verbalisanten [verbalisant 1] [4] en [verbalisant 2] [5] hebben verdachte op deze screenshots van de camerabeelden herkend als de persoon die de diefstal heeft gepleegd. Het kenteken dat op de Peugeot zat, bleek op 18 april 2020 in Almere te zijn gestolen, daarvan heeft de heer [aangever 2] op 20 april 2020 aangifte gedaan. [6]
Namens [tankstation 1] aan de [adres] te Almere is aangifte gedaan van de diefstal van 57,73 liter benzine bij voornoemd tankstation op 11 mei 2020 door de bestuurder van een Peugeot met het kenteken [kenteken] . [7] Van de diefstal zijn camerabeelden, die verbalisant [verbalisant 3] heeft bekeken en beschreven. [8] Verbalisanten [verbalisant 2] [9] en [verbalisant 4] [10] hebben verdachte op deze camerabeelden herkend als de persoon die de diefstal heeft gepleegd. Het kenteken dat op de Peugeot zat, bleek thuis te horen op een Fiat Punto. [11]
Namens [tankstation 1] aan de [adres] te Almere is aangifte gedaan van de diefstal van 50,47 liter benzine bij voornoemd tankstation op 16 mei 2020 door de bestuurder van een Peugeot met het kenteken [kenteken] . [12] Van de diefstal zijn camerabeelden, die verbalisant [verbalisant 3] heeft bekeken en beschreven. [13] Verbalisanten [verbalisant 2] [14] en [verbalisant 4] [15] hebben verdachte op deze camerabeelden herkend als de persoon die de diefstal heeft gepleegd. Het kenteken dat op de Peugeot zat, bleek tussen 15 en 17 mei 2020 in Almere te zijn gestolen, daarvan heeft [aangever 3] namens mevrouw [benadeelde 2] op 17 mei aangifte gedaan. [16]
Namens [tankstation 1] aan de [adres] te Almere is aangifte gedaan van de diefstal van 58,95 liter benzine bij voornoemd tankstation op 26 mei 2020 door de bestuurder van een Peugeot met het kenteken [kenteken] . [17] Van de diefstal zijn camerabeelden, die verbalisant [verbalisant 3] heeft bekeken en beschreven. [18] Verbalisanten [verbalisant 2] [19] en [verbalisant 4] [20] hebben verdachte op deze camerabeelden herkend als de persoon die de diefstal heeft gepleegd. Het kenteken dat op de Peugeot zat, bleek tussen 20 en 26 mei 2020 in Almere te zijn gestolen, daarvan heeft mevrouw [aangeefter] op 28 mei 2020 aangifte gedaan. [21]
Namens [tankstation 1] aan de [adres] te Almere is aangifte gedaan van de diefstal van 60,94 liter benzine bij voornoemd tankstation op 4 juni 2020 door de bestuurder van een Peugeot met het kenteken [kenteken] . [22] Van de diefstal zijn camerabeelden, die verbalisant [verbalisant 3] heeft bekeken en beschreven. [23] Verbalisanten [verbalisant 2] [24] en [verbalisant 4] [25] hebben verdachte op deze camerabeelden herkend als de persoon die de diefstal heeft gepleegd. Het kenteken dat op de Peugeot zat, bleek tussen 3 en 5 juni 2020 in Almere te zijn gestolen, daarvan heeft de heer [aangever 4] op 8 juni 2020 aangifte gedaan. [26]
Twee medewerkers van [tankstation 1] aan de [adres] te Almere hebben op 21 juni 2020 aan verbalisant [verbalisant 5] verteld dat een dag eerder, op 20 juni 2020, door een bestuurder van een Peugeot met het kenteken [kenteken] was geprobeerd te tanken. Uit de nummerplaatherkenning kwam echter dat het kenteken thuishoorde op een witte Aygo en niet op een Peugeot. Daarom is de medewerkster naar buiten gelopen om de man met de Peugeot te confronteren. Echter, toen zij bij de pomp was, reed de man met de Peugeot hard weg. [27] Verbalisant [verbalisant 6] heeft de camerabeelden van dit incident bekeken en beschreven dat hij zag dat de Peugeot met bovengenoemd kenteken bij pomp 1 werd stilgezet, de bestuurder uitstapte en naar deze pomp liep. Hij herkende de bestuurder van de Peugeot als zijnde de aangehouden verdachte en hij zag dat verdachte meermalen het vulpistool uit de pomp pakte en deze in de auto stak. [28] Doordat het nummerplaatherkenningssysteem aangaf dat het kenteken bij een andere auto hoorde, heeft de medewerkster de pomp niet vrijgegeven, waardoor niet kon worden getankt. [29] Het kenteken dat op de Peugeot zat, bleek tussen 19 en 21 juni 2020 in Almere te zijn gestolen, daarvan heeft mevrouw [benadeelde 1] op 21 juni 2020 aangifte gedaan. [30]
Bewijsmiddelen feit 4 en feit 5 primair [31]
Namens [tankstation 2] aan de [adres] te Almere is aangifte gedaan van de diefstal van 70,06 liter benzine bij voornoemd tankstation op 17 september 2019 door de bestuurder van een Peugeot met het kenteken [kenteken] . [32] Bij de aangifte zijn screenshots van de camerabeelden bijgevoegd. [33] Verbalisanten [verbalisant 3] [34] en [verbalisant 1] [35] hebben verdachte op deze screenshots van de camerabeelden herkend als de persoon die de diefstal heeft gepleegd. Het kenteken dat op de Peugeot zat, bleek 17 september 2019 in Almere te zijn gestolen, daarvan heeft mevrouw [aangever 1] op 17 september 2019 aangifte gedaan. [36]
