4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 primair:
Op 10 augustus 2021 deed [aangever 1] aangifte van diefstal van zijn personenauto. Hij zag op zondag 1 augustus 2021 omstreeks 08:00 uur zijn auto van het merk Ford, type Ka, kleur blauw en met kenteken [kenteken] nog op de parkeerplaats voor de flat van [naam] staan. Op maandag 2 augustus 2021 omstreeks 10:30 uur vertelde zijn zoon ( [zoon] ) hem dat zijn auto bij een ongeluk was betrokken en dat zijn auto total loss is. (…) [zoon] blijft volhouden dat hij de autosleutel verloren is op de parkeerplaats en dat een onbekend persoon de sleutel had gevonden en zo zijn auto had meegenomen.Aangever had niemand toestemming gegeven om zijn autosleutel en auto mee te nemen.
Ten aanzien van feit 1 primair, 2 primair en 3:
Terwijl verbalisant [verbalisant] op zondag 1 augustus 2021 achter het voertuig, een blauwe Ford Ka, reed op de Dorpsstraat te Renswoude en op de N224 in de richting van De Klomp, zag hij geen andere personen in de Ford. Nadat de Ford in Veenendaal de aanrijdingen had veroorzaakt, zag hij dat de Ford tot stilstand kwam. Hij zag dat het bestuurdersportier openging, dat daar een (l) persoon uitstapte, die vervolgens nog iets uit de auto pakte en dat deze persoon hard wegrende. Hij heeft voortdurend zicht gehad op deze rennende persoon, die van de Ford Ka wegrende. Toen hij dichterbij was gekomen en naast deze persoon reed, zag hij dat deze persoon dezelfde was als de bestuurder van de Ford Ka. Deze persoon is vervolgens door hem aangehouden. Hij kan met zekerheid zeggen dat de verdachte de bestuurder was van de genoemde Ford (de rechtbank begrijpt dat verbalisant de Ford Ka bedoelt) op zaterdag 31 juli 2021 en op zondag 1 augustus 2021 direct voorafgaand en tijdens de aanrijdingen. Nadat hij de bestuurder van de Ford Ka, die hij later herkende als de verdachte [verdachte] , had aangehouden voor het verlaten van een plaats ongeval en hem had geboeid, is deze er vervolgens met zijn dienstauto vandoor gegaan.
Ten aanzien van feit 2 primair en 3:
Op zondag 1 augustus 2021 omstreeks 16:38 uur zag hoofdagent [verbalisant] te Renswoude op de Dorpsstraat, dat de bestuurder van een blauwe Ford Ka voorzien van het kenteken [kenteken] een aantal ernstige verkeerovertredingen beging. Hij besloot buiten de bebouwde kom om de bestuurder een stopteken te geven. Genoemde bestuurder negeerde het stopteken, wat resulteerde in een achtervolging over de N224
te Renswoude en Ederveen richting De Klomp in de gemeente Ede. Bij De Klomp aangekomen reed verdachte richting Veenendaal over de Veenendaalseweg en de Stationsstraat tot aan de kruising met De Grote Beer in de gemeente Veenendaal. Vanuit de verte zag deze hoofdagent [verbalisant] dat de bestuurder van genoemde Ford Ka een aanrijding veroorzaakte met 2 voertuigen.
Onderstaande strafbare feiten zijn allen gepleegd op zondag 1 augustus 2021 en het plegen ervan is door hem, verbalisant, zelf gezien.
De strafbare feiten werden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg gepleegd met een motorvoertuig, personenauto van het merk Ford, type Ka, kleur blauw en voorzien van het kenteken [kenteken] .
Feitcode VA035 Overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom van 31 tot 35 kilometer per uur.
Locatie: Dorpsstraat te Renswoude
Omstreeks 16.38 uur zag hij dat de bestuurder van de Ford Ka reed met een van de boordsnelheidsmeter van het dienstvoertuig afgelezen snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur (afgelezen snelheid), hetgeen in werkelijkheid volgens het testrapport 86 (snelheid volgens ijktabel) kilometer per uur was, en na de wettelijk voorgeschreven correctie van 3 procent aan de hand van het testrapport van de betreffende snelheidsmeter met 83 (de gecorrigeerde snelheid) kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid dan de ter plaatse toegestane 50 kilometer per
uur, in feite een overschrijding van 33 kilometer per uur.
