ECLI:NL:RBMNE:2022:2755

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
C/16/539744 / KG ZA 22-223
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzage in arbitraal vonnis en geheimhouding in aanbestedingsprocedures

In deze zaak vordert Strukton Rail Nederland BV inzage in een arbitraal vonnis dat is gewezen tussen ProRail BV en VolkerRail Nederland BV. Het vonnis, gedateerd op 17 september 2021, betreft een geschil over de uitleg van contractuele bepalingen in de context van aanbestedingen voor onderhoud van spoorweginfrastructuur. Strukton stelt dat zij deze inzage nodig heeft om te kunnen vaststellen of ProRail onrechtmatig handelt jegens haar, gezien de gelijkenis van de contracten tussen ProRail en de verschillende erkende spooraannemers. ProRail weigert inzage te geven, onder verwijzing naar de vertrouwelijkheid van arbitrageprocedures en de stelling dat Strukton geen rechtmatig belang heeft bij het vonnis.

De voorzieningenrechter oordeelt dat Strukton wel degelijk een rechtmatig belang heeft bij het verkrijgen van het vonnis, omdat het kan helpen bij de afhandeling van geschillen en het waarborgen van gelijke behandeling in aanbestedingsprocedures. De rechter stelt vast dat de vertrouwelijkheid van het arbitraal vonnis niet zwaarder weegt dan het belang van waarheidsvinding in deze context. De voorzieningenrechter wijst de vordering van Strukton toe en gebiedt ProRail om het vonnis te verstrekken, met een dwangsom voor het geval ProRail hier niet aan voldoet. Tevens worden de proceskosten aan ProRail opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/539744 / KG ZA 22-223
Vonnis in kort geding van 13 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STRUKTON RAIL NEDERLAND BV, en de besloten
vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STRUKTON RAIL B.V.
beiden gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. P.F.C. Heemskerk te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRORAIL BV,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. N.A.D. Groot te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Strukton en ProRail genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 juni 2022,
  • de akte overlegging producties (17) van Strukton,
  • de nadere productie 18 van Strukton,
  • de akte houdende producties (3) van ProRail,
  • de mondelinge behandeling op 28 juni 2022, waarvan aantekening zijn bijgehouden,
  • de pleitnota van Strukton en aanvulling op productie 14,
  • de pleitnota van ProRail.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Inleiding
2.1.
Het geschil tussen partijen gaat over de vraag of ProRail gehouden is om een arbitraal vonnis van het Nederlands Arbitrage Instituut (hierna NAI) dat op 17 september 2021 is gewezen tussen ProRail en VolkerRail Nederland B.V. (hierna VolkerRail) aan Strukton te verstrekken.
2.2.
Strukton vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, ProRail te gebieden dit arbitrale vonnis van 17 september 2021 (door haar in de dagvaarding omschreven als het vonnis als bedoeld in vraag 161 Nota van Inlichtingen in de aanbestedingsprocedure […] ) aan haar te verstrekken dan wel anderszins inzage te verschaffen, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom, en met veroordeling van ProRail in de (na)kosten van deze procedure. Zij baseert deze vordering op artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
2.3.
ProRail weigert de gevraagde inzage te verschaffen. Volgens haar kan Strukton geen aanspraak maken op afschrift of inzage van het vonnis omdat niet is voldaan aan de vereisten van het eerste lid van artikel 843a Rv, althans geldt dat in dit geval sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 843a lid 4 Rv.
2.4.
De voorzieningenrechter zal Strukton in het gelijk stellen. Hierna wordt toegelicht waarom haar vordering slaagt.
Uitgangspunten
2.5.
Voorop staat dat ProRail en VolkerRail in de arbitrage procedure bij de NAI vertrouwelijkheid zijn overeengekomen. Dit vloeit voort uit artikel 6 van het arbitragereglement van het NAI. Daarin staat:
‘een arbitrage is vertrouwelijk en alle direct of indirect betrokken personen zijn gehouden tot geheimhouding, behoudens en voor zover openbaarmaking uit de wet of de overeenkomst van partijen voortvloeit.’
ProRail heeft er op gewezen dat de vertrouwelijkheid ook is opgenomen in de overeenkomst tussen VolkerRail en ProRail.
2.6.
