ECLI:NL:RBMNE:2022:2828

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
16/264694-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarigen en bezit van dierenporno

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juli 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met twee minderjarige jongens, alsook van het bezit van dierenpornografisch materiaal. De verdachte, geboren in Syrië en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het onzedelijk betasten van twee jongens van vijf en zeven jaar oud, zowel op een speelplek als in zijn woning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarnaast een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor de duur van drie jaar, waarbij de verdachte zich niet mag ophouden in de gemeente Woudenberg.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de slachtoffers consistent en gedetailleerd waren, en dat deze werden ondersteund door forensisch bewijs, waaronder DNA-analyse. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijslast voldoende was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft ook de ernst van de feiten benadrukt, waarbij het misbruik van de kwetsbaarheid van jonge kinderen werd aangekaart.

Naast de gevangenisstraf werd de verdachte ook verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de data van de feiten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van minderjarigen tegen seksueel misbruik en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/264694-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 juli 2022
in de strafzaak tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats] (Syrië),
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 januari 2022, 15 maart 2022 en 30 juni 2022. De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 30 juni 2022. Verdachte is ter terechtzitting van 14 januari en 15 maart 2022 verschenen, maar niet ter terechtzitting van 30 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun raadsvrouw mr. T.C. Cooman, advocaat te De Meern, naar voren hebben gebracht. De raadsvrouw van verdachte, mr. R. Shahbazi, advocaat te Den Haag, was ter terechtzitting aanwezig, maar niet gemachtigd om het woord namens verdachte te voeren.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 28 september 2021 te Woudenberg buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 2] , geboren op [2016] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, door zijn wangen te kussen, zijn billen te betasten en met zijn vinger/hand tussen de billen van die [slachtoffer 2] te wrijven;
Feit 2: op 20 juli 2021 te Woudenberg buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , geboren op [2014] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, door zijn billen te betasten en tussen zijn billen te wrijven;
Feit 3: in de periode van 25 juli 2020 tot en met 30 september 2021 te Woudenberg (drie videofilms) dierenporno in zijn bezit heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle drie ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1
Aangifte van [aangever 1]
Ik doe aangifte voor [slachtoffer 2] [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ], mijn zoon van vijf jaar oud. Hij is geboren op [2016] .
Het is gebeurd op de skatebaan bij de [straat] in Woudenberg. Het is gebeurd op 28 september 2021. [slachtoffer 2] kwam thuis en zei: “ik mocht niet van die man weg”. [slachtoffer 2] zei: “Die man op de skatebaan heeft mij gekust.” [2]
[slachtoffer 2] zei: ‘Hij heeft met mij gevoetbald en hij heeft mij rondgedraaid.’ [slachtoffer 2] wees mij de plek waar de bal in de sloot was gegaan. Het betrof een droge sloot. Toen vertelde [slachtoffer 2] : ‘toen heeft die meneer mijn broek naar beneden gedaan. Hij heeft met zijn hand tussen mijn billen gezeten.’ [3]
Uitwerking studioverhoor
“De meneer had mij kusjes gegeeft en dat mag niet. En met mij de sloot te gaan en hij heeft mijn broek omlaag gedaan en dan zijn vinger tussen mijn billen gedaan.
Eerst voetbalde hij met mij en daarna gingen we bij de buigen en daarna gingen we op de bal in de sloot en daarna ging hij mijn broek naar beneden doen en daarna ging hij zijn vinger tussen doen en daarna ging ik naar huis.” [4] De kusjes waren bij mijn wangen. [5]
[slachtoffer 2] trekt de achterkant van zijn broek naar beneden. Hij zegt dat ook zijn onderbroek naar beneden moest. Daarna draait [slachtoffer 2] zijn billen naar de verbalisant toe en doet [slachtoffer 2] zijn rechterhand in de achterkant van zijn broek. “En zo met zijn hand, heel hard. Met 1 vinger.” [6]
“Tussen mijn billen.” “Met zijn hand in mijn billen.” “Dat voelde ik op mijn blote huid.” [7]
Forensisch onderzoek [slachtoffer 2]
Op 28 september 2021 heb ik, verbalisant, forensisch onderzoek gedaan. Op aanwijzingen van [slachtoffer 2] zijn de wangen, links en rechts, de penis, balzak en anus bemonsterd. Ik heb de spijkerbroek en onderbroek in beslag genomen voor vervolgonderzoek.
