ECLI:NL:RBMNE:2022:2810

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
C/16/520200 / HA ZA 21-261
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van een samenwerkings- en franchiseovereenkomst en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EASYACTIVE B.V. en twee andere besloten vennootschappen. De zaak betreft een samenwerkings- en franchiseovereenkomst die door gedaagden, [gedaagde sub 1] B.V. en [gedaagde sub 2] B.V., tussentijds is opgezegd. Eiseres, EASYACTIVE, betwist de rechtsgeldigheid van deze opzegging en vordert onder andere nakoming van de overeenkomst en betaling van openstaande facturen. Gedaagden stellen dat de overeenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan en dat zij deze rechtsgeldig hebben opgezegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst inderdaad voor onbepaalde tijd was en dat de opzegging door gedaagden op basis van gewichtige redenen kon plaatsvinden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opzegtermijn van een maand redelijk was en dat de overeenkomst per 1 september 2020 is geëindigd. De vorderingen van EASYACTIVE die gebaseerd waren op het standpunt dat de overeenkomst nog van kracht was, zijn afgewezen. De rechtbank heeft gedaagden veroordeeld tot betaling van een openstaande factuur van € 1.706,10, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/520200 / HA ZA 21-261
Vonnis van 13 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EASYACTIVE B.V.,
gevestigd te Oud-Beijerland,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R. Bravenboer te Oud-Beijerland,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. I. Brouwer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna als volgt worden aangeduid. Eiseres in conventie/verweerster in reconventie wordt easyActive genoemd. Gedaagden in conventie/eiseressen in reconventie worden gezamenlijk [gedaagden] genoemd en ieder afzonderlijk [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 februari 2021 met 21 producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van 16 juni 2021 met 18 producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte wijziging van eis en overleggen aanvullende producties (22 tot en met 33) in conventie van 24 november 2021;
  • de uitnodiging van 18 januari 2022 per e-mail voor een mondelinge behandeling;
  • de aanvullende akte tevens aanvullende producties (19 tot en met 35) en wijziging van eis in reconventie namens [gedaagden] , ter griffie ingekomen op 17 juni 2022;
  • de akte overleggen aanvullende producties (34 en 35) namens easyActive, ter griffie ingekomen op 21 juni 2022;
  • de brief van 24 juni 2022 (per e-mail) namens easyActive met als onderwerp: bezwaar indiening ‘akte’.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 28 juni 2022 plaatsgevonden in het gebouw van de rechtbank. Daarbij waren aanwezig voor easyActive: de heer [A] (bestuurder) en de heer [B] (bestuurder), vergezeld door de heer [C] (juridisch adviseur), met mr. Bravenboer en mr. De Neef en voor [gedaagden] : de heer [D] (bestuurder), vergezeld door mevrouw [E] (partner van de heer [D] en adviseur), en de heer [F] (juridisch adviseur), met mr. Brouwer.
Mr. Bravenboer heeft het standpunt van easyActive met “spreekaantekeningen voor de mondelinge behandeling” toegelicht. Mr. Brouwer heeft het standpunt van [gedaagden] toegelicht met “pleitnotities mr. I. Brouwer”. Verder hebben de advocaten en partijen vragen van de rechtbank beantwoord en over en weer op elkaars standpunt gereageerd. De griffier heeft tijdens de zitting aantekeningen gemaakt.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechter beslist dat uitspraak zal worden gedaan.

2.De overwegingen

in conventie en in reconventie

opmerking vooraf; gezamenlijke behandeling
2.1.
De vorderingen van easyActive (conventie) en de tegenvorderingen van [gedaagden] (reconventie) volgen beide uit de samenwerking- en franchiseovereenkomst die easyActive en [gedaagde sub 1] op 12 november 2018 hebben gesloten en hangen daardoor zo nauw met elkaar samen dat de rechtbank deze samen zal behandelen. De consequenties van de beoordeling voor de vordering van easyActive en die voor de tegenvordering van [gedaagden] zal de rechtbank wel afzonderlijk vermelden.
inleiding
2.2.
Sinds 2017 exploiteert easyActive een franchiseformule voor fitnessclubs. In [plaats] runt [gedaagde sub 1] een fitnessclub. Uit de overgelegde KvK-uittreksels valt af te leiden dat enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde sub 1] [gedaagde sub 2] is en dat daarvan de heer [D] bestuurder is.
