ECLI:NL:RBMNE:2022:2808

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
527431 / HA ZA 21-613
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersaansprakelijkheid bij ongeval met meerdere voertuigen zonder verkeersfout van eiser

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, ging het om een verkeersongeval waarbij meerdere voertuigen betrokken waren. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. van Huizen, vorderde een verklaring voor recht dat gedaagden aansprakelijk waren voor de schade die hij had geleden als gevolg van het ongeval. Gedaagden, waaronder gedaagde sub 2, een verzekeringsmaatschappij, werden vertegenwoordigd door mr. V. Oskam. De mondelinge behandeling vond plaats op 1 juni 2022, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten.

De rechtbank oordeelde dat gedaagde sub 1, de bestuurder van een voertuig, aansprakelijk was voor het ongeval. De rechtbank verwierp het verweer van gedaagde sub 2 dat eiser een verkeersfout had gemaakt, wat de causaliteit zou doorbreken. De rechtbank concludeerde dat eiser niet verantwoordelijk was voor de aanrijding en dat de schade aan zijn voertuig niet duidde op een verkeersfout. Eiser had recht op een voorschot van € 7.500 op zijn schade, inclusief immateriële schade en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank veroordeelde gedaagden ook tot betaling van de proceskosten aan eiser, die op € 2.642,57 werden begroot.

De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. De uitspraak werd gedaan door mr. J.P. Killian en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. M.A. Rademaker.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Handelskamer
locatie Utrecht
zaak-/rolnummer: 527431 / HA ZA 21-613
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 1 juni 2022
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. P. van Huizen,
tegen

1.[gedaagde sub 1]

wonende te [woonlplaats] ,
2. [gedaagde sub 2] N.V.,
kantoorhoudende te [plaats 1] ,
gedaagden,
advocaat mr. V. Oskam.
Partijen worden hierna als volgt aangeduid. Eiser wordt [eiser] genoemd. Gedaagden worden samen [gedaagde sub 2] genoemd en waar specifiek gedaagde sub 1, de verzekerde van [gedaagde sub 2] , wordt bedoeld wordt hij [gedaagde sub 1] genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 september 2021 met 14 producties;
-de conclusie van antwoord van 10 november 2021 met 6 producties;
  • de uitnodiging voor een mondelinge behandeling, per e-mail van 11 januari 2022, te beschouwen als (mondeling) tussenvonnis;
  • de brief van 18 mei 2022 van [gedaagde sub 2] met producties 7 tot en met 16;
- de akte van 1 juni 2022 van [eiser] met productie 15.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 juni 2022 in het gebouw van de rechtbank. Daarbij waren aanwezig de heer [eiser] met mr. Van Huizen. Voor [gedaagde sub 2] waren aanwezig de heer [A] en de heer [B] , met mr. Oskam, die ook [gedaagde sub 1] vertegenwoordigt.
De griffier heeft tijdens de zitting aantekeningen gemaakt. Mr. Van Huizen heeft het standpunt mondeling toegelicht. Mr. Oskam heeft het standpunt met spreekaantekeningen toegelicht. Verder hebben partijen en de advocaten vragen van de rechtbank beantwoord en hebben zij over en weer op elkaars standpunten gereageerd.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling uitspraak gedaan.

