ECLI:NL:RBMNE:2022:2811

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
16/287600-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het vervoeren en voorhanden hebben van 525 kilogram cocaïne

Op 15 juli 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man, hierna te noemen verdachte, die werd beschuldigd van het vervoeren en voorhanden hebben van 525 kilogram cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte, samen met medeverdachten, op 22 oktober 2021 in Uithoorn deze grote hoeveelheid cocaïne opzettelijk heeft vervoerd en voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de getuigenverklaringen, proces-verbaal van observatie en arrestatie, en de bekennende verklaring van verdachte zelf. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastelegging.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoon van verdachte. De rechtbank heeft benadrukt dat het vervoeren van een dergelijke hoeveelheid cocaïne een ernstig strafbaar feit is, dat niet alleen schadelijk is voor de gezondheid van gebruikers, maar ook bijdraagt aan de georganiseerde criminaliteit en de daarmee gepaard gaande maatschappelijke problemen.

De rechtbank heeft ook de in beslag genomen goederen beoordeeld en heeft bepaald dat deze onttrokken moeten worden aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/287600-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Alphen aan den Rijn ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 februari 2022 (pro forma/regie), 26 april 2022 (pro forma/regie) en 1 juli 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en van dat wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
De inhoudelijke behandeling vond gelijktijdig, maar niet gevoegd, plaats met de behandeling van de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummer 16/287598-21), [medeverdachte 2] (parketnummer 16/287595-21) en [medeverdachte 3] (parketnummer 16/022597-22).