Door de samenwerking- en franchiseovereenkomst (hierna ook: de overeenkomst) maakt(e) [gedaagde sub 1] per 1 december 2018 gebruik van de franchiseformule. Dit houdt onder meer in dat [gedaagden] als handelsnaam ‘easyActive […] ’ heeft, dat de fitnessclub is ingericht volgens de huisstijl van easyActive en dat de fitnessclub zich presenteert via de website [website] Een ander aspect van de overeenkomst/samenwerking is de zogenoemde exit-strategie: het streven om binnen enkele jaren de fitnessclubs die zich bij easyActive hebben aangesloten gezamenlijk te verkopen.
wat is het geschil?
2.3.
[gedaagden] heeft de overeenkomst per 1 augustus 2020 opgezegd met een brief van 16 juni 2020 van haar juridisch adviseur [naam] (productie 4 van [gedaagden] ). Volgens easyActive kan dit niet. De overeenkomst is niet tussentijds opzegbaar gedurende de initiële looptijd van vijf jaar, dat is tot 1 december 2023. Wat easyActive betreft is de opzegging dus niet rechtsgeldig en zij wil dat [gedaagden] de overeenkomst nakomt. Volgens [gedaagden] is de overeenkomst voor onbepaalde tijd gesloten en kan zij die wel degelijk opzeggen.
2.4.
De opzegging door [gedaagden] heeft uiteindelijk tot deze procedure geleid, waarbij partijen over en weer tal van vorderingen hebben ingediend. Die worden nu eerst weergegeven. Daarna zal de rechtbank als eerste ingaan op het verweer dat easyActive niet-ontvankelijk is in haar vordering, dat [gedaagden] aan het einde van haar conclusie als (laatste) aanvoert.
de vorderingen over en weer
2.5.
easyActive vordert
in conventiena wijziging van eis dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat de overeenkomst nog immer tussen partijen van kracht is;
[gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst weer na te komen (waaronder de verplichtingen die staan vermeld in de randnummers 66 tot en met 69 van de dagvaarding);
[gedaagden] hoofdelijk gebiedt om binnen 14 dagen na dit vonnis en vervolgens gedurende de looptijd van de overeenkomst:
- de fitnssclub aan de [adres] te [plaats] uitsluitend te voeren onder
de handelsnaam easyActive [plaats] ;
- de fitnessclub aan de [adres] te [plaats] conform de overeenkomst
in te richten en ingericht te houden in de huisstijl van easyActive;
- om gebruik te maken van de naam easyActive in alle on- en offline communicatie,
waaronder de website, Facebookpagina en andere social media-accounts;
- de handelsnaam The Fitnessclub […] uit het handelsregister van de Kamer van
Koophandel te verwijderen en de handelsnaam ‘easyActive […] ’ weer hierin op te
nemen;
- te voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 1.2, 4.1, 4.2, 4.3, 7.1, 11.4 en 11.5 van de overeenkomst;
4. [gedaagden] hoofdelijk gebiedt om binnen 14 dagen na dit vonnis het gebruik van de handelsnaam The Fitnessclub […] of welke van easyActive afwijkende andere naam ook in uitingen binnen en rondom de fitnessclub, op het internet, de website, de Facebookpagina en andere social media-accounts te staken en gestaakt te houden gedurende de looptijd van de overeenkomst;
5. [gedaagden] hoofdelijk gebiedt om binnen 14 dagen na dit vonnis en vervolgens gedurende de looptijd van de overeenkomst alle in redelijkheid benodigde medewerking te verlenen aan de exit-strategie en te voldoen aan artikel 3.4 van de overeenkomst;
6. [gedaagden] hoofdelijk verbiedt om gedurende de looptijd van de overeenkomst te concurreren met easyActive binnen het in de overeenkomst omschreven verzorgingsgebied en om in strijd te handelen met 24.2 van de overeenkomst;
7. [gedaagden] hoofdelijk verbiedt om zich publiekelijk, op enige wijze grievend of beledigend uit te laten over easyActive en de aan haar verbonden clubs of door enig andere feitelijke gedraging de reputatie van easyActive aan te tasten;
8. [gedaagden] hoofdelijk verbiedt om clubs die bij easyActive zijn aangesloten alsmede clubs die zich in de toekomst (mogelijk) nog bij easyActive aansluiten te benaderen en zich jegens deze partijen grievend of beledigend uit te laten over easyActive of zich jegens deze partijen zodanig te gedragen dat de reputatie van easyActive hierdoor wordt aangetast;
9. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 25.000,00 per keer dat zij geheel of gedeeltelijk in gebreke blijven te voldoen aan de gevorderde veroordelingen onder 2 tot en met 8 hiervoor, te vermeerderen met een bedrag van € 5.000.00 per dag dat de overtreding voortduurt, althans door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedragen;
10. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan easyActive van een bedrag van (€ 11.113,86 + € 1.019,43 =) € 12.133,29 terzake onbetaald gelaten facturen alsmede tot betaling van de kosten van diensten waarvan [gedaagden] tot aan het einde van de overeenkomst gebruik maakt;
11. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan easyActive van een bedrag van € 999,46 terzake de wettelijke handelsrente tot 24 november 2021, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 12.113,29 vanaf 24 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
12. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan easyActive van een bedrag van € 477.000,00 aan contractuele boetes tot 24 november 2021, te vermeerderen met een bedrag van € 1.000,00 voor iedere dag dat [gedaagden] in strijd blijft handelen met artikel 24 van de overeenkomst en de wettelijke rente vanaf 1 april 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
13. voor recht verklaart dat [gedaagden] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst en dat zij dienovereenkomstig hoofdelijk aansprakelijk is voor de door easyActive geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
14. bij wege van voorschot van het hiervoor onder 13 gevorderde schadebedrag, [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan easyActive van een bedrag van € 70.000,00, althans een door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen ander bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
15. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien betaling niet binnen de voornoemde termijn plaatsvindt;
16. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de nakosten conform het liquidatietarief van € 163,00, te vermeerderen met de betekeningskosten en de wettelijke rente over de totale nakosten indien [gedaagden] niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis vrijwillig aan de inhoud hiervan heeft voldaan.
2.6.
[gedaagden] vordert
in reconventiena wijziging van eis, ook nog tijdens de zitting, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1. voor recht verklaart dat de overeenkomst tussen partijen op grond van rechtsgeldige opzegging is beëindigd per 1 augustus 2020;
subsidiair
2) bepaalt dat de overeenkomst tussen partijen op grond van dwaling ex artikel 6:228 BW wordt vernietigd dan wel wegens wanprestatie wordt ontbonden vanaf 1 december 2018, althans vanaf een datum dat de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, met bepaling dat alle vanaf die datum door [gedaagden] aan easyActive betaalde fees onverschuldigd zijn betaald en door easyActive aan [gedaagden] dienen te worden teruggestort binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het vonnis tot aan die der algehele voldoening;
en verder
3. voor recht verklaart dat easyActive aansprakelijk is voor de door [gedaagden] wegens dwaling c.q. wanprestatie geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
4. bij wege van voorschot van het hiervoor onder 3 gevorderde schadebedrag easyActive veroordeelt tot betaling van € 70.000,00, althans een in goede justitie vast te stellen ander bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het vonnis tot aan die der algehele voldoening;
5. easyActive veroordeelt in de kosten van het geding, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente, inbegrepen de nakosten, mocht easyActive niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis vrijwillig aan de inhoud hiervan hebben voldaan.
easyActive niet-ontvankelijk?
2.7.
[gedaagden] voert aan dat easyActive bij de rechtbank niet kan worden ontvangen in haar vordering omdat artikel 30.4 van de overeenkomst bepaalt dat het geschil eerst moet worden voorgelegd aan de Nederlandse Franchise Vereniging. Dit verweer faalt. In artikel 30.4 van de overeenkomst staat de niet-bindende bemiddeling namelijk als mogelijkheid geformuleerd en niet als verplichting. De rechtbank wijst op het woord “
kan” in de zinsnede “
kan elk der partijen” in artikel 30.4 van de overeenkomst dat voor zover hier van belang het volgende bepaalt:
“(…) Alvorens een geschil (…) aan de bevoegde rechter voor te leggen, kan elk der partijen een dergelijk geschil onderwerpen aan niet-bindende bemiddeling door een onpartijdig bemiddelaar, die zal worden aangewezen door de Nederlandse Franchise Vereniging. (…)”. easyActive is dus ontvankelijk.
2.8.
De rechtbank gaat nu in op de al dan niet rechtsgeldigheid van de opzegging van de samenwerkings- en franchiseovereenkomst door [gedaagden] .
bepaalde of onbepaalde tijd?
2.9.
Om te kunnen beoordelen of de overeenkomst kon worden opgezegd zoals [gedaagden] heeft gedaan, moet eerst komen vast te staan of sprake is van een overeenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd. Daarover wordt het volgende overwogen.