Namens [tankstation 2] aan de [adres] te Almere is aangifte gedaan van de diefstal van 57,38 liter benzine bij voornoemd tankstation op 17 november 2019 door de bestuurder van een Peugeot met het kenteken [kenteken] . [37] Bij de aangifte zijn screenshots van de camerabeelden bijgevoegd. [38] Verbalisanten [verbalisant 3] [39] en [verbalisant 1] [40] hebben verdachte op deze screenshots van de camerabeelden herkend als de persoon die de diefstal heeft gepleegd. Het kenteken dat op de Peugeot zat, bleek thuis te horen op een Volkswagen Golf. [41]
Namens [tankstation 2] aan de [adres] te Almere is aangifte gedaan van de diefstal van 57,92 liter benzine bij voornoemd tankstation op 8 maart 2020 door de bestuurder van een Peugeot met het kenteken 02-XD-JB. [42] Bij de aangifte zijn screenshots van de camerabeelden bijgevoegd. [43] Verbalisanten [verbalisant 3] [44] en [verbalisant 1] [45] hebben verdachte op deze screenshots van de camerabeelden herkend als de persoon die de diefstal heeft gepleegd. Het kenteken dat op de Peugeot zat, bleek thuis te horen op een Toyota Aygo. [46]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op meer tijdstippen in de periode van 17 april 2020 tot en met 4 juni 2020 te Almere, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid benzine, die toebehoorde aan de [tankstation 1] (vestiging gelegen aan de [straat] ), te weten:
- op 17 april 2020 een hoeveelheid van ongeveer 50 liter benzine en
- op 11 mei 2020 een hoeveelheid van ongeveer 57 liter benzine en
- op 16 mei 2020 een hoeveelheid van ongeveer 50 liter benzine en
- op 26 mei 2020 een hoeveelheid van ongeveer 58 liter benzine en
- op 4 juni 2020 een hoeveelheid van ongeveer 60 liter benzine;
feit 2
op 20 juni 2020 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid benzine die toebehoorde aan de [tankstation 1] (vestiging gelegen aan de [straat] ) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, het voertuig (Peugeot 307) bij Pomp 1 heeft stilgezet en is uitgestapt en vervolgens naar die pomp is toegelopen en meerdere malen het vulpistool uit de pomp heeft gepakt en in het voertuig heeft aangebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3 primair
op meer tijdstippen in de periode van 17 april 2020 tot en met 20 juni 2020 te Almere, meermalen goederen voorhanden heeft gehad, te weten:
- op 17 april 2020 een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] en
- op 16 mei 2020 een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] en of
- op 26 mei 2020 een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] en
- op 4 juni 2020 een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] en
- op 20 juni 2020 een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] ,
terwijl hij telkens ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 4
op meer tijdstippen, in de periode van 17 september 2019 tot en met 8 maart 2020 te Almere, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid benzine, althans brandstof, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, namelijk aan de [tankstation 2] (vestiging gelegen aan de [straat] ), te weten:
- op 17 september 2019 een hoeveelheid van ongeveer 70 liter benzine en
- op 17 november 2019 een hoeveelheid van ongeveer 57 liter benzine en
- op 8 maart 2020 een hoeveelheid van ongeveer 57 liter benzine;
feit 5 primair
op 17 september 2019 te Almere een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 en feit 4
telkens, diefstal, meermalen gepleegd;
feit 2
poging diefstal;
feit 3 primair
opzetheling, meermalen gepleegd;
feit 5 primair
opzetheling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Meer in het bijzonder geldt het volgende.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich acht keer schuldig gemaakt aan brandstofdiefstal door bij twee verschillende tankstations steeds te tanken zonder te betalen. Hij heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan poging daartoe. Bij het plegen van deze strafbare feiten heeft verdachte telkens gebruik gemaakt van (andere) gestolen kentekenplaten. Met het voorhanden hebben van deze gestolen kentekenplaten heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan opzetheling. De rechtbank kenschetst de handelswijze van verdachte als een soort strooptocht, waarbij verdachte met vooropgezet plan steeds als zijn tank leeg was op sluwe wijze – door het gebruiken van gestolen kentekenplaten – brandstof heeft weggenomen. Met het plegen van deze strafbare feiten heeft verdachte veel overlast en schade veroorzaakt en heeft hij laten zien geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 31 mei 2022 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat hij eerder meermalen voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Voor het laatst was dit op 22 november 2021 door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland voor het plegen van meerdere winkeldiefstallen, waarbij hem een gevangenisstraf van 2 weken is opgelegd. De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde (meermalen) is veroordeeld. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg van 17 juli 2020, opgemaakt door D. van Os, reclasseringswerker, en het reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg van 8 december 2020, opgemaakt door J. Groen, reclasseringswerker. Nu deze rapporten bijna twee jaar respectievelijk ruim anderhalf jaar geleden zijn opgesteld en de rechtbank niet met verdachte heeft kunnen bespreken wat hiervan nog actueel is, zal de rechtbank slechts in het kort weergeven wat de reclassering in deze rapporten over verdachte heeft geschreven. In 2020 kreeg de reclassering een zorgelijk beeld van verdachte. Hij had geen vaste woon- of verblijfplaats, geen postadres, nauwelijks werk en inkomen en forse schulden. Verdachte is gediagnosticeerd met ADHD en gebruikte al sinds zijn tweeëntwintigste cocaïne en heroïne. Verschillende behandelingen – zowel ambulant als klinisch – hebben geleid tot periodes van abstinentie, maar op lange termijn heeft verdachte dit steeds niet vol kunnen houden. Meerdere voltooide reclasseringstoezichten hebben in het verleden geleid tot positieve ontwikkelingen, maar ook daarbij is het verdachte niet gelukt de stabiliteit vast te houden. Verdachte heeft in 2020 bij de reclassering aangegeven gemotiveerd te zijn voor begeleiding en behandeling. De reclassering adviseerde daarom om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Uit het procesdossier blijkt dat verdachte op dit moment niet staat ingeschreven op een adres en ter terechtzitting heeft de ambtshalve toegewezen raadsman laten weten dat hij geen contact met verdachte heeft kunnen krijgen. Het is de rechtbank niet bekend of verdachte op dit moment nog steeds gemotiveerd is voor begeleiding en behandeling.
De straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, in combinatie met hetgeen hiervoor is opgemerkt ten aanzien van de persoon van verdachte, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij het bepalen van de hoogte van de vrijheidsbenemende straf houdt de rechtbank er in strafverminderende zin rekening mee dat de feiten in 2019 en 2020 zijn gepleegd. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is en zal deze straf aan verdachte opleggen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding is een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen en daarbij te bepalen dat verdachte zich aan bijzondere voorwaarden moet houden, omdat verdachte is vertrokken, onbekend waarheen, en het niet duidelijk is of hij openstaat voor hulpverlening.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK Personenauto G2649541 met kenteken: [kenteken] (omschrijving: grijs, merk: Peugeot 307 1.6 16v 5), verbeurd verklaren. Met behulp van en met betrekking tot dit voorwerp is het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 primair bewezen verklaarde feit begaan.

10.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 35,38. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Daarnaast is immateriële schadevergoeding gevorderd, zonder een bedrag te noemen. De benadeelde partij heeft de schade geleden ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
[aangever 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 109,37 aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 43,90 aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
[benadeelde 1]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de gevorderde schadevergoeding, inclusief € 50,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[aangever 4]De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de gevorderde schadevergoeding tot een bedrag van € 38,27, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
[benadeelde 2]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de gevorderde schadevergoeding tot een bedrag van € 33,90, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
10.2
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde 1]
De materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 35,38 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 juni 2020 tot de dag van volledige betaling.