SIN: ZAAD0007NL
Plaats: lichaam [slachtoffer 2]
SIN: AANX0924NL
Bijzonderheden: spijkerbroek [slachtoffer 2]
SIN: AANX0925NL [8]
Bijzonderheden: onderbroek [slachtoffer 2] . [9]
NFI-rapport van 10 november 2021
Broek AANX0924NL. In bemonstering AANX0924NL#05 (= achterzijde van de buitenkant van de tailleband) is een relatief grote hoeveelheid DNA aangetroffen dat afkomstig kan zijn van slachtoffer [slachtoffer 2] en verdachte [verdachte] . [10]
Onderbroek AANX0925NL. In bemonstering AANX0925NL#06 (= achterzijde van de binnenkant van de tailleband) is een relatief geringe hoeveelheid DNA aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] . In bemonstering AANX0925NL#07 (rechterzijde van de binnenkant van de tailleband) is een relatief geringe hoeveelheid DNA aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] . [11]
In bemonstering ZAAD0007NL#05 (om de anus nat van slachtoffer [slachtoffer 2] ) en #06 (om de anus droog van slachtoffer [slachtoffer 2] ) is (een relatief geringe hoeveelheid) DNA aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] . [12]
Voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] geldt dat het afgeleide DNA-profiel AANX0924NL#05 meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige, niet aan verdachte [verdachte] verwante persoon.
DNA-mengprofiel AANX0925NL#07 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer
de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 2] , verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van
slachtoffer [slachtoffer 2] en twee willekeurige onbekende personen.
DNA-mengprofiel ZAAD0007NL#05 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer
de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 2] en verdachte [verdachte] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 2] en een willekeurige onbekende persoon. [13]
Verklaring verdachte
Dat van die rondje draaien klopt. [14]
Ten aanzien van feit 2
Aangifte van [aangever 2]
Er was een dag dat [slachtoffer 1] niet om 17.00 uur thuis was. We zijn toen aan het zoeken geweest tot 20.00 uur, de politie was ook ingeschakeld. [slachtoffer 1] en een vriendje waren bij een man in huis geweest, hadden een kippetje gegeten en verstoppertje gespeeld. We hadden een slecht gevoel erbij dat hij daar 2 of 3 uur binnen was geweest. Heeft hij niet aan je gezeten en dat was niet zo volgens [slachtoffer 1] . Gisteravond brak hij en moest hij hard huilen en de man had wel aan hem gezeten, had zijn broek naar beneden getrokken en had aan zijn billen gezeten, geaaid. [slachtoffer 1] was de afgelopen tijd heel angstig in bed, hij was snel boos. [slachtoffer 1] is 7 jaar. [15] Ik doe aangifte tegen de meneer die op de [adres] in [plaats] woont. Hij komt uit Syrië. Het is gebeurd op 20 juli 2021. Ik doe aangifte namens [slachtoffer 1] , geboren op [2014] . Het is gebeurd in het huis op de [adres] in [plaats] . De man heeft de broek van [slachtoffer 1] naar beneden gedaan en de man heeft aan zijn billen en zijn poepgat gezeten. [16]
Uitwerking studioverhoor
‘Die Arabische man zat aan mijn kont. Hij wrijfde er een beetje aan.
Het was in zijn huis. Hij nam mij gewoon mee naar boven en deed dat in zijn bed.
We gingen verstoppertje doen en toen deed hij mijn broek naar beneden.
Ik was daar met [A] . [A] die moest een klusje doen.
Hij trekte mijn broek naar beneden en toen uuh hmm hij ging ineens wrijven (…) met 1 hand. Ik lag in zijn bed. Hij deed een beetje zo, ze dicht duwen (de rechtbank begrijpt: zijn billen). Toen wou ik me omdraaien maar hij houdt mij vast. Ik lag onder een deken, nou uuh hij duwde mij er in. Het was een rode deken.’ [17]
Proces-verbaal van bevindingen melding vermissing [slachtoffer 1] en [A]
Op 20 juli 2021 is er onder mutatienummer PL0900-2021233146 een melding bekend dat een 7-jarig jongetje genaamd [slachtoffer 1] samen met zijn 8-jarige vriendje [A] vermist wordt. De melding is omstreeks 19.00 uur gedaan en [slachtoffer 1] had omstreeks 17.15 uur thuis moeten zijn om te eten. [18]
Verklaring verdachte
Ik kan mij alleen herinneren dat kinderen bij mij thuis geweest zijn en ik woordje wilde leren. [19]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging en conclusie
In zedenzaken gaat het in de kern vaak om het woord van de aangever tegen dat van de verdachte. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat in dergelijke gevallen niet is vereist dat de handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
De rechtbank overweegt hier als volgt.