2.10.
Als productie 7 heeft [gedaagden] drie versies van de overeenkomst overgelegd. Dat deze versies tussen partijen zijn uitgewisseld is tussen partijen niet in geschil. In de eerste versie van de overeenkomst stond dat de overeenkomst een initiële looptijd zou hebben van vijf jaar (productie 7 van [gedaagden] , “
Samenwerkingsovereenkomst, looptijd vijf jaar”, pagina 7 onder “
Duur”). In deze overeenkomst wilde [gedaagden] , voor zover hier van belang, twee punten gewijzigd hebben. Hij wilde 1) dat de overeenkomst voor onbepaalde tijd zou worden aangegaan en 2) dat met betrekking tot de exit-strategie zou worden afgesproken dat de verkoop alleen “
alle” en niet - zoals het in artikel 3.4 stond - “
alle of een deel van de” aangesloten easyActive clubs zou betreffen. Dat [gedaagden] dit wilde is tussen partijen niet in geschil. De overeenkomst is bovendien vervolgens ook daadwerkelijk aangepast: er is een tweede versie van de overeenkomst gekomen. In die tweede versie van de overeenkomst is bij de duur van de overeenkomst komen te staan dat de looptijd ervan voor onbepaalde tijd is (zie productie 7 van [gedaagden] , “
Samenwerkingsovereenkomst, voor onbepaalde tijd”, pagina 7 onder “
Duur”). Ook is in die versie artikel 21.1 over de looptijd gewijzigd en is daar komen te staan: “
De overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, vanaf de Ingangsdatum. (…)”. Artikel 3.4 is ongewijzigd gebleven, daar staat in versie twee net als in de eerste versie nog steeds “
alle of een deel van de aangesloten easyActive clubs”. [gedaagden] heeft dat geconstateerd, wat vervolgens heeft geleid tot een derde versie van de overeenkomst. Dat is ook niet tussen partijen in geschil. De derde versie van de overeenkomst is door partijen ondertekend. In die versie staat op pagina 7 bij “
Duur” dat de looptijd voor onbepaalde tijd is, terwijl in artikel 21.1 over de looptijd staat dat “
De overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van vijf jaren, vanaf de Ingangsdatum tot aan de Einddatum. (…)”. Artikel 3.4 vermeldt nu wel “
(…) alle aangesloten clubs worden gezamenlijk (…) verkocht;”.
2.11.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter partijen gevraagd wat er met betrekking tot de verschillende versies van de overeenkomst, met name over de duur/looptijd, tussen hen is besproken. [B] heeft verteld dat de heer [gedaagden] de overeenkomst voor onbepaalde tijd wilde aangaan, dat dat wat easyActive betreft “prima” was en dat dat zodoende tot versie twee heeft geleid. Over die tweede versie heeft easyActive vervolgens ruggespraak gehad met haar advocaat, die haar er op wees dat de vijfjaarstermijn er wel (weer) in moet omdat, ook ten opzichte van de andere franchisenemers, wel duidelijk moet zijn dat er vijf jaar de tijd zou zijn voor de exit, de collectieve verkoop. Er is toen onder het kopje “
Duur” onbepaalde tijd blijven staan en in artikel 21.1 vijf jaar. [B] heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat zo de samenwerking voor onbepaalde tijd was en de vijf jaar voor de exit gold.
Volgens [B] heeft hij de heer [gedaagden] hierop voor ondertekening van de derde versie gewezen.
Volgens [gedaagden] easyActive heeft hem niet verteld dat zij het artikel over de looptijd (artikel 21.1) weer terug veranderd heeft van onbepaalde tijd naar vijf jaar en heeft hij alleen onder “
Duur” gecontroleerd en artikel 3.4 en vervolgens in goed vertrouwen getekend.
2.12.
Ongeacht of easyActive bij ondertekening van de derde versie specifiek op de wijziging onder artikel 21.1 heeft gewezen, kan naar het oordeel van de rechtbank de toelichting van partijen tijdens de mondelinge behandeling samen met de inhoudelijke wijzigingen die zijn geconstateerd (zie punt 2.10) niet tot een andere conclusie leiden dan dat partijen het erover eens zijn geworden dat de samenwerking voor onbepaalde tijd werd aangegaan. Dat daarbij voor wat betreft het aspect van het tijdspad voor de exit, de gezamenlijke verkoop van
alleaangesloten clubs, een termijn van (twee tot) vijf jaar is afgesproken, betekent niet dat de overeenkomst an sich als een overeenkomst voor bepaalde tijd moet worden aangemerkt.