De immateriële schade
De rechtbank stelt voorop dat de gevolgen van de door de verdachte verrichte handelingen voor de benadeelde partij buitengewoon vervelend zijn, maar een vergoeding voor immateriële schade kan slechts worden toegekend in één van de in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek genoemde gevallen, te weten (onder meer) indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in de eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn/haar persoon is aangetast. De vraag die in dit geval voorligt, is of de benadeelde partij ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast. Daarbij moet een zekere terughoudendheid worden betracht die meebrengt dat niet alles wat de persoon onaangenaam raakt, kan worden aangemerkt als persoonsaantasting die recht geeft op vergoeding van immateriële schade.
Voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een persoonsaantasting die recht geeft op immateriële schadevergoeding, moeten voldoende concrete gegevens worden aangevoerd om te kunnen vaststellen dat sprake is van óf (i) een aantasting van de geestelijke gezondheid (geestelijk letsel in de zin van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld) óf (ii) andersoortige schending van een persoonlijkheidsrecht. De benadeelde partij heeft, anders dan haar eigen toelichting op de vordering (dat zij psychische schade heeft opgelopen doordat een derde aan haar eigendom heeft gezeten, dat er nu een ‘1’ op haar kenteken staat en dat zij schrok toen er politieagenten voor haar deur stonden), geen rapportage door een deskundige of andere concrete gegevens aangevoerd. Hoewel de rechtbank niet twijfelt aan de impact die dit feit op de benadeelde partij heeft gehad, kan de rechtbank op grond van het voorgaande niet vaststellen dat sprake is van een in de psychiatrie algemeen erkend ziektebeeld. Evenmin brengen de aard en de ernst van de normschending mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Dit heeft tot gevolg dat de vraag of er sprake is van een andere aantasting in zijn persoon in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b BW, ontkennend moet worden beantwoord. De rechtbank zal dit deel van de vordering van de benadeelde partij daarom afwijzen.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 35,38, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 juni 2020 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen. Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[aangever 4]
De schadepost ‘vervangen/plaatsen nieuw kenteken’
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 38,27 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 juni 2020 tot de dag van volledige betaling.
De schadepost ‘misgelopen inkomen’
Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat deze schade niet door de benadeelde partij zelf, maar door zijn vriendin is geleden. De rechtbank zal dit deel van de vordering van de benadeelde partij dan ook afwijzen. Deze beslissing sluit niet uit dat degene die de schade werkelijk heeft geleden, de schade alsnog kan vorderen.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 38,27, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 juni 2020 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen. Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 2]
De schadepost ‘kentekenplaat’
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 33,90 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 mei 2020 tot de dag van volledige betaling.
De schadepost ‘plaatsen kenteken’
De rechtbank stelt daarnaast vast dat de beoordeling en vaststelling van (de omvang van) de schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost ‘plaatsen kenteken’ ter hoogte van
€ 10,- een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank is van oordeel dat een onderbouwing van deze kostenpost noodzakelijk is om deze voor vergoeding in aanmerking te kunnen laten komen.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 33,90, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 mei 2020 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, locatie ’s-Gravenhage van 5 december 2018 (parketnummer 96/121360-18) is verdachte een week hechtenis voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 57, 60a, 63, 310, 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan 2
maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
1 STK Personenauto G2649541 met kenteken: [kenteken] (omschrijving: grijs, merk: Peugeot 307 1.6 16v 5);
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 35,38;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 35,38 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangever 4]
  • wijst de vordering van [aangever 4] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 38,27;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [aangever 4] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 4] aan de Staat € 38,27 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 33,90;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 33,90 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mr. A.W.M. van Hoof en K.G. van de Streek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van Donk-Carbo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juli 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/165878-20
feit 1