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij een strafbaar feit. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging. De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Kort en feitelijk weergegeven, komt de verdenking er op neer dat verdachte:
op 22 oktober 2021 in Uithoorn, samen met anderen, een hoeveelheid van ongeveer 525 kilogram cocaïne opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging te schorsen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat, kort gezegd, wettig en overtuigend te bewijzen is dat verdachte – in nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] – op 22 oktober 2021 een hoeveelheid van 525 kilogram cocaïne opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk voorhanden heeft gehad. Daartoe heeft de officier van justitie bij requisitoir gewezen op de bevindingen van het observatie- en arrestatieteam, alsmede het aanvullend proces-verbaal van instap in de woning aan [adres] in [plaats] (hierna: het proces-verbaal van instap) en de rapportages die zijn opgemaakt door de forensische deskundigen ten aanzien van de aangetroffen cocaïne.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verklaard zich ten aanzien van het bewijs te refereren aan het oordeel van de rechtbank. Over het bewijs ter zake van het ten laste gelegde feit heeft de raadsman dan ook geen opmerkingen gemaakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Het bewijs [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de bewijsmiddelen en verwijst met voetnoten naar de vindplaats van de desbetreffende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 juli 2022 [2] ;
- het proces-verbaal van instap [3] ;
- een proces-verbaal van bevindingen [4] ;
- een proces-verbaal van bevindingen [5] ;
- een proces-verbaal van aanhouding [6] ;
- een proces-verbaal van bevindingen [7] ;
- een proces-verbaal van bevindingen [8] ;
- een proces-verbaal van bevindingen [9] ;
- een proces-verbaal van bevindingen [10] ;
- een proces-verbaal van bevindingen, in onderlinge samenhang gelezen met de bijbehorende kennisgevingen van inbeslagname [11] ;
- een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen [12] ;
4.3.2
Overweging met betrekking tot het bewijs
Uit de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen volgen de redengevende feiten en omstandigheden op basis waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte op 22 oktober 2021, samen met anderen, een totale hoeveelheid van 525 kilogram cocaïne opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk voorhanden heeft gehad.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 22 oktober 2021 te Uithoorn , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, 525 kilogram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van de hoeveelheid cocaïne die in de Mercedes is aangetroffen (201 kilogram), is sprake van eendaadse samenloop.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aan de rechtbank verzocht om verdachte een substantieel lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De raadsman heeft daartoe gewezen op de jonge leeftijd van verdachte, zijn (blanco) strafblad en de omstandigheid dat de aangetroffen partij cocaïne de markt niet heeft bereikt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd
Door een grote hoeveelheid van ongeveer 525 kilogram cocaïne te vervoeren en voorhanden te hebben, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Het is een feit van algemene bekendheid dat cocaïne sterk verslavend is en schade toebrengt aan de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien plegen verslaafde gebruikers veelal vermogensfeiten om hun drugsgebruik te kunnen bekostigen, met alle schadelijke gevolgen voor de samenleving van dien. Naar het oordeel van de rechtbank kan een dergelijke hoeveelheid cocaïne enkel bestemd zijn voor de (internationale) handel in cocaïne. Door deze hoeveelheid cocaïne te vervoeren en voorhanden te hebben, is verdachte een onmisbare schakel geweest binnen het systeem van grootschalige drugshandel en daarmee medeverantwoordelijk voor zowel de problemen van kwetsbare gebruikers als de overlast en gevoelens van onveiligheid die gepaard gaan met de handel in verdovende middelen.
Daarbij komt dat dergelijke hoeveelheden cocaïne enkel kunnen worden verkregen met behulp van een uitgebreid netwerk van georganiseerde criminaliteit. Niet zelden worden deze criminele netwerken gekenmerkt door ondermijning, intimidatie en geweld. Met name dit laatste baart de rechtbank ernstige zorgen. Het aantreffen van een geldtelmachine, een verborgen ruimte in een voertuig en een vacumeermachine in een (verborgen) ruimte in de woning van verdachte versterkt het beeld dat sprake is van een professionele organisatie. De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij kennelijk onderdeel uitmaakte van deze wereld. Dat de cocaïne uiteindelijk door ingrijpen van justitie niet op de markt terecht is gekomen, doet niet af aan de strafwaardigheid van verdachte.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie op naam van verdachte van 28 december 2021. Naast onderhavige zaak en een openstaande strafzaak ter zake de vermeende overtreding van de Opiumwet, is verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest. Het strafblad van verdachte weegt de rechtbank dan ook niet in het voordeel en ook niet in het nadeel van verdachte mee bij de uiteindelijk op te leggen straf.
Oplegging van straf
Gelet op de ernst van het strafbare feit is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een lange, onvoorwaardelijke, gevangenisstraf moet worden opgelegd. Bovendien acht de rechtbank het vanuit het oogpunt van speciale en generale preventie van groot belang dat in de strafoplegging tot uiting komt dat misdrijven als de onderhavige niet lonen en dat op het plegen daarvan een stevige reactie vanuit de strafrechter volgt.
Om te bevorderen dat strafrechters voor soortgelijke feiten (ongeveer) dezelfde straffen opleggen, zijn binnen de rechtspraak oriëntatiepunten voor straftoemeting ontwikkeld. Voor het vervoeren van een hoeveelheid harddrugs van meer dan 20 kilogram, is een gevangenisstraf van 50 maanden het uitgangspunt, of 72 maanden indien de verdachte enige rol speelt binnen een organisatie (zoals verdachte). Voor de grote hoeveelheid cocaïne zoals deze in onderhavige strafzaak is aangetroffen, bestaan geen oriëntatiepunten. De rechtbank heeft derhalve ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en heeft bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen straf de voorgaande overwegingen betrokken.
Alles overziend, acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren passend en geboden. Gelet op de feiten en omstandigheden kan niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, wordt afgetrokken van voornoemde periode.
Ten slotte bepaalt de rechtbank dat de tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ter terechtzitting afstand heeft gedaan van de onder hem in beslag genomen mobiele telefoon en dat de rechtbank daarom geen eindbeslissing meer hoeft te nemen over deze telefoon. Voor het overige heeft de officier van justitie geen opmerkingen gemaakt over de inbeslaggenomen goederen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft evenmin opmerkingen gemaakt over de inbeslaggenomen goederen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 353, eerste lid Wetboek van Strafvordering de strafrechter een eindbeslissing dient te nemen op alle goederen die met toepassing van artikel 94 Wetboek van Strafvordering in beslag zijn genomen en waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven. De rechtbank heeft acht geslagen op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met een strafrechtelijke beslagtitel, die zich in onderhavig strafdossier bevindt.
Ten aanzien van de in onderhavige zaak in beslag genomen goederen is de rechtbank allereerst van oordeel dat de navolgende goederen moeten worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemene belang:
  • 6 stuks verdovende middelen (G2895930);
  • 3 stuks verdovende middelen (G2895953);
  • 1 stuk verdovende middelen (G2895963).
Verder is de rechtbank van oordeel dat in onderhavige zaak de navolgende goederen moeten worden verbeurd verklaard, omdat deze goederen zijn gebruikt bij het plegen van het te bewezen verklaren strafbare feit of in verband daarmee de bestemming hebben te worden gebruikt (en verdachte die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden):
  • 1 stuk keukenartikel (G2896096);
  • 1 stuk geldtelmachine (G2896097);
  • 3 stuks vuilniszak (G2896480);
  • 1 stuk telefoontoestel (G693187);
  • 1 stuk telefoontoestel (G693196);
  • 1 stuk telefoontoestel (G693202).