Dit betekent dat de rechtbank er bij de verdere beoordeling van het geschil vanuit gaat dat sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde tijd.
tussentijds opzegbaar?
2.13.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de vraag of de samenwerkings- en franchiseovereenkomst opzegbaar is. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt dan het volgende (Hoge Raad 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:14). Of en zo ja onder welke voorwaarden een duurovereenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan opzegbaar is, wordt bepaald door de inhoud van die overeenkomst en door de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen. Indien wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. Op grond van artikel 6:248 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat. Die eisen kunnen voorts in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.
Het komt er dus op neer dat een overeenkomst voor onbepaalde tijd, zoals deze tussen partijen, in principe opgezegd kan worden maar er moet dan wel sprake zijn van zwaarwichtige redenen en er moet in principe ook een opzegtermijn in acht worden genomen. Partijen zijn het er overigens ook over eens dat dit voor deze situatie het uitgangspunt is. De overeenkomst is dus opzegbaar. easyActive vindt alleen dat [gedaagden] geen gegronde reden(en) heeft om de overeenkomst op te zeggen. [gedaagden] meent dat hij juist alle reden heeft om de samenwerking te beëindigen: easyActive heeft geen goede service geboden en is franchisenemers de keuze gaan geven om wel of niet mee te gaan in een collectieve exit. Zij wijst op een e-mailbericht van 9 mei 2019 van easyActive (productie 9 van [gedaagden] ). Volgens [gedaagden] is een en ander in strijd met wat partijen met artikel 3.4 over de exit hebben afgesproken, namelijk dat álle clubs mee gaan in de collectieve verkoop.
zwaarwichtige redenen?
2.14.
De rechtbank is het met [gedaagden] eens dat easyActive in strijd met artikel 3.4 van de overeenkomst tussen partijen aan andere, nieuwe deelnemers niet (meer steeds) de eis heeft gesteld dat zij mee zouden doen met de exit. Dit volgt uit het hiervoor al genoemde e-mailbericht van 9 mei 2019 (productie 9 [gedaagden] ) waarin de heer [A] aan de heer [gedaagden] onder meer schrijft:

(…) Onderstaande uitnodiging heb ik naar ons bestand van potentiële clubs gestuurd (…) Kijk aub in je omgeving welke club in aanmerking komt om uitgenodigd te worden, doordat clubs nu een keuze kunnen maken wel of niet mee te gaan met de exit wordt het potentieel vele malen groter! (…)
De rechtbank is het ook met [gedaagden] eens dat dit een voldoende zwaarwegende reden is om over te gaan tot opzegging van de overeenkomst. Uit het feit dat de overeenkomst op initiatief van [gedaagden] op dit onderdeel van de gezamenlijke verkoop is gewijzigd van “
alle of een deel van de” aangesloten easyActive clubs naar “
alle” clubs moeten worden betrokken in de collectieve verkoop, volgt dat voor [gedaagden] een essentieel en belangrijk punt was dat alle (nieuwe) franchisenemers verplicht worden mee te gaan in de exit. Overigens blijkt dit belang ook uit het feit dat easyActive ook telkens heeft medegedeeld dat een voordeel van deelname is dat met een grotere groep van deelnemers een hogere prijs bij verkoop kan worden verkregen. Door potentiële kandidaten de keuze te bieden wel of niet mee te doen in de collectieve verkoop ondermijnt easyActive die afspraak met [gedaagden] . Hierin verschilt deze zaak juist van de Lelystadse zaak waarin in artikel 3.4 staat “alle althans zoveel mogelijk (…) clubs” (zie vonnis van 19 januari 2022 van locatie Lelystad van deze rechtbank, productie 35 van easyActive). Niet gebleken is dat [gedaagden] hiermee akkoord is gegaan; als de franchiseraad waarin de heer [gedaagden] zat hiermee akkoord is gegaan, betekent dat nog niet dat [gedaagden] – waarmee specifieke afspraken waren gemaakt – hiermee ook heeft ingestemd.
De overige punten waarop easyActive volgens [gedaagden] tekort zou zijn geschoten, behoeven dan ook geen bespreking.
met welke opzegtermijn?
2.15.
