Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 17 februari 2021 met 21 producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van 16 juni 2021 met 18 producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte wijziging van eis en overleggen aanvullende producties (22 tot en met 33) in conventie van 24 november 2021;
- de uitnodiging van 18 januari 2022 per e-mail voor een mondelinge behandeling;
- de aanvullende akte tevens aanvullende producties (19 tot en met 35) en wijziging van eis in reconventie namens [gedaagden] , ter griffie ingekomen op 17 juni 2022;
- de akte overleggen aanvullende producties (34 en 35) namens easyActive, ter griffie ingekomen op 21 juni 2022;
- de brief van 24 juni 2022 (per e-mail) namens easyActive met als onderwerp: bezwaar indiening ‘akte’.
2.De overwegingen
in conventie en in reconventie
in conventiena wijziging van eis dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in reconventiena wijziging van eis, ook nog tijdens de zitting, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
kan” in de zinsnede “
kan elk der partijen” in artikel 30.4 van de overeenkomst dat voor zover hier van belang het volgende bepaalt:
“(…) Alvorens een geschil (…) aan de bevoegde rechter voor te leggen, kan elk der partijen een dergelijk geschil onderwerpen aan niet-bindende bemiddeling door een onpartijdig bemiddelaar, die zal worden aangewezen door de Nederlandse Franchise Vereniging. (…)”. easyActive is dus ontvankelijk.
Samenwerkingsovereenkomst, looptijd vijf jaar”, pagina 7 onder “
Duur”). In deze overeenkomst wilde [gedaagden] , voor zover hier van belang, twee punten gewijzigd hebben. Hij wilde 1) dat de overeenkomst voor onbepaalde tijd zou worden aangegaan en 2) dat met betrekking tot de exit-strategie zou worden afgesproken dat de verkoop alleen “
alle” en niet - zoals het in artikel 3.4 stond - “
alle of een deel van de” aangesloten easyActive clubs zou betreffen. Dat [gedaagden] dit wilde is tussen partijen niet in geschil. De overeenkomst is bovendien vervolgens ook daadwerkelijk aangepast: er is een tweede versie van de overeenkomst gekomen. In die tweede versie van de overeenkomst is bij de duur van de overeenkomst komen te staan dat de looptijd ervan voor onbepaalde tijd is (zie productie 7 van [gedaagden] , “
Samenwerkingsovereenkomst, voor onbepaalde tijd”, pagina 7 onder “
Duur”). Ook is in die versie artikel 21.1 over de looptijd gewijzigd en is daar komen te staan: “
De overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, vanaf de Ingangsdatum. (…)”. Artikel 3.4 is ongewijzigd gebleven, daar staat in versie twee net als in de eerste versie nog steeds “
alle of een deel van de aangesloten easyActive clubs”. [gedaagden] heeft dat geconstateerd, wat vervolgens heeft geleid tot een derde versie van de overeenkomst. Dat is ook niet tussen partijen in geschil. De derde versie van de overeenkomst is door partijen ondertekend. In die versie staat op pagina 7 bij “
Duur” dat de looptijd voor onbepaalde tijd is, terwijl in artikel 21.1 over de looptijd staat dat “
De overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van vijf jaren, vanaf de Ingangsdatum tot aan de Einddatum. (…)”. Artikel 3.4 vermeldt nu wel “
(…) alle aangesloten clubs worden gezamenlijk (…) verkocht;”.
Duur” onbepaalde tijd blijven staan en in artikel 21.1 vijf jaar. [B] heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat zo de samenwerking voor onbepaalde tijd was en de vijf jaar voor de exit gold.
Duur” gecontroleerd en artikel 3.4 en vervolgens in goed vertrouwen getekend.
alleaangesloten clubs, een termijn van (twee tot) vijf jaar is afgesproken, betekent niet dat de overeenkomst an sich als een overeenkomst voor bepaalde tijd moet worden aangemerkt.