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 36b, 36c, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes (6) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf
in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
o 6 stuks verdovende middelen (G2895930);
o 3 stuks verdovende middelen (G2895953);
o 1 stuk verdovende middelen (G2895963);
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
o 1 stuk keukenartikel (G2896096);
o 1 stuk geldtelmachine (G2896097);
o 3 stuks vuilniszak (G2896480);
o 1 stuk telefoontoestel (G693187);
o 1 stuk telefoontoestel (G693196);
o 1 stuk telefoontoestel (G693202).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mr. N.M.H. van Ek en mr. P.M. Leijten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.B. Venema, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juli 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 oktober 2021 te Uithoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 525 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van de door de politie Eenheid Midden-Nederland op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummers PL0900-2021335552 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 403) en PL0900-2021076578 (nrs. 424, 107 en 332, digitale nummering 1 tot en met 48, alsmede nr. 540, digitale nummering 1 tot en met 20). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Eigen verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 juli 2022.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2022 (nr. 424), p. 1 tot en met 10, incl. bijlages op pagina’s 11 tot en met 48.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 27 oktober 2021 (nr. 22), dat ziet op de waarnemingen vanuit de politiehelikopter, p. 104 tot en met 112.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 oktober 2021, dat ziet op de waarnemingen van het observatieteam op 22 oktober 2021, p. 99 tot en met 102.
6.Een proces-verbaal van aanhouding van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] van 22 oktober 2021, p. 11 en 12.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2021 (nr. 11) over het aantreffen van blokken in de woonkamer, de keuken en de (verborgen) wasruimte, pagina’s 49 en 50, incl. fotoblad op pagina’s 51 tot en met 62.
8.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2021 (nr. 12), pagina’s 63 tot en met 65 over het aantreffen van blokken in de Mercedes, incl. fotoblad op pagina’s 66 tot en met 81.
9.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2021 (nr. 16) over het aantreffen van blokken in de verborgen ruimte van de Volkswagen Transporter, pagina’s 82 tot en met 87.
10.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 januari 2022 (nr. 38) over het wegen van de totale hoeveelheid blokken, pagina 246.
11.Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen (nr. 28), pagina’s 118 tot en met 121, gelezen in samenhang met de kennisgevingen van inbeslagname, als losse bijlagen opgenomen na pagina 172, die zien op goednummers 2895971 (Mercedes), 2895930 (woonkamer), 2895974 (verborgen ruimte Volkswagen Transporter), 289595 (keuken) en 2895963 (wasruimte).
12.Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 13 december 2021 (nr. 28), pagina’s 247 tot en met 252, inclusief bijlages (NFident-rapportages) op pagina’s 253 tot en met 257.