De verklaringen van de jongetjes over hetgeen is voorgevallen zijn consistent. Vanaf het begin verklaren de jongetjes zowel tegen hun ouders als tegen de politie in vergelijkbare bewoordingen wat hen is overkomen. Daarnaast zijn hun verklaringen concreet en gedetailleerd. De rechtbank heeft dan ook geen twijfel over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de jongetjes en zal om die reden uitgaan van de volledige lezing van de jongetjes en niet die van verdachte, die stelt met [slachtoffer 2] alleen gespeeld te hebben en [slachtoffer 1] alleen op bezoek te hebben gehad. De rechtbank is voorts van oordeel dat in dit geval de aangiftes voldoende ondersteund worden door andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1 wordt de verklaring van [slachtoffer 2] ondersteund door de verklaring van verdachte, die erkent dat hij toen en daar met [slachtoffer 2] gespeeld heeft, maar vooral door de resultaten van het NFI-onderzoek: in de broek, onderbroek en rond de anus van [slachtoffer 2] is DNA aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte, waarvan de bewijskracht hiervoor is omschreven. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 2 wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door het proces-verbaal van de melding dat sprake was van een vermissing op die datum en dat tijdstip en dat verdachte erkent dat er kinderen bij hem thuis zijn geweest. De rechtbank is echter voorts van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de verklaring (aangifte) van [slachtoffer 2] . Het gaat om twee jonge jongens die los van elkaar hebben verklaard over de handelingen die verdachte heeft verricht: hij trekt de broek en onderbroek aan de achterkant naar beneden om vervolgens zijn hand/vinger tussen de billen van het jongetje te doen.
Ook de manier waarop het feit tot stand is gekomen, komt overeen: eerst gaat verdachte met het jongetje spelen (voetballen/rondje draaien of verstoppertje) en dan, als hij alleen met het jongetje is en niet direct zichtbaar is voor anderen, gaat verdachte over tot het betasten van de billen van het jongetje, waarbij hij het jongetje vasthoudt en het niet weg mag van hem.
De omstandigheid dat er sprake is van twee afzonderlijke, betrouwbaar geachte aangiftes van nagenoeg identieke delicten tegen dezelfde verdachte leidt naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak tot de conclusie dat deze verklaringen elkaar over en weer, niet alleen in feitelijke, maar ook in bewijstechnische zin, ondersteunen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 3
Bewijsmiddelen [20]
Onderzoek inhoud telefoon verdachte
Van verdachte [verdachte] is een mobiele telefoon van het merk Samsung-Galaxy A10 S in beslag genomen. Ik, verbalisant, heb onderzoek gedaan naar de inhoud van deze telefoon. Ik zag dat er drie video’s met dierenporno op stonden.
Op video (01) zag ik het volgende: [21]
(..)
- de blanke man met zijn rechterhand een voorwerp van onder de grijze vacht een paar keer met kracht in de vagina van de vrouw duwt.
Accessed (de rechtbank begrijpt: bekeken) op 25 juli 2020.
Source file (de rechtbank begrijpt: bronbestand): . [bronbestand] .
Op video (02) zag ik het volgende:
- boven deze vrouw bevindt zich waarschijnlijk een paard, waarvan de vrouw zijn penis met haar hand in en uit haar vagina stopt.
Accessed (de rechtbank begrijpt: bekeken) op 15 augustus 2020.
Source file (de rechtbank begrijpt: bronbestand): . [bronbestand] .
Op video (03) zag ik het volgende: [22]
- een volwassen vrouw op haar handen en knieën staat;
- een zwarte hond op zijn voor en achterpoten over de vrouw heen staat;
- de vrouw met haar kont heen en weer beweegt.
Accessed (de rechtbank begrijpt: bekeken): op 25 juli 2020.