Daarmee rijst de vraag welke opzegtermijn [gedaagden] daarbij in acht had moeten nemen. Namens [gedaagden] heeft [naam] in de brief van 16 juni 2020 aan easyActive de gelegenheid gegeven de in de brief genoemde tekortkomingen op te heffen en daarbij aangegeven dat als dat niet zou gebeuren de overeenkomst per 1 augustus 2020 zou eindigen. Zodoende is - in de woorden van [gedaagden] - onder opschortende voorwaarde een termijn van zes weken gegeven, wat volgens [gedaagden] een redelijke termijn is. EasyActive vindt dit verre van redelijk. Partijen zijn namelijk gaan overleggen naar aanleiding van die brief van 16 juni 2020 en hebben toen op 29 juli 2020 afgesproken na de vakanties van alle betrokkenen verder te praten. [gedaagden] heeft echter vervolgens twee dagen later de samenwerking feitelijk beëindigd per 1 augustus 2020.
2.16.
Met easyActive is de rechtbank van oordeel dat [gedaagden] geen redelijke opzegtermijn in acht heeft genomen. Na de brief van 16 juni 2020 zijn partijen met elkaar in overleg gegaan, waarbij werd afgesproken na ommekomst van de vakanties verder te praten. Dat is ook niet in discussie. Als reden voor het feit dat het van verder praten niet meer is gekomen, geeft [gedaagden] dat zij eind juli 2020 ontdekte dat opnieuw een samenwerkingsovereenkomst met een grote club, Sports Palace, was gesloten zonder de exit-verplichting. Hierdoor zag [gedaagden] geen enkele reden meer om de beëindiging nog langer op te schorten en was het voor haar per de al aangekondigde einddatum van 1 augustus 2020 definitief klaar. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen bestond voor [gedaagden] een goede grond de overeenkomst op te zeggen, maar door vast te houden aan de datum van 1 augustus 2020 die zij in haar brief van 16 juni 2020 heeft genoemd, terwijl eind juli 2020 nog werd afgesproken later verder te praten, is feitelijk geen of slechts een opzegtermijn van een dag in acht genomen. Dat is niet redelijk. EasyActive mocht ervan uitgaan dat er eerst nog verder gesproken zou worden over een oplossing. Aan de andere kant ziet de rechtbank ook geen reden uit te gaan van een opzegtermijn van 6 maanden, zoals easyActive wil (waarbij zij verwijst naar artikel 21.1). In dit artikel 21.1 wordt een opzegtermijn van 6 maanden genoemd voor de
grace-periode en voor de periode na de eerste 5 jaren. Bij opzegging door gewichtige redenen is zo’n lange opzegtermijn naar het oordeel van de rechtbank niet passend. Gezien het feit dat de overeenkomst is gestart per 1 december 2018, en op het moment van de opzeggingsbrief van 16 juni 2020 pas anderhalf jaar verstreken was, acht de rechtbank een opzegtermijn van een maand redelijk. Dit betekent dat de overeenkomst per 1 september 2020 eindigt.
wat betekent dit tot nu toe voor de vorderingen van partijen?
2.17.
De overeenkomst tussen partijen is rechtsgelding geëindigd per 1 september 2020. Voor alle vorderingen van easyActive die gebaseerd zijn op het standpunt dat de overeenkomst tussen partijen nog steeds van kracht is, betekent dit dat deze zullen worden afgewezen. Het gaat om de onderdelen 1 tot en met 5, 13 en 14 zoals weergegeven onder punt 2.5 van dit vonnis.
2.18.
De rechtbank zal hierna nog ingaan op de door easyActive gevorderde franchisevergoeding met rente (onderdeel 10 en 11 van punt 2.5) en boete voor het overtreden van het concurrentiebeding (onderdeel 12) en op de gevorderde hoofdelijke veroordeling van ook [gedaagde sub 2] . Daarna wordt nog ingegaan op de door easyActive gevorderde verboden, met dwangsommen (onderdelen 7 tot en met 9 van punt 2.5).
2.19.
Dat de rechtbank heeft geoordeeld dat de overeenkomst tussen partijen door opzegging van de kant van [gedaagden] is geëindigd per 1 september 2020, betekent dat de als primair gevraagde verklaring voor recht kan worden toegewezen, zij het onder vermelding van deze latere einddatum. Dit impliceert dat de rechtbank de subsidiaire vordering niet hoeft te behandelen, zodat in zoverre de vordering van [gedaagden] zal worden afgewezen. Nadat de rechtbank de aangekondigde onderwerpen van de vordering van easyActive heeft besproken (zie 2.18), zal nog worden ingegaan op de door [gedaagden] gevorderde verklaring voor recht met een voorschot op schade (zie onderdelen 3 en 4 van punt 2.6 van dit vonnis).
franchisevergoeding
2.20.