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 17 april 2020 tot en met 4 juni 2020 te Almere, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid benzine, althans brandstof, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, namelijk aan de [tankstation 1] (vestiging gelegen aan de [straat] ), te weten:
- op of omstreeks 17 april 2020 een hoeveelheid van ongeveer 50 liter benzine, althans enige hoeveelheid brandstof en/of
- op of omstreeks 11 mei 2020 een hoeveelheid van ongeveer 57 liter benzine, althans enige hoeveelheid brandstof en/of
- op of omstreeks 16 mei 2020 een hoeveelheid van ongeveer 50 liter benzine, althans enige hoeveelheid brandstof en/of
- op of omstreeks 26 mei 2020 een hoeveelheid van ongeveer 58 liter benzine, althans enige hoeveelheid brandstof en/of
- op of omstreeks 4 juni 2020 een hoeveelheid van ongeveer 60 liter bezine, althans enige hoeveelheid brandstof;
feit 2
hij, op of omstreeks 20 juni 2020 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid benzine, althans brandstof, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, namelijk aan de [tankstation 1] (vestiging gelegen aan de [straat] ) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, het voertuig (Peugeot 307) bij Pomp 1 heeft stilgezet en is uitgestapt en/of (vervolgens) naar die pomp is toegelopen en/of meerdere malen, althans eenmaal, het vulpistool uit de pomp heeft gepakt en/of in het voertuig heeft aangebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 april 2020 tot en met 20 juni 2020 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, te weten:
- op of omstreeks 17 april 2020 een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] en/of
- op of omstreeks 16 mei 2020 een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] en/of
- op of omstreeks 26 mei 2020 een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] en/of
- op of omstreeks 04 juni 2020 een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] en/of
- op of omstreeks 20 juni 2020 een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] ,
terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 april 2020 tot en met 21 juni 2020 te Almere, althans in Nederland, meerdere goederen, te weten
- in of omstreeks de periode van 17 april 2020 tot en met 18 april 2020 een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten [aangever 2] en/of
- in of omstreeks de periode van 15 mei 2020 tot en met 17 mei 2020 een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 3] en/of [benadeelde 2] en/of
- in of omstreeks de periode van 20 mei 2020 tot en met 26 mei 2020 een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangeefter] en/of
- in of omstreeks de periode van 3 juni 2020 tot en met 5 juni 2020 een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 4] en/of
- in of omstreeks de periode van 19 juni 2020 tot en met 21 juni 2020 een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16/234606-20
feit 1
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 17 september 2019 tot en met 8 maart 2020 te Almere, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid benzine, althans brandstof, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, namelijk aan de [tankstation 2] (vestiging gelegen aan de [straat] ), te weten:
- op of omstreeks 17 september 2019 een hoeveelheid van ongeveer 70 liter benzine,
althans enige hoeveelheid brandstof en/of
- op of omstreeks 17 november 2019 een hoeveelheid van ongeveer 57 liter benzine,
althans enige hoeveelheid brandstof en/of
- op of omstreeks 8 maart 2020 een hoeveelheid van ongeveer 57 liter benzine,
althans enige hoeveelheid brandstof;
feit 2
primair
hij, op of omstreeks 17 september 2019 te Almere, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] , heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair
hij, op of omstreeks 17 september 2019 te s'Gravenhage, een kentekenplaat, gekentekend [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 juni 2020, genummerd 2020155652, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, district Flevoland, basisteam Almere Buiten Hout, doorgenummerd pagina 1 tot en met 177. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 10 tot en met 12.
3.Pagina 15 en 16.
4.Pagina 17.
5.Pagina 104.
6.Pagina 66 en 67.
7.Pagina 31 tot en met 33.
8.Pagina 83 en de fotobijlage op pagina 87.
9.Pagina 105.
10.Pagina 108.
11.Pagina 39.
12.Pagina 41 tot en met 43.
13.Pagina 84 en de fotobijlage op pagina 88.
14.Pagina 105.
15.Pagina 108.
16.Pagina 68 en 69.
17.Pagina 49 tot en met 51.
18.Pagina 84 en de fotobijlage op pagina 89.
19.Pagina 105.
20.Pagina 108.
21.Pagina 74 en 75.
22.Pagina 57 tot en met 59.
23.Pagina 91 en 92.
24.Pagina 105.
25.Pagina 108.
26.Pagina 71 en 72.
27.Pagina 76.
28.Pagina 95.
29.Pagina 79.
30.Pagina 77 en 78.
31.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 september 2020, genummerd 2020228253, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, district Flevoland, basisteam Almere Buiten Hout, doorgenummerd pagina 1 tot en met 48. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
32.Pagina 1 tot en met 3.
33.Pagina 5.
34.Pagina 29 en 30.
35.Pagina 40.
36.Pagina 35 en 36.
37.Pagina 6 tot en met 8.
38.Pagina 10.
39.Pagina 29 en 30.
40.Pagina 40.
41.Pagina 33.
42.Pagina 11 tot en met 13.
43.Pagina 15.
44.Pagina 29 en 30.
45.Pagina 40.
46.Pagina 33.