Feitcode 9.6288 Niet stoppen voor stopteken, gegeven door middel van een politietransparant.
Locatie: N224 ter hoogte van hectometerpaal 30.3
Ter controle op de juiste naleving van de bepalingen gesteld bij en krachtens de Wegenverkeerswet 1994, gaf [verbalisant] de bestuurder een stopteken om een nader onderzoek in te stellen. Hij ging daarom voor de bestuurder rijden en hij activeerde de verlichte politietransparant in 'Volg-modus' aan de achterzijde van het voertuig. Hij reed vervolgens een parkeerhaven aan de rechterzijde van de weg op. Hij zag dat de Ford Ka hem niet volgde, maar een stuurbeweging naar links maakte. Hij stuurde daarom ook naar links voor de Ford, remde af en stuurde vervolgens weer naar rechts. Hij wees daarbij met de wijsvinger van zijn rechterhand naar rechts, op zodanige wijze dat dit door de bestuurder van de Ford zou kunnen worden gezien.
Hij zag echter dat de Ford een felle stuurbeweging naar links maakte, dat de snelheid van de Ford werd verhoogd en dat de Ford hem vervolgens inhaalde.
Feitcode 9.512 Van rijstrook wisselen zonder het overige verkeer voor te laten gaan
Locatie N224 ter hoogte van hectometerpaal 30.6
Hij zag dat de Ford, nadat deze hem had ingehaald, weer op de rechterrijstrook ging rijden. Hij zag dat op korte afstand voor de Ford andere auto's reden, die in dezelfde rijrichting reden als de Ford en verbalisant. Hij zag dat er tenminste twee tegenliggers aankwamen en hij bedacht zich dat de Ford af zou moeten remmen. Hij zag dat de Ford dit niet deed, maar dat de snelheid van de Ford steeds hoger werd. Hij zag vervolgens dat
de Ford van rijstrook wisselde en op de rijstrook ging rijden, welke was bedoeld voor het verkeer in tegengestelde richting. Hij zag dat de Ford volledig op deze rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer ging rijden. Hij zag dat de voorste tegenligger uitweek naar de (vanuit zijn rijrichting gezien) rechterberm en in die berm ging rijden. Hij zag dat de daar achter rijdende tegenligger ook een zeer heftige stuurbeweging moest maken Toen hij zag dat beide tegenliggers in de berm reden, volgde hij de Ford. Hij activeerde de stop-transparant aan de voorzijde van het dienstvoertuig, echter ook hieraan werd geen gevolg gegeven.
Feitcode VF065 Overschrijding van de maximumsnelheid op wegen buiten de bebouwde kom van 60 tot 65 kilometer per uur.
Locatie N224 ter hoogte van hectometerpaal 30.9
Omstreeks 16.39 uur zag hij dat de bestuurder van de Ford Ka reed met een van de boordsnelheidsmeter van het dienstvoertuig afgelezen snelheid van ongeveer 150 kilometer per uur (afgelezen snelheid), hetgeen in werkelijkheid volgens het testrapport 145 (snelheid volgens ijktabel) kilometer per uur was, en na de wettelijk voorgeschreven correctie van 3 procent aan de hand van het testrapport van de betreffende snelheidsmeter met 140 (de gecorrigeerde snelheid) kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid dan de ter plaatse toegestane 80 kilometer per uur, in feite een overschrijding van 60 kilometer per uur.
Feitcode R602 Doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood staat.
Locatie: Kruising Klompersteeg/Stationsweg te De Klomp, gemeente Ede.
Omstreeks 16.39 uur zag ik dat de Ford rechtsaf sloeg, de Stationsweg op in de richting van Veenendaal. Ik zag dat het verkeerslicht op rood stond toen wij naderden en ik zag dat dit verkeerslicht ook op rood stond toen de Ford het verkeerslicht passeerde.