De overeenkomst tussen partijen is geëindigd per 1 september 2020. Dit betekent dat [gedaagden] tot die datum gehouden is aan haar betalingsverplichtingen uit de overeenkomst te voldoen. [gedaagden] heeft niet betwist dat zij vanaf de maand augustus 2020 gestopt is met het betalen van de maandelijkse franchisevergoeding van € 1.706,10. Dat dit het maandbedrag is heeft [gedaagden] ook niet betwist. Uit de factuur van 6 augustus 2020 die easyActive als productie 32 heeft overgelegd blijkt overigens dat dit bedrag van € 1.706,10 in rekening is gebracht bij [gedaagden] . [gedaagden] is die vergoeding dus in principe nog verschuldigd voor de maand augustus 2020. [gedaagden] voert aan dat zij de fee niet verschuldigd is omdat er in Coronatijd geen diensten zijn verleend (sub 100 conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie). De (uitzonderlijke) omstandigheid waarin de maatschappij is komen te verkeren door het coronavirus is niet, althans niet zonder toelichting en onderbouwing, een reden dat men niet aan betalingsverplichtingen gehouden kan worden. De vordering voor niet betaalde franchisefee zal voor een bedrag van € 1.706,10 worden toegewezen. De daarna gelegen termijnen die easyActive heeft gevorderd, hoeft [gedaagden] vanwege de opzegging niet te voldoen.
2.21.
easyActive vordert over onbetaald gelaten facturen wettelijke handelsrente. Met artikel 20.2 is een betalingstermijn van zeven dagen na factuurdatum overeengekomen. [gedaagden] is over het factuurbedrag de wettelijke handelsrente verschuldigd vanaf de achtste dag na de factuurdatum, dat is 14 augustus 2020. De rechtbank verwijst verder kortheidshalve naar artikel 6:119a BW.
boete non-concurrentiebeding
2.22.
Onder verwijzing naar artikel 24.2 en 30.3 van de overeenkomst maakt easyActive ook aanspraak op de boete die staat op het overtreden van het non-concurrentiebeding. easyActive vordert deze boetes over de periode na de opzegging. Dat het alleen om de boete na opzegging gaat is namens easyActive ter zitting bevestigd.
In artikel 24.2 staat “
Het is Partner (…) verboden om gedurende de looptijd van deze overeenkomst binnen het gebied waar hij de franchise exploiteert (…) een soortgelijke onderneming te exploiteren (…).”. Het non- concurrentiebeding geldt dus alleen tijdens de looptijd van de overeenkomst. Over de periode na afloop van de overeenkomst kan easyActive dus met dit artikel geen boetes vorderen en daar is ook geen reden voor nu [gedaagden] de overeenkomst op goede gronden heeft opgezegd.
De rechtbank zal de onderdelen 6 en 12 van de vordering van easyActive (zie punt 2.5) dan ook afwijzen.
geldt dit ook voor [gedaagde sub 2] ?
2.23.
[gedaagden] heeft in haar “Aanvullende akte tevens aanvullende producties en wijziging van eis in reconventie” (waartegen van de kant van easyActive bezwaar is gemaakt, waarover hierna onder punt 2.26 meer) nog als verweer gevoerd dat easyActive ten opzichte van [gedaagde sub 2] niet-ontvankelijk is. Hieraan gaat de rechtbank voorbij. Verwezen wordt naar artikel 26 van de overeenkomst waarin de hoofdelijke aansprakelijkheid is geregeld. Daaruit volgt dat zowel de vennootschap (met wie het contract is gesloten) als haar directeur-eigenaar hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle verplichtingen die uit overeenkomst volgen. Zoals de rechtbank onder 2.2 van dit vonnis heeft vermeld is [gedaagde sub 2] enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde sub 1] is, zodat alleen de heer [gedaagden] kon tekenen en easyActive [gedaagde sub 2] ook kan aanspreken.