Source file (de rechtbank begrijpt: bronbestand): . [bronbestand] . [23]
Verklaring verdachte
De telefoon die in beslag is genomen, is mijn telefoon. Ik heb hem ongeveer twee jaar in mijn bezit. [24]
Conclusie
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 28 september 2021 te Woudenberg met [slachtoffer 2] , geboren op [2016] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het kussen van de wangen van die [slachtoffer 2] en
- het betasten van de billen van die [slachtoffer 2] en
- het wrijven met een vinger tussen de billen van die [slachtoffer 2] ;
2.
op 20 juli 2021 te Woudenberg, met [slachtoffer 1] , geboren op [2014] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van de billen van die [slachtoffer 1] en/of
- het wrijven tussen de billen van die [slachtoffer 1] ;
3.
in de periode van 25 juli 2020 tot en met 30 september 2021 te Woudenberg een gegevensdrager bevattende een hoeveelheid afbeeldingen, te weten een telefoon merk Samsung, bevattende 3 videofilms, in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen ontuchtige handelingen zichtbaar zijn waarbij een mens en (een) dier(en) is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn betrokken, welke ontuchtige handelingen bestonden uit:
- het door een of meerdere dier(en) vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon
(bestandsnaam . [bronbestand] , beschrijving op pagina 179 tot en met 180
en
- het door een persoon betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een dier en/of door een persoon brengen van het geslachtsdeel van een dier in de vagina en/of tussen de billen van een (ander) persoon, (bestandsnaam . [bronbestand] , beschrijving op pagina 180 en bestandsnaam . [bronbestand] , beschrijving op pagina 181).
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 en feit 2: telkens: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
Feit 3: een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een ontuchtige handeling, waarbij een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken, in bezit hebben

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft twee jongetjes van vijf en zeven jaar oud uit zijn eigen woonwijk bij een speelplek in de buurt, dan wel bij hem thuis, onzedelijk betast, door het ene jongetje te kussen en bij hem tussen zijn billen te voelen en het andere jongetje tussen de billen te voelen/wrijven, terwijl hij hem op zijn bed onder een deken had geduwd.
Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van deze jonge jongens. Het is een feit van algemene bekendheid dat door dergelijk misbruik de (seksuele) ontwikkeling van de kinderen kan worden verstoord. Ook levert ontucht met kleine kinderen onrust en gevoelens van onveiligheid op in de directe omgeving en in bredere kring van de samenleving, hetgeen ook duidelijk uit dit dossier blijkt. Dat deze feiten een grote impact hebben op de slachtoffers en hun familie is eveneens duidelijk. Dit is ook gebleken uit de slachtofferverklaring die de vader van [slachtoffer 1] ter zitting heeft voorgedragen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij misbruik heeft gemaakt van de machtsverhouding tussen een volwassene en een minderjarige en ook de nieuwsgierigheid en behulpzaamheid van de jongetjes ten opzichte van een nieuwe vreemdeling in hun woonwijk.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het bezit van dierenpornografische beelden. De strafbaarstelling daarvan strekt tot bescherming van dieren tegen seksueel misbruik en exploitatie. Ook worden bij de vervaardiging van dierenporno in veel gevallen mensen misbruikt. Door het bezit van dit materiaal heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van dit misbruik.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 17 maart 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op een Pro Justitia rapportage van 26 januari 2022, opgemaakt door M. Krekt, GZ-psycholoog. De deskundige heeft geconcludeerd dat het op basis van het huidige onderzoek niet mogelijk is geweest om een stoornis vast te stellen in classificerende zin, omdat het onderzoek te kampen heeft gehad met beperkingen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor psychiatrische of neurologische problematiek.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 10 maart 2022, opgemaakt door M. Peeters. Uit dit rapport volgt dat het, nu het vanwege gebrek aan informatie niet mogelijk is geweest om een stoornis of eventuele doorwerking vast te stellen, niet mogelijk is om een interventieadvies te geven en voorts ook geen advies met betrekking tot de straf. Gezien de informatie die wel beschikbaar is, adviseert de reclassering bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling (gericht op (het voorkomen van zeden)delictgedrag), woonbegeleiding/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met betrekking tot de slachtoffers, een locatieverbod voor [plaats] en/of het adres [adres] , geen andere huisvesting zonder toestemming en het vermijden van contact met minderjarigen. De reclassering adviseert daarbij dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en reclasseringstoezicht.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd binnen de rechtspraak.