Gebleken is dat VolkerRail er geen bezwaar tegen heeft als de vertrouwelijkheid zou worden opgeheven. De advocaat van VolkerRail heeft bij e-mailbericht van 30 mei 2022 aan de advocaat van Strukton laten weten dat het vonnis geen bedrijfsvertrouwelijke informatie bevat en naar de aard zou kunnen helpen bij de afhandeling van andere geschillen, omdat het vermoedelijk een aanknopingspunt biedt als precedent. ProRail wil echter geen afstand doen van de overeengekomen vertrouwelijkheid. De vertrouwelijkheid van arbitrale vonnissen is met een reden overeengekomen, aldus ProRail. Er is volgens haar in dit geval geen reden voor openbaarmaking van het vonnis.
2.7.
Uitgangspunt blijft daarmee dat ProRail en VolkerRail naar elkaar toe verplicht zijn om vertrouwelijkheid te betrachten. Een contractueel geheimhoudingsbeding bindt, mits rechtsgeldig overeengekomen, de partijen bij een contract. Een derde die inzage vraagt is aan die contractuele geheimhoudingsbepaling echter niet gebonden. Jegens derden die inzage willen kan daarom niet zonder meer een beroep op het beding worden gedaan: voor hen is een uitzondering mogelijk als de plicht tot openbaarmaking uit de wet voortvloeit. Daarvoor doet Strukton een beroep op artikel 843a Rv.
2.8.
Een beroep op artikel 843a Rv kan de contractueel overeengekomen vertrouwelijkheid mogelijk doorkruisen. Voor een geslaagd beroep op artikel 843a Rv moet zijn voldaan aan de volgende vereisten:
  • i) Strukton moet een rechtmatig belang hebben bij de stukken;
  • ii) de stukken moeten voldoende bepaald zijn;
  • iii) de stukken moeten betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarbij Strukton betrokken is; en
  • iv) ProRail moet de stukken daadwerkelijk tot haar beschikking hebben dan wel relatief eenvoudig haar beschikking kunnen krijgen.
Als aan deze vereisten is voldaan, is het verzoek tot het verlenen van inzage in de stukken in beginsel toewijsbaar, tenzij een uitzondering op zijn plaats is omdat (a) daarvoor gewichtige redenen zijn, of (b) redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd, zo volgt uit lid 4 van 843a Rv.
2.9.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening in dit kort geding voldoende gebleken. Hierna zullen dan ook de verschillende onderdelen van artikel 843a Rv aan de orde komen. Van belang daarbij is dat het aan Strukton is om aannemelijk te maken dat aan de vier vereisten van lid 1 is voldaan. Als hiervan sprake is, ligt het op de weg van ProRail om aannemelijk te maken dat een uitzondering als bedoeld in het vierde lid op zijn plaats is.
2.10.
Eerst worden de feiten en omstandigheden uiteengezet die voor de beoordeling van belang zijn.
ProRail en de erkende spooraannemers: de PGO Overeenkomsten
2.11.
ProRail is de beheerder van de spoorweginfrastructuur in Nederland. In die hoedanigheid besteedt zij het onderhoud van de spoorweginfrastructuur uit aan diverse door haar erkende spooraannemers.
2.12.
Strukton en VolkerRail zijn door ProRail erkende spooraannemers.
2.13.
Het onderhoud is door ProRail opgedeeld in verschillende contractgebieden. Per contractgebied organiseert ProRail een aanbesteding op basis waarvan het onderhoudscontract wordt gegund aan een door ProRail erkende spooraannemer.
In het verleden heeft ProRail het onderhoud van zeven contractgebieden gegund aan Strukton. De contracten hebben in beginsel een looptijd van 5 jaar.
2.14.
De contracten die tot stand komen tussen ProRail en de spooraannemers worden PGO overeenkomsten genoemd. PGO staat voor Prestatie Gericht Onderhoud. De door de spooraannemers uit te voeren werkzaamheden op basis van de PGO overeenkomst bestaan uit zowel preventief als correctief onderhoud.
2.15.
De PGO overeenkomsten zijn er op gericht het aantal ‘Onregelmatigheden’ op het spoor te beperken en te verminderen. Het begrip ‘Onregelmatigheid’ wordt blijkens artikel 1 van de PGO overeenkomsten die als producties 3 tot en met 9 bij dagvaarding zijn overgelegd als volgt gedefinieerd:
‘Onregelmatigheid
Iedere ingeplande of ongewenste gebeurtenis, die de spoorwegveiligheid en/of de vereiste functionaliteit van de Infrastructuur aantast of dreigt aan te tasten.’