verboden grievend uitlaten etc. met dwangsommen
2.24.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de twee verboden, met dwangsommen, die easyActive vordert (zie sub 7 en 8 van punt 2.5). Het gaat easyActive er om 1) dat [gedaagden] wordt verboden zich publiekelijk, op enige wijze grievend of beledigend uit te laten over easyActive en de aan haar verbonden clubs of door enig andere feitelijke gedraging de reputatie van easyActive aan te tasten en 2) dat [gedaagden] wordt verboden om clubs die bij easyActive zijn aangesloten alsmede clubs die zich in de toekomst (mogelijk) nog bij easyActive aansluiten te benaderen en zich jegens deze partijen grievend of beledigend uit te laten over easyActive of zich jegens deze partijen zodanig te gedragen dat de reputatie van easyActive hierdoor wordt aangetast. Dat van dergelijke acties en/of gedragingen van [gedaagden] sprake is of zal zijn, zodat dergelijke verboden van belang zijn, is in het geheel niet onderbouwd. Ook is geen juridische grondslag voor deze vorderingen aanwezig. Deze vorderingen zal de rechtbank daarom afwijzen.
verklaring voor recht aansprakelijkheid easyActive en (voorschot op) schade
2.25.
[gedaagden] heeft op haar beurt nog een verklaring voor recht gevorderd dat easyActive aansprakelijk is voor schade (nader op te maken staat) die [gedaagden] lijdt door dwaling dan wel wanprestatie, met veroordeling tot betaling van een voorschot op die schade (zie onderdeel 3 en 4 van de tegenvordering van [gedaagden] onder punt 2.6). Deze vorderingen worden afgewezen. Er is geen begin van een onderbouwing van de schade gegeven. Het enkele (stellen van) omzetverlies is hiervoor onvoldoende. [gedaagden] heeft ook niet duidelijk gemaakt wat het verband is tussen het omzetverlies en de mogelijke tekortkomingen van easyActive.
bezwaar easyActive tegen akte [gedaagden]
2.26.
Met de brief van 24 juni 2022 (per e-mail) heeft easyActive bezwaar gemaakt tegen de laatste akte van [gedaagden] , de “Aanvullende akte tevens aanvullende producties en wijziging van eis in reconventie”. Aan het begin van de mondelinge behandeling heeft de rechter dit bezwaar met partijen besproken en in eerste instantie een beslissing daarover uitgesteld. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechter partijen laten weten dat in dit vonnis wordt beslist op het bezwaar van easyActive. Gezien de uitkomst van de procedure zowel in conventie als in reconventie is het bezwaar niet (meer) relevant dan wel heeft easyActive daar geen belang (meer) bij. De rechtbank laat een beslissing op het bezwaar dus achterwege.
verder in conventie
slotsom over de vorderingen van easyActive
2.27.
Uit dat wat de rechtbank in dit vonnis heeft overwogen en beslist volgt dat het merendeel van de vorderingen van easyActive moeten worden afgewezen en dat alleen zal worden toegewezen dat [gedaagden] , hoofdelijk, zal worden veroordeeld tot betaling van de onbetaald gelaten factuur over de maand augustus 2020 van € 1.706,10, met rente.
wie betaalt de kosten?
2.28.
EasyActive heeft voor het grootste deel geen gelijk gekregen en moet daarom de proceskosten van [gedaagden] vergoeden. Deze kosten worden begroot op:
- griffierecht € 4.200,00
- salaris advocaat
€ 4.982,00(2,0 punten × tarief € 2.491,00)
Totaal € 9.182,00
verder in reconventie
slotsom over de tegenvorderingen van [gedaagden]
2.29.
Uit dat wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen en beslist volgt dat voor recht zal worden verklaard dat de overeenkomst tussen partijen op grond van rechtsgeldige opzegging is beëindigd per 1 september 2020 (zie rechtsoverweging 2.19) en de tegenvordering voor het overige zal worden afgewezen.
wie betaalt de kosten?
2.30.
Met betrekking tot de tegenvordering zijn beide partijen als op enig punt in het (on)gelijk gesteld te beschouwen. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3. De beslissing
De rechtbank:
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan easyActive te betalen een bedrag van € 1.706,10, vermeerderd met de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) vanaf de 8e dag na de factuurdatum van 6 augustus 2020, tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt easyActive in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 9.182,00;
3.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
3.5.
verklaart voor recht dat de samenwerkings- en franchiseovereenkomst tussen partijen op grond van rechtsgeldige opzegging is beëindigd per 1 september 2020;
3.6.
compenseert de kosten van deze procedure in reconventie tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en is in tegenwoordigheid van mr. M.A. Rademaker, griffier, in het openbaar uitgesproken door mr. J.P. Killian op 13 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MAR/4186