In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug. De eiser, die sinds 25 september 2008 een bijstandsuitkering ontvangt, was verplicht om mee te werken aan een plan van aanpak ter bevordering van zijn arbeidsinschakeling, zoals opgelegd door verweerder op basis van de Participatiewet. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 9 februari 2022, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard, en voerde aan dat hij fysieke beperkingen had die hem belemmerden om het plan van aanpak te volgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen afzonderlijk bezwaar had ingesteld tegen een later besluit van 14 februari 2022, maar dat zijn beroep ook daarop betrekking had. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende rekening had gehouden met de klachten van eiser en dat er geen noodzaak was voor een belastbaarheidsonderzoek. Eiser had niet onderbouwd dat het traject niet passend was en had geen bewijsstukken overgelegd die zijn klachten onderbouwden. De rechtbank concludeerde dat verweerder zich terecht op het standpunt had gesteld dat eiser verplicht was om mee te werken aan het plan van aanpak. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De rechtbank benadrukte dat de bijstandverlenende instantie bepaalt welke re-integratievoorziening nodig is voor de arbeidsinschakeling van de betrokkene, mits dit maatwerk betreft en zorgvuldig is afgewogen.