2.16.
De PGO overeenkomsten bevatten verschillende bonus/malus-regelingen, met betrekking tot onder meer het aantal Onregelmatigheden per jaar, de snelheid van herstel van Onregelmatigheden, en de ernst van Onregelmatigheden. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten Onregelmatigheden: ‘Dringende Onregelmatigheid met tijdsafspraak’ (DOT), Urgente Onregelmatigheid (UO), een Niet Urgente Onregelmatigheid (NUO).
2.17.
Op de PGO overeenkomsten zijn algemene voorwaarden van toepassing. Dat zijn de Algemene Voorwaarden voor het Prestatiegericht Onderhoud 2016 (AVPO 2016) en de Algemene Voorwaarden voor het Prestatiegericht Onderhoud 2019 (AVPO 2019).
2.18.
Na afloop van iedere PGO overeenkomst wordt door ProRail opnieuw een aanbestedingsprocedure georganiseerd voor een periode in het betreffende contractgebied waarmee een opvolgende spooraannemer wordt geselecteerd.
Op dit moment lopen drie Europese niet-openbare aanbestedingsprocedures ten aanzien van drie contractgebieden ( […] ). Deze procedures bevinden zich in de aanbiedingsfase. De uiterlijke data waarop gegadigden hun inschrijvingen moeten indienen stonden aanvankelijk gepland in juli 2022. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat dit onlangs werd uitgesteld tot november/december 2022.
2.19.
VolkerRail heeft als één van de gegadigden bij de nota van inlichtingen van de aanbesteding PGO […] , waar ook Strukton gegadigde is, de volgende vraag gesteld (vraag 161)
‘Recent hebben wij met ProRail intensief bij het NAI gearbitreerd over PGO 3.0 contracten. In die arbitrageprocedure is duidelijk geworden dat ProRail ten aanzien van essentiële contractsbepalingen een uitleg voorstond die niet door het scheidsgerecht werd gevolgd, omdat die uitleg naar de aard onredelijk was. Het valt ons in de PGO 4.0 aanbestedingsstukken op, dat ProRail op tal van punten die onredelijke uitleg, zoals die door het scheidsgerecht is afgewezen, tracht te expliciteren. Dat vinden wij bezwaarlijk. ProRail is wettelijk verplicht om proportionele contractvoorwaarden te hanteren. Bent u bereid om de aanbestedingsstukken alsnog te hanteren. Bent u bereid om de aanbestedingsstukken alsnog aan te passen, in overeenstemming met het arbitraal vonnis?’
Op 31 maart 2022 heeft ProRail geantwoord:
‘Vanzelfsprekend is een dergelijk vonnis volstrekt vertrouwelijk dus kan ProRail hier niet in detail op ingaan. In zijn algemeenheid stelt ProRail vast dat er geen uitspraken in kort geding of arbitrages bestaan die aanleiding zouden kunnen zijn om het aanbestedingsdossier als onredelijk te bestempelen. Uiteraard staat ProRail wel open voor suggesties van gegadigde die de kwaliteit van het dossier zou verbeteren.’
De standpunten van partijen
2.20.
Strukton stelt dat zij inzage in het arbitrale vonnis nodig heeft om concreet te kunnen vaststellen of ProRail jegens haar tekortschiet dan wel onrechtmatig jegens haar handelt. Zij stelt dat uit het arbitraal vonnis (kennelijk) blijkt dat ProRail een onredelijke uitleg van de bestaande PGO overeenkomsten hanteert en dat zij voornemens is om die onredelijke uitleg door te trekken in de nieuwe PGO overeenkomsten.
Aangezien de verschillende PGO Overeenkomsten met de verschillende spooraannemers onderling nagenoeg identiek zijn, is het volgens Strukton aannemelijk dat ProRail, net als in de verhouding met VolkerRail, ook in de verhouding met Strukton een onredelijke uitleg van de PGO overeenkomst heeft gehanteerd/hanteert. Volgens haar zal uit het vonnis op zijn minst blijken dat ProRail VolkerRail en andere marktpartijen niet gelijk behandelt, terwijl zij als aanbestedende dienst daartoe wel is gehouden.
2.21.
