ECLI:NL:RBMNE:2022:2809

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
C/16/536773 / HA RK 22-75
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelgeschil over verkeersaansprakelijkheid na ongeval tussen bus en fietser met getuigenverklaringen en 50%-regel

Op 6 juli 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een mondelinge uitspraak gedaan in een deelgeschil over verkeersaansprakelijkheid naar aanleiding van een ongeval dat plaatsvond op 1 augustus 2018. Bij dit ongeval waren een bestelwagen, bestuurd door een verzekerde van ASR, en een fietser, verzoeker, betrokken. Verzoeker is ten val gekomen en heeft letsel opgelopen, waarvoor hij schadevergoeding eist. De rechtbank heeft vastgesteld dat er getuigenverklaringen zijn die zowel de aansprakelijkheid van de bus als die van de fietser ondersteunen. De rechtbank oordeelt dat, ondanks dat de causale bijdrage van de fietser groter kan zijn, de 50%-regel van toepassing is, wat betekent dat de aansprakelijkheid van ASR voor 50% wordt vastgesteld. Dit is in lijn met de wet en jurisprudentie, die bepalen dat een ongemotoriseerde verkeersdeelnemer, ook al heeft hij een grotere bijdrage aan het ongeval, recht heeft op een vergoeding van ten minste 50% van de schade. De rechtbank heeft de kosten van het deelgeschil begroot op € 2.652,63, die ASR aan verzoeker moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen, waaronder de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring, omdat hiertegen niet rechtstreeks kan worden opgekomen in een deelgeschilprocedure.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/536773 / HA RK 22-75
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 6 juli 2022
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. M. Treur te Utrecht
tegen
de naamloze vennootschap
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verweerster,
advocaat mr. P. Oskam te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en a.s.r. worden genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van het verzoek tot een beslissing in een deelgeschil (artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Tegenwoordig zijn mr. J.P. Killian, rechter, en mr. M.A. Rademaker, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • de heer [verzoeker] ,
  • mr. M. Treur die de zaak heeft overgenomen van mr. Sijbrandij,
  • mevrouw [A] , dossierbehandelaar bij a.s.r.,
  • mr. Oskam.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift tot behandeling deelgeschil ex artikel 1019w Rv met 10 producties, ter griffie ingekomen op 22 maart 2022;
- het verweerschrift met 1 productie, ter griffie ingekomen op 29 juni 2022;
- de mondelinge behandeling op 6 juli 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling uitspraak gedaan.

2.De beslissing

De rechtbank:
2.1.
verklaart voor recht dat a.s.r. aansprakelijk is voor 50% van de geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het [verzoeker] overkomen verkeersongeval van 1 augustus 2018;
2.2.
begroot de kosten van dit deelgeschil op € 2.652,63 en veroordeelt a.s.r. tot betaling daarvan aan [verzoeker] , te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de 15e dag na de datum van deze mondelinge uitspraak;
2.3.
wijst het meer of anders verzochte af.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3.2.
Het verzoek kan, gelet op de discussie over de (mate van) aansprakelijkheid voor letsel na een ongeval, als deelgeschil worden behandeld.
3.3.
De zaak gaat over een ongeval dat heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2018 op de Leimuiderdijk in de gemeente Haarlemmermeer, waarbij een bestelwagen die bestuurd werd door een verzekerde van a.s.r. en [verzoeker] als wielrenner betrokken waren. [verzoeker] is ten val gekomen, heeft letsel opgelopen en ondervindt schade.
3.4.
De vraag is wie er aansprakelijk is voor wat daar is gebeurd. Naar wat er is voorgevallen is onderzoek gedaan. Het dossier bevat vier getuigenverklaringen en een, weliswaar kort, politierapport. Het gaat nu om de waardering van deze bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dat twee kanten op. Getuigen hebben verklaard dat de bus bij het keren op de dijk bewoog naar achteren en dat [verzoeker] , die passeerde, daardoor gevallen is, maar er zijn ook getuigen die zeggen dat de bus stil stond en dat [verzoeker] in de berm viel en dat is ook wat er in het proces-verbaal van de politie staat.
Hoe de bewijsmiddelen ook gewaardeerd worden, er gaat iets aan vooraf en dat is dat vast staat de bus een bijzondere manoeuvre aan het maken was (straatje keren) en als je dat ziet, en [verzoeker] heeft dat gezien, moet je als verkeersdeelnemer die aan komt rijden de nodige voorzichtigheid betrachten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verzoeker] dat onvoldoende gedaan. De bus was aan het keren en stond niet heel lang stil en door er dan achter langs te fietsen heeft [verzoeker] een risico aanvaard. Dit leidt er toe dat zijn val vooral is toe te rekenen aan [verzoeker] . Het was een smal stukje op de dijk waar hij langs de bus fietste die aan het keren was. Omdat dat uit de wet en de jurisprudentie volgt, krijgt een ongemotoriseerde verkeersdeelnemer, ook al is zijn zogenoemde causale bijdrage groter, toch in ieder geval 50% van zijn schade vergoed. De rechtbank ziet geen aanleiding dat percentage te corrigeren op grond van de billijkheid. Er zijn onvoldoende bijzondere omstandigheden gebleken om een correctie toe te passen dat het anders wordt dan die 50% aansprakelijkheid.
3.5.
Dan moet de rechtbank ook een beslissing nemen over de kosten van het deelgeschil. Er is namens [verzoeker] 24,5 uur opgegeven waarvan mr. Treur tijdens de zitting heeft gezegd dat daar 3 uren die genoteerd zijn voor de pleitnota maar niet besteed zijn, van kunnen worden afgehaald, zodat in totaal 21,5 uur is geschreven voor dit deelgeschil. De rechtbank heeft gekeken naar het dossier en ook naar het gehanteerde tarief en is van oordeel dat daarbij past een tijdsbesteding van 15 uur keer een tarief van € 275 plus btw, in totaal € 4.991,25. Daarbij moet het griffierecht van € 314 nog worden opgeteld. Samen is dat € 5.305,25. De verdeling van 50% werkt door, zodat a.s.r. voor kosten deelgeschil een bedrag van € 2.652,63 moet betalen. De aansprakelijkheid staat (voor 50%) vast.
3.6.
De gevorderde wettelijke rente over de kosten van dit deelgeschil zal worden toegewezen zoals in de beslissing staat vermeld. Wat meer of anders is verzocht wordt afgewezen, waaronder de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring. Er kan namelijk niet rechtstreeks tegen een uitspraak in een deelgeschilprocedure worden opgekomen. Dit volgt uit artikel 1019bb Rv.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. J.P. Killian, rechter, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van mr. M.A. Rademaker, griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op …… juli 2022.