Gelet op de aard en ernst van de feiten is de oplegging van een vrijheidsbenemende straf gerechtvaardigd. De rechtbank neemt in aanmerking dat het gaat om jonge kinderen die door het handelen van verdachte in hun vertrouwen zijn geschaad. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte zijn verantwoordelijkheid niet heeft genomen door niet op de inhoudelijke behandeling van zijn zaak te verschijnen, terwijl dit wel één van schorsingsvoorwaarden was waaraan verdachte zich moest houden. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, conform de eis van de officier van justitie, passend en geboden is.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals de reclassering heeft geadviseerd, een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. Ook dit heeft te maken met de omstandigheid dat verdachte niet ter terechtzitting is verschenen. Bovendien hebben de reclassering en zijn raadsvrouw de afgelopen weken geen contact meer met hem kunnen krijgen, zodat hij op dit moment niet te bereiken is voor de reclassering.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr)
Gelet op de korte tijd waarin verdachte de feiten heeft gepleegd, de omstandigheid dat verdachte niet ter terechtzitting is verschenen en op dit moment onvindbaar lijkt en ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte tevens een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr opgelegd dient te worden, te weten een locatieverbod ter zake van de gemeente Woudenberg.
De rechtbank zal deze vrijheidsbeperkende maatregel opleggen voor de duur van drie jaren. Hierbij zal de rechtbank bevelen dat voor iedere keer dat verdachte dit locatieverbod overtreedt, een vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van zeven dagen met een maximum van zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op. De rechtbank zal daarbij bepalen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en er op dit moment geen zicht is op verdachte. Gelet op die omstandigheden moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen tegenover de slachtoffers dan wel hun ouders.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte was door de raadkamer van deze rechtbank met ingang van 25 februari 2022 geschorst onder voorwaarden. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich niet heeft gehouden aan een aantal van de gestelde voorwaarden. Om die reden heeft de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte opgeheven. Van deze beslissing is een apart bevel opgemaakt.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de telefoon van verdachte, waarop het belastende materiaal is gevonden, moet worden onttrokken aan het verkeer. Ten aanzien van de overige inbeslaggenomen goederen (waaronder kleding van verdachte) meent zij dat deze goederen verbeurd moeten worden verklaard.

92.Het oordeel van de rechtbank

Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten de telefoon (Samsung, zwart) van verdachte, onttrekken aan het verkeer. Met behulp van dit voorwerp is het onder feit 3 bewezen verklaarde feit begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de volgende in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een trainingsbroek (zwart) en een trainingsjack;
- een baseball pet (wit);
- een bal (wit).

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 394,98. Dit bedrag bestaat uit € 179,98 aan materiële schade en € 215,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 352,36. Dit bedrag bestaat uit € 137,36 aan materiële schade en € 215,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in zijn geheel kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
De rechtbank waardeert deze schade op € 179,98 en zal de vordering derhalve toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 september 2021 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
De rechtbank acht, gelet op vergelijkbare zaken en de omstandigheden van het geval, een bedrag van € 215,- billijk en waardeert de schade op dat bedrag. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 september 2021 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 394,98, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 september 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 7 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
De rechtbank waardeert deze schade op € 137,36 en zal de vordering derhalve toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 juli 2021 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
De rechtbank acht, gelet op vergelijkbare zaken en de omstandigheden van het geval, een bedrag van € 215,- billijk en waardeert de schade op dat bedrag. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 juli 2021 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 352,36 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 juli 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 7 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 38v, 57, 247 en 254 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 8 (acht) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van
  • beveelt
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door 7 dagen hechtenis; met een maximum van zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
 een telefoon, Samsung, zwart, goednummer PL0900-2021310655-2884931;
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • een baseball pet, wit, goednummer PL0900-2021310655-2884924;
  • een trainingsjack, goednummer PL0900-2021310655-2884928;
  • een trainingsbroek, zwart, goednummer PL0900-2021310655-2884929;
  • een bal, wit, goednummer PL0900-2021310655-2884926;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 394,98 (€ 179,98 aan materiële schade en € 215,- aan immateriële schade);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