ProRail is van mening dat Strukton niets van doen heeft met de arbitrale procedure tussen ProRail en Volkerrail. Er is volgens haar sprake van een ‘fishing expedition’ van Strukton om te bezien of zij in de toekomst een (gerechtelijke) procedure of eigen arbitrage aanhangig kan maken.
Recht op inzage op grond van artikel 843a Rv
2.22.
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat het stuk waarvan Strukton afgifte vordert voldoende bepaald is: het gaat om het arbitrale vonnis tussen VolkerRail en ProRail gewezen op 17 september 2021, waar door VolkerRail naar wordt verwezen in de nota van inlichtingen, vraag 161. Vast staat ook dat ProRail in het bezit is van dit vonnis. Hierover verschillen partijen niet van mening. Ten aanzien van de vereisten dat Strukton een rechtmatig belang moet hebben bij het arbitrale vonnis en dat het vonnis betrekking moet hebben op een rechtsbetrekking waarbij Strukton betrokken is, hebben partijen wel verschillende standpunten ingenomen. De voorzieningenrechter volgt Strukton in haar stellingen dat aan deze beide vereisten ook is voldaan en overweegt daartoe het volgende.
Rechtmatig belang
2.23.
ProRail betwist dat Strukton een direct en concreet belang heeft bij haar vordering tot het verstrekken van het arbitrale vonnis. Volgens haar volgt uit de stellingen van Strukton dat zij slechts een vermoeden heeft dat het arbitraal vonnis waardevolle inzichten voor haar kan opleveren. Zij speculeert dat ProRail jegens haar opdrachtnemers een verschillende uitleg hanteert ten aanzien van identieke begrippen. Van concrete feiten die daarop wijzen is geen sprake is, aldus ProRail. Ook het gestelde belang om te kunnen vaststellen in hoeverre ProRail bij de uitvoering van PGO overeenkomsten een onredelijke uitleg hanteert, concretiseert Strukton volgens ProRail niet.
2.24.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter treft dit verweer geen doel, om de volgende redenen. Allereerst is er de verwijzing naar vraag 161 van VolkerRail in de lopende aanbestedingsprocedure PGO […] (rov 2.19). Dit vormt naar het oordeel van de voorzieningenrechter een duidelijk en concreet aanknopingspunt voor de stellingen van Strukton over de mogelijk onredelijke uitleg die ProRail (ook jegens haar) hanteert van contractbepalingen in zowel bestaande PGO overeenkomsten, als overeenkomsten die naar aanleiding van lopende aanbestedingsprocedures tot stand zullen komen. De opmerking van VolkerRail bij haar vraag 161 is duidelijk. Het is bovendien niet in geschil dat de verschillende PGO overeenkomsten vrijwel identiek zijn. Daarbij komt nog dat gebleken is dat de advocaat van VolkerRail in de e-mail van 30 mei 2022 aan de advocaat van Strukton desgevraagd heeft aangegeven dat het vonnis zou kunnen helpen bij de afhandeling van andere geschillen en een aanknopingspunt biedt als precedent. Strukton heeft dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook voldoende geconcretiseerd: zij legt een verband met haar rechtspositie ten opzichte van ProRail. Strukton heeft toegelicht dat zij met ProRail vele geschillen heeft (wel 6000) onder andere over de manier waarop het begrip ‘Onregelmatigheid’ wordt uitgelegd. Volgens haar is niet onaannemelijk dat de inhoud van het vonnis uitsluitsel zou kunnen geven op dit onderdeel, wat de nodige (financiële) gevolgen zal hebben, niet alleen voor haar maar ook voor andere spooraannemers. Strukton wijst op de in de PGO overeenkomsten gebruikte bonus/malus regelingen in combinatie met het begrip ‘Onregelmatigheden’. Strukton verwijst weliswaar niet naar een specifiek geschil dat is gerezen tussen haar en ProRail, dan wel wordt verwacht, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft zij met deze toelichting wel voldoende duidelijk geduid ten aanzien van welk (soort) geschillen zij verwacht dat ProRail onredelijke voorwaarden stelt. Dit volstaat.
2.25.
Strukton heeft nog aangevoerd dat ProRail als aanbestedende dienst het transparantie- en gelijkheidsbeginsel in acht moet nemen zodat eerlijke mededinging wordt bevorderd. Hieruit volgt volgens haar al dat ProRail inzage zou moeten verschaffen in het vonnis. VolkerRail is immers wel op de hoogte van het de inhoud van het vonnis en heeft geen bezwaar tegen het verstrekken daarvan.