Feitcode R602 Doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood staat.
Locatie: Stationsweg te De Klomp, gemeente Ede ter hoogte van de spoortunnel.
Terwijl wij aan kwamen rijden, zag ik dat het verkeerslicht voor verkeer vanuit onze rijrichting rood licht uitstraalde. Ik zag dat de Ford het voor ons wachtende verkeer inhaalde en via de rijstrook voor het tegengestelde verkeer door rood reed.
Feitcode R602 Doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood staat.
Locatie: Kruising Stationsweg/Ravelijn/Veenendaalseweg/Rondweg te De Klomp, gemeente Ede.
Ik zag dat ook het verkeerslicht op deze kruising rood licht uitstraalde, maar dat de Ford desondanks met onverminderde snelheid deze kruising overstak.
Feitcode VS101 Overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (bord Al [30 km/u]) van 100 kilometer per uur of meer.
Locatie: Veenendaalseweg te De Klomp
Ik zag dat de Ford de Veenendaalseweg op reed en ik zag dat wij daarbij twee verkeersborden van het model A1 passeerden, met de opdruk 30. Deze verkeersborden waren aan weerszijden van de rijbaan geplaatst. Ter plaatse gold dus een maximum snelheid van 30 kilometer per uur. Ik zag dat de Ford echt voortdurend bleef accelereren.
Ik zag dat de bestuurder van de Ford Ka tenminste reed met een van de
boordsnelheidsmeter van het dienstvoertuig afgelezen snelheid van ongeveer 140 kilometer per uur. (afgelezen snelheid), hetgeen in werkelijkheid volgens het testrapport 135 (snelheid volgens ijktabel) kilometer per uur was, en na de wettelijk voorgeschreven correctie van 3 procent aan de hand van het testrapport van de betreffende snelheidsmeter met 130 (de gecorrigeerde snelheid) kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid dan de ter plaatse toegestane 30 kilometer per uur, in feite een overschrijding van 100 kilometer per uur.
Feitcode R559 Als bestuurder van een motorvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C12 (geslotenverklaring)
Locatie Veenendaalseweg te De Klomp, gemeente Ede.
Ik zag dat de bestuurder het verkeersbord C12 passeerde, waaronder een onderbord was aangebracht "Uitgezonderd lijnbus, brommobiel". Omdat de Ford Ka niet tot deze bijzondere voertuigen behoorde, was het niet toegestaan om op dit weggedeelte te rijden. Ik zag dat de Ford vervolgens rechtdoor de Stationsstraat te Veenendaal opreed.
Feitcode R602 Doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood staat.
Locatie: Kruising Stationsstraat/Grote Beer te Veenendaal, gemeente Veenendaal
Ik zag dat het verkeerslicht voor de Ford, wat voor de kruising met de Grote Beer stond, rood licht uitstraalde. Ik zag dat er kruisend verkeer reed op deze kruising.
Ik zag dat het verkeerslicht voor de Ford voortdurend op rood bleef staan. Vanwege de afstand kon ik geen inschatting maken van de snelheid en de exacte positie van de Ford, echter vermoedde ik dat de Ford wel bij deze kruising was aangekomen. Ik zag vervolgens dat de Ford uitweek naar links en dat de bestuurder uitstapte. Toen ik wat dichterbij was, zag ik dat er een personenauto Mini stond, waarvan de neus was beschadigd. Ik zag vervolgens ook rook van de voorzijde van de Ford komen en ik
begreep toen dat de Ford in botsing was gekomen met ander verkeer. Ik zag dat de bestuurder, die was uitgestapt, iets uit zijn auto pakte en vervolgens wegrende.
Ten aanzien van feit 4 primair:
Op 1 augustus 2021 deed [verbalisant] namens de politie aangifte van diefstal van een politievoertuig. Hij heeft het volgende verklaard.