€ 394,98 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 7 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;

Benadeelde partij [slachtoffer 1]

  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 352,36 (€ 137,36 aan materiële schade en € 215,- aan immateriële schade);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 352,36 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 7 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter,
mr. E.W.A. Vonk en mr. O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.S. Wijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juli 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 28 september 2021 te Woudenberg, met [slachtoffer 2] , geboren op [2016] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het kussen van de wangen van die [slachtoffer 2] en/of
- het betasten van de billen van die [slachtoffer 2] en/of
- het wrijven met een vinger/hand tussen de billen van die [slachtoffer 2] ;
( art 247 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 20 juli 2021 te Woudenberg, met [slachtoffer 1] , geboren op [2014] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van de billen van die [slachtoffer 1] en/of
- het wrijven tussen de billen van die [slachtoffer 1] ;
( art 247 Wetboek van Strafrecht)
3
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2020 tot en met 30 september 2021 te Woudenberg (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) hoeveelheid afbeeldingen, te weten een telefoon merk Samsung, bevattende 3 videofilms, in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) (een) ontuchtige handeling(en) zichtbaar is/zijn waarbij een mens en (een) dier(en) is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn betrokken, welke ontuchtige handelingen bestonden uit:
- het door een of meerdere dier(en) vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon
(bestandsnaam . [bronbestand] , beschrijving op pagina 179 tot en met 180 en/of bestandsnaam . [bronbestand] , beschrijving op pagina 180 )
en/of
- het door een persoon betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een dier en/of1/2het door een persoon brengen van het geslachtsdeel van een dier in de vagina en/of tussen de billen van een (ander) persoon,
(bestandsnaam . [bronbestand] , beschrijving op pagina 179 tot en met 180 in
het pv en/of
bestandsnaam . [bronbestand] , beschrijving op pagina 180 en/of bestandsnaam . [bronbestand] , beschrijving op pagina 181)
(artikel 254a Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Tenzij anders vermeld zijn deze processen-verbaal als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 februari 2022 genummerd 2021310655/ 2021312042, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 183. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar mogelijk wordt volstaan met een verkorte en zakelijke weergave.
2.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 1] van 29 september 2021, p. 39.
3.Proces-verbaal aangifte van [aangever 1] van 29 september 2021, p. 40.
4.Een proces-verbaal uitwerking studioverhoor van [slachtoffer 2] van 1 oktober 2021, p. 51.
5.Proces-verbaal uitwerking studioverhoor van [slachtoffer 2] van 1 oktober 2021, p. 52.
6.Proces-verbaal uitwerking studioverhoor van [slachtoffer 2] van 1 oktober 2021, p. 53.
7.Proces-verbaal uitwerking studioverhoor van [slachtoffer 2] van 1 oktober 2021, p. 54.
8.Een proces-verbaal forensisch onderzoek persoon van 29 september 2021, p. 132.
9.Proces-verbaal forensisch onderzoek persoon van 29 september 2021, p. 133.
10.Een geschrift, inhoudende een NFI-rapport van 10 november 2021, opgemaakt door dr. H. Mujčić, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, p. 157 in combinatie met p. 159.
11.Geschrift, inhoudende een NFI-rapport van 10 november 2021, opgemaakt door dr. H. Mujčić, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, p. 158 in combinatie met p. 159-160.
12.Geschrift, inhoudende een NFI-rapport van 10 november 2021, opgemaakt door dr. H. Mujčić, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, p.157 in combinatie met p. 160
13.Geschrift, inhoudende een NFI-rapport van 10 november 2021, opgemaakt door dr. H. Mujčić, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, p.157 in combinatie met p. 161.
14.Een proces-verbaal van verhoor verdachte op 1 oktober 2021, p. 29.
15.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 2] van 30 september 2021, p. 76.
16.Proces-verbaal aangifte van [aangever 2] van 30 september 2021, p. 77.
17.Een proces-verbaal uitwerking studioverhoor van [slachtoffer 1] van 6 oktober 2021, ongenummerd, apart in het dossier.
18.Een proces-verbaal van bevindingen (melding vermissing [slachtoffer 1] en [A] ) van 2 oktober 2021, p. 84.
19.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 1 oktober 2021, p. 30.
20.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Tenzij anders vermeld zijn deze processen-verbaal als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 februari 2022 genummerd 2021310655/ 2021312042, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 183. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar mogelijk wordt volstaan met een verkorte en zakelijke weergave.
21.Een proces-verbaal van bevindingen (onderzoek inhoud telefoon verdachte) van 21 december 2021, p. 179.
22.Proces-verbaal van bevindingen (onderzoek inhoud telefoon verdachte) van 21 december 2021, p. 180.
23.Proces-verbaal van bevindingen (onderzoek inhoud telefoon verdachte) van 21 december 2021, p. 181.
24.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 1 oktober 2021, p. 23.