ProRail stelt vervolgens dat zij niet voornemens is - en dat ook niet doet - om in strijd met haar wettelijke verplichtingen, enige onredelijke uitleg door te trekken naar de huidige nieuwe generatie PGO overeenkomsten. ProRail wijst er op dat zij haar taak om als opdrachtgever de naleving van zowel rechterlijke als arbitrale vonnissen te bewaken serieus neemt en dat VolkerRail haar kan aanspreken als zij die taak niet goed zou vervullen.
De discussie naar aanleiding van vraag 161 van VolkerRail moet volgens ProRail in die aanbestedingsprocedure bovendien worden gevoerd en had ook in eerdere aanbestedingsprocedures op basis waarvan de PGO overeenkomsten tot stand zijn gekomen aan de orde gesteld kunnen worden.
ProRail is kennelijk van mening dat Strukton niet geïnformeerd hoeft te worden omdat zij er op kan vertrouwen dat ProRail zich aan de regels zal houden en VolkerRail voldoende oplettend zal zijn. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan op grond daarvan echter niet worden aangenomen dat Strukton geen rechtmatig belang heeft om kennis te nemen van de inhoud van het arbitraal vonnis. Het past niet alleen binnen de genoemde beginselen van aanbesteding om hier transparant in te zijn maar het ligt ook in de rede dat Strukton zelfstandig een oordeel moet kunnen vormen over een kwestie die (ook) haar aangaat.
Partij zijn bij een rechtsbetrekking
2.26.
Vast staat dat Strukton geen partij is bij de arbitrale procedure die heeft geleid tot het arbitraal vonnis van 17 september 2021. Volgens ProRail volgt hieruit al dat niet is voldaan aan het vereiste dat het gevraagde stuk betrekking moet hebben op een rechtsbetrekking waarbij Strukton betrokken is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan dit standpunt in de gegeven omstandigheden echter niet worden gevolgd. Voldoende aannemelijk is namelijk dat sprake is van een rechtsbetrekking waarbij Strukton betrokken is. VolkerRail is net als Strukton als erkende spooraannemer werkzaam op het gebied van onderhoud van het spoorinfrastructuur en bovendien komen tussen ProRail en Strukton - na het doorlopen van een aanbestedingsprocedure - vrijwel gelijkluidende overeenkomsten tot stand. Deze omstandigheden vormen naar het oordeel van de voorzieningenrechter een aanwijzing voor een bijzondere onderlinge betrokkenheid. Overigens kan dit ook worden afgeleid uit de bereidheid van VolkerRail om de inhoud van het arbitraal vonnis te delen. Er is kennelijk een gemeenschappelijk belang. Het is begrijpelijk dat ProRail geen speelbal wil – en moet - worden van de spooraannemers, maar er zijn geen aanknopingspunten gegeven waaruit kan worden afgeleid dat in dit geval dit aan de orde zou zijn.
Artikel 843a lid 4
2.27.
Omdat aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan, is het verzoek tot het verlenen van inzage in de stukken in beginsel toewijsbaar. De vraag is dan of voldoende aannemelijk is geworden dat een wederzijds afweging van belangen maakt dat hierop een uitzondering moet worden gemaakt.
2.28.
Een uitzondering is op zijn plaats als daarvoor gewichtige redenen zijn. ProRail voert als gewichtige reden aan dat arbitrage vertrouwelijk moet blijven. Deze vertrouwelijkheid wordt met een reden overeengekomen en moet daarom gewicht in de schaal leggen bij de belangenafweging op basis van artikel 843a Rv, aldus ProRail. ProRail ontkent niet dat als een specifieke discussie wordt gevoerd die overeenstemt met een discussie die reeds is beslecht door arbitrage, dit onder omstandigheden reden kan zijn om het betreffende arbitrale vonnis aan te halen, mits daarvoor toestemming is gegeven. Daarmee kan een nieuwe (onnodige) arbitrage over hetzelfde onderwerp worden voorkomen. Volgens ProRail ontbreekt in dit geval echter een concrete discussie en heeft Strukton daarmee geen zwaarwegend maatschappelijk belang van waarheidsvinding.