Het komt er dus op neer dat een overeenkomst voor onbepaalde tijd, zoals deze tussen partijen, in principe opgezegd kan worden maar er moet dan wel sprake zijn van zwaarwichtige redenen en er moet in principe ook een opzegtermijn in acht worden genomen. Partijen zijn het er overigens ook over eens dat dit voor deze situatie het uitgangspunt is. De overeenkomst is dus opzegbaar. easyActive vindt alleen dat [gedaagden] geen gegronde reden(en) heeft om de overeenkomst op te zeggen. [gedaagden] meent dat hij juist alle reden heeft om de samenwerking te beëindigen: easyActive heeft geen goede service geboden en is franchisenemers de keuze gaan geven om wel of niet mee te gaan in een collectieve exit. Zij wijst op een e-mailbericht van 9 mei 2019 van easyActive (productie 9 van [gedaagden] ). Volgens [gedaagden] is een en ander in strijd met wat partijen met artikel 3.4 over de exit hebben afgesproken, namelijk dat álle clubs mee gaan in de collectieve verkoop.
“
(…) Onderstaande uitnodiging heb ik naar ons bestand van potentiële clubs gestuurd (…) Kijk aub in je omgeving welke club in aanmerking komt om uitgenodigd te worden, doordat clubs nu een keuze kunnen maken wel of niet mee te gaan met de exit wordt het potentieel vele malen groter! (…)”
alle of een deel van de” aangesloten easyActive clubs naar “
alle” clubs moeten worden betrokken in de collectieve verkoop, volgt dat voor [gedaagden] een essentieel en belangrijk punt was dat alle (nieuwe) franchisenemers verplicht worden mee te gaan in de exit. Overigens blijkt dit belang ook uit het feit dat easyActive ook telkens heeft medegedeeld dat een voordeel van deelname is dat met een grotere groep van deelnemers een hogere prijs bij verkoop kan worden verkregen. Door potentiële kandidaten de keuze te bieden wel of niet mee te doen in de collectieve verkoop ondermijnt easyActive die afspraak met [gedaagden] . Hierin verschilt deze zaak juist van de Lelystadse zaak waarin in artikel 3.4 staat “alle althans zoveel mogelijk (…) clubs” (zie vonnis van 19 januari 2022 van locatie Lelystad van deze rechtbank, productie 35 van easyActive). Niet gebleken is dat [gedaagden] hiermee akkoord is gegaan; als de franchiseraad waarin de heer [gedaagden] zat hiermee akkoord is gegaan, betekent dat nog niet dat [gedaagden] – waarmee specifieke afspraken waren gemaakt – hiermee ook heeft ingestemd.
De overige punten waarop easyActive volgens [gedaagden] tekort zou zijn geschoten, behoeven dan ook geen bespreking.
grace-periode en voor de periode na de eerste 5 jaren. Bij opzegging door gewichtige redenen is zo’n lange opzegtermijn naar het oordeel van de rechtbank niet passend. Gezien het feit dat de overeenkomst is gestart per 1 december 2018, en op het moment van de opzeggingsbrief van 16 juni 2020 pas anderhalf jaar verstreken was, acht de rechtbank een opzegtermijn van een maand redelijk. Dit betekent dat de overeenkomst per 1 september 2020 eindigt.
In artikel 24.2 staat “
Het is Partner (…) verboden om gedurende de looptijd van deze overeenkomst binnen het gebied waar hij de franchise exploiteert (…) een soortgelijke onderneming te exploiteren (…).”. Het non- concurrentiebeding geldt dus alleen tijdens de looptijd van de overeenkomst. Over de periode na afloop van de overeenkomst kan easyActive dus met dit artikel geen boetes vorderen en daar is ook geen reden voor nu [gedaagden] de overeenkomst op goede gronden heeft opgezegd.
De rechtbank zal de onderdelen 6 en 12 van de vordering van easyActive (zie punt 2.5) dan ook afwijzen.
€ 4.982,00(2,0 punten × tarief € 2.491,00)