2.De beslissing

De rechtbank:
2.1.
verklaart voor recht dat gedaagden aansprakelijk zijn en verplicht zijn tot vergoeding van de geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade van [eiser] als gevolg van het ongeval op [2020] ;
2.2.
veroordeelt gedaagden om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 7.500, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis;
2.3.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 2.642,57, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis;
2.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
2.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3.2.
De vraag die in deze zaak moet worden beantwoord is of [gedaagde sub 1] ten opzichte van [eiser] aansprakelijk is voor het ongeval waarbij [eiser] betrokken is geraakt, en in het verlengde daarvan of [gedaagde sub 2] als WAM-verzekeraar van [gedaagde sub 1] ten opzichte van [eiser] vergoedingsplichtig is en in dat kader gehouden is alvast een voorschot op de schade van [eiser] te betalen. De rechtbank beantwoordt dit bevestigend. Dat wordt hieronder toegelicht.
3.3.
Bij het ongeval op [2020] dat plaatsvond op de [.] bij [plaats 2] in de richting van de snelweg [..] waren meerdere voertuigen betrokken, waaronder [eiser] in zijn Volkswagen Transporter. Uit het proces-verbaal van de politie (productie 2 bij dagvaarding) volgt dat de aanrijding ermee begint dat [gedaagde sub 1] als bestuurder van zijn Volkswagen Transporter mevrouw [C] in haar Toyota Aygo aanrijdt. Door deze aanrijding komt zij op de andere weghelft terecht waar zij vervolgens in botsing komt met een vrachtwagencombinatie bestuurd door de heer [D] . Als gevolg van deze tweede aanrijding met de vrachtwagencombinatie komt mevrouw [C] weer terug op de weghelft waar zij reed, alleen in de tegenovergestelde richting van haar oorspronkelijke rijrichting en waar zij dan in botsing komt met de bestelbus van [eiser] . Dit is allemaal gevolgd op de eerst aanrijding, waarbij [gedaagde sub 1] tegen [C] is gebotst. Het verweer van [gedaagde sub 2] is dat [eiser] een verkeersfout zou hebben gemaakt, wat de causaliteit doorbreekt of anders eigen schuld oplevert.
3.4.
Dit verweer van [gedaagde sub 2] slaagt niet. Het is met name gebaseerd op de (hoge) snelheid waarmee [eiser] zou hebben gereden en het onvoldoende afstand houden tot zijn voorganger [gedaagde sub 1] . Daarvoor ziet de rechtbank geen aanwijzingen. Als [eiser] te hard zou hebben gereden en/of onvoldoende afstand zou hebben gehouden ligt het voor de hand dat hij [gedaagde sub 1] zou hebben geraakt. Dat is niet wat er is gebeurd. De Toyota Aygo belandt na 180° te zijn gedraaid door de twee eerdere aanrijdingen op zijn weghelft: [eiser] krijgt de auto met andere woorden gewoon voor de wielen. Onvoldoende blijkt dat [eiser] [C] had kunnen en moeten ontwijken. De schade aan zijn bus is ook niet zodanig dat daarin een aanwijzing ligt voor een (te) hoge snelheid of onvoldoende afstand houden. [gedaagde sub 2] wil graag wachten op de Verkeersongevallenregistratie (VOA) en eventueel het onderzoek van [onderneming] . Hiervoor ziet de rechtbank geen aanleiding. Dat de VOA tot een andere zienswijze zal leiden daar ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voor.
Dit betekent dat de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht toewijst.
3.5.
[eiser] heeft ook een voorschot op zijn schade gevorderd. Dat wordt toegewezen tot op een bedrag van € 7.500. Dit is een algemeen voorschot, met inbegrip van buitengerechtelijke kosten. Het is aannemelijk dat [eiser] schade lijdt door dit ongeval. De hoogte van het bedrag wordt als volgt toegelicht. Het is aannemelijk dat [eiser] uren voor werk heeft gemist zoals hij heeft uitgelegd. Verder is vergoeding van immateriële schade op zijn plaats, is duidelijk dat er materiële schade aan onder andere de bus is ontstaan en dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt.
De gevorderde wettelijke rente over het voorschot zal de rechtbank toewijzen vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis. Het betreft een voorschot onder algemene titel, waarvan wettelijke rente geen onderdeel is.
3.6.
Over de proceskosten beslist rechtbank als volgt. [gedaagde sub 2] heeft geen gelijk gekregen en moet daarom de proceskosten van [eiser] betalen. Deze worden begroot op:
- dagvaarding € 248,57
- griffierecht € 952,00
- salaris advocaat
€ 1.442,00(2 punten × tarief € 721,00)
Totaal € 2.642,57
3.7.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld. In de proceskostenveroordeling ligt een veroordeling tot vergoeding van de nakosten volgens de gebruikelijke forfaitaire tarieven besloten.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. J.P. Killian, rechter, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van mr. M.A. Rademaker, griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op …………………………………………………