Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
123 m2.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van de woning aan [adres] te [plaats], had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van [gemeente], die de waarde voor het belastingjaar 2021 had vastgesteld op € 409.000,-. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 304.000,-. De heffingsambtenaar handhaafde de vastgestelde waarde en onderbouwde deze met een taxatiematrix.
Tijdens de online zitting op 28 april 2022 is de zaak behandeld. Eiser was aanwezig, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, P.H.M. Verhoef, en een taxateur. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar met de taxatiematrix aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. Eiser voerde aan dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden, omdat zes van de twaalf identieke woningen lager waren gewaardeerd. De rechtbank oordeelde echter dat om te kunnen profiteren van een lagere waardering, meer dan de helft van de vergelijkbare woningen lager gewaardeerd moest zijn. Dit was in dit geval niet het geval, waardoor het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kon slagen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.