Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 mei 2021 met 9 producties;
- de conclusie van antwoord van 29 september 2021 met productie 1 tot en met 27;
- de uitnodiging voor een mondelinge behandeling, per e-mail van 25 november 2021, te beschouwen als (mondeling) tussenvonnis;
- de brief van 19 april 2022 met productie 10 tot en met 12 namens [eiser] ;
- de brief van 6 mei 2022 met productie 28 namens a.s.r.;
- het e-mailbericht van 9 mei 2022 met productie 13 en 14 namens [eiser] .
2.De overwegingen
inleiding
Uit de drie onafhankelijke onderzoeken volgt in de optiek van a.s.r. dat de klachten van [eiser] niet kunnen worden geobjectiveerd of niet aanwezig zijn en dat hij de klachten simuleert, overdrijft en/of inbeeldt. Er is geen sprake van een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten. Het primaire standpunt van a.s.r. is dan ook dat de klachten van [eiser] niet bestaan. Subsidiair is a.s.r. van mening dat het causaal verband ontbreekt tussen de klachten die [eiser] ervaart en het ongeval van 2012.
en
Verder overweegt de rechtbank dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen een onafhankelijke onderzoek zoals [F] dat gevraagd is te doen en de medische behandeling die [eiser] bij [organisatie 1] krijgt. Voor het behandelend circuit in de psychiatrie is leidend en bepalend wat [eiser] ervaart, wat dus per definitie subjectief is, en niet of in ieder geval in mindere mate of het daadwerkelijk (objectief) zo is, wat wel de rol en taak is van expertiserend psychiater [F] . Van hem wordt verwacht de problematiek te objectiveren voordat het kan worden “afgewenteld” op een aansprakelijke partij.
Omdat [D] aangeeft dat het niet uitgesloten dat [eiser] op een later moment deze klachten zou hebben kunnen ontwikkelen, kan de hoofd- en nekpijn niet gerelateerd worden aan het ongeval.