Strukton is van mening dat zij wel een direct en concreet belang heeft bij het verkrijgen van een afschrift van het arbitrale vonnis om duidelijkheid te krijgen over haar rechtspositie, zowel wat betreft de lopende contracten als is de lopende aanbestedingsprocedures.
2.29.
Vooropgesteld moet worden dat het belang bij een contractueel overeengekomen vertrouwelijkheid in het kader van een arbitrageprocedure zwaar weegt. Dit staat ook niet ter discussie. Onder bepaalde omstandigheden moet het belang bij waarheidsvinding echter toch prevaleren boven geheimhouding. ProRail heeft dit ook onderkend en in een eerdere zaak heeft zij gehandeld in overeenstemming daarmee. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft zij niet voldoende aannemelijk gemaakt waarom in deze zaak het belang van geheimhouding wel zwaarder zou moeten wegen. Voldoende gebleken is dat Strukton de vordering om afgifte van het vonnis niet enkel uit interesse heeft ingesteld. Zij heeft verschillende argumenten aangedragen die er op wijzen dat zij een aanzienlijk belang heeft bij kennisneming van de inhoud van het vonnis. Volgens Strukton kan dit duidelijkheid verschaffen over haar rechtspositie in de vele geschilpunten die bestaan tussen haar en ProRail over de uitleg van PGO overeenkomsten. Als gevolg daarvan kunnen mogelijk procedures voorkomen worden, aldus Strukton. Daarnaast wijst Strukton op het maatschappelijk belang van gelijke behandeling van inschrijvers bij een aanbesteding. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan van ProRail redelijkerwijs worden verwacht dat hier tegenover haar stellingen nader zou specificeren in die zin dat zij duidelijk zou maken met betrekking tot welke gegevens zij het bestaan van haar belang bij vertrouwelijkheid inroept en waarin dat belang bestaat. Vastgesteld moet worden dat zij dat niet heeft gedaan. Er zijn geen aanwijzingen gegeven waaruit afgeleid zou kunnen worden welk concreet belang zij heeft om de informatie uit het vonnis niet openbaar te maken.
2.30.
Als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van het arbitraal vonnis is gewaarborgd, is dit een reden om dit stuk niet te verstrekken. Zoals hiervoor is overwogen is voldoende aannemelijk dat, anders dan ProRail heeft betoogd, de vordering van Strukton niet enkel uit interesse is ingesteld. De overige redenen die ProRail heeft aangevoerd tegen de verplichting tot het vertrekken van het vonnis wegen naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet op tegen de eisen van behoorlijke rechtsbedeling. Onvoldoende gebleken is dat het arbitraal vonnis uit oogpunt van behoorlijke rechtsbedeling door Strukton kan worden gemist. Het betoog dat Strukton met het openbaar maken van het arbitraal vonnis een onredelijk voordeel geniet en ProRail een onredelijk nadeel omdat andere arbitraal vonnissen nog vertrouwelijk zijn en zij haar taak niet (meer) goed kan vervullen als zij gehouden wordt om deze informatie te verstrekken, heeft ProRail niet nader onderbouwd.
2.31.
Uitgangspunt blijft dat de in het kader van de arbitrageprocedure overeengekomen vertrouwelijkheid tussen de betrokken partijen zwaar weegt. De bijzondere omstandigheden in deze zaak maken echter dat het belang van Strukton bij waarheidsvinding zwaarder dient te wegen. Haar vordering tot kennisneming van het arbitrale vonnis wordt toewezen.
De kosten
2.32.
ProRail zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Strukton worden begroot op:
- betekening oproeping € 103,33
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.795,33
2.33.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna genoemde termijn.
2.34.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt op de manier zoals hierna onder de beslissing staat.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
gebiedt ProRail het arbitraal vonnis gewezen tussen ProRail en VolkerRail als bedoeld in vraag 161 Nota van Inlichtingen in de aanbestedingsprocedure […] , aan Strukton te verstrekken dan wel anderszins inzage te verschaffen,
3.2.
veroordeelt ProRail om aan Strukton een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag, ingaande 30 dagen na de dag van betekening van het vonnis, dat zij niet aan de in 3.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
3.3.
veroordeelt ProRail in de proceskosten, aan de zijde van Strukton tot op heden begroot op € 1.795,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt ProRail in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat ProRail niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.type: HH (4182)