Plaats delict: Stationsstraat, Veenendaal
Pleegdatum: 1 augustus 2021
Omstreeks 16:35 uur zat ik in een achtervolging van een Ford Ka. Ik hield de verdachte aan en legde bij de verdachte de trantsportboeien aan. Ik positioneerde
de verdachte daarna rechts achterin mijn dienstvoertuig. Ik ben vervolgens een plastic zak gaan zoeken die de verdachte kort voor de aanhouding weggooide. Toen ik aan het zoeken was, zag ik dat mijn dienstvoertuig wegreed. Ongeveer een half uur later hoorde ik over de verbindingen dat het dienstvoertuig was teruggevonden op de Pollux in Veenendaal.”
Op 10 december 2021 heeft verdachte in een verhoor bij de rechter-commissaris het volgende verklaard.
U bent aangehouden en met handboeien vastgezet. Vervolgens bent u ervandoor gegaan in
de politieauto en heeft u die auto verderop neergezet. Klopt dat?
Ja, dat was ik.
Ten aanzien van feit 5:
Verbalisant [verbalisant] zag onderwijl dat de dienstauto op dat moment door een lage, metalen buisconstructie heen reed en rechtsaf sloeg, de Lange Dreef op. Hij zag dat de metalen buisconstructie in de struiken lag.
[aangever 2] deed namens de gemeente Veenendaal aangifte van verlaten plaats ongeval.
De veroorzaker van deze schade heeft zich niet bij de gemeente Veenendaal gemeld. De schade die door de aanrijding aan de struikelbuizen is ontstaan, bedraagt volgens de eerste inschatting ongeveer 400 euro.
Ten aanzien van feit 6:
Hoofdagent [verbalisant] deed onderzoek of verdachte [verdachte] op zondag 1 augustus 2021 in het bezit was van een geldig rijbewijs B. Hieruit bleek dat het rijbewijs categorie B, van verdachte sinds 14 januari 2021 geschorst is en sinds 29 maart 2021 was ingeleverd bij het CBR.
Betrokkene is op 14 januari 2021 het besluit onderzoek Drugs opgelegd, inhoudende dat hij voorlopig niet meer mag rijden.
Op 4 januari 2021 is rijbewijs met nummer [nummer] van Politie Eenheid Flevoland-Utrecht, District Utrecht ontvangen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 4 primair
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 (primair en subsidiair) en 4 primair ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Voor het 1 primair ten laste gelegde, de diefstal van de auto, is volgens de raadsman onvoldoende bewijs nu het onduidelijk is hoe verdachte aan de autosleutel is gekomen. Ten aanzien van feit 4 primair heeft de raadsman aangevoerd dat vrijspraak moet volgen wegens het ontbreken van het oogmerk om de auto van de politie zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van beide feiten (feit 1 primair en feit 4 primair) dat verdachte zich daadwerkelijk de heerschappij over de auto heeft verschaft en deze uit de macht van een ander heeft gehaald en er als heer en meester over heeft beschikt.
Ten aanzien van feit 1 primair overweegt de rechtbank dat het dossier geen aanknopingspunten biedt voor een alternatief scenario dat erop neerkomt dat verdachte dacht of mocht menen dat hij met toestemming van de eigenaar in de Ford Ka reed.
Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte opzet op de wederrechtelijke toe-eigening van beide voertuigen, zodat verdachte zich zowel schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de personenauto, type Ford Ka met kenteken [kenteken] (feit 1 primair) als de diefstal van de personenauto, type Opel Astra met kenteken [kenteken] (feit 4 primair).
Ten aanzien van feit 2 primair
Het onder 2 primair ten laste gelegde feit is toegesneden op artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De rechtbank moet in dat verband beoordelen of verdachte (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. De verkeersregels
Verdachte wordt verweten dat hij de verkeersregels heeft geschonden, zoals bedoeld in artikel 5a WVW. In dat artikel zijn twaalf gedragingen uitdrukkelijk, maar niet limitatief, benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. Het overschrijden van de maximumsnelheid, gevaarlijk inhalen en door rood licht rijden worden uitdrukkelijk in het eerste lid van het artikel genoemd. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte deze verkeersregels op 1 augustus 2021 te Renswoude en/of Veenendaal en/of De Klomp (gemeente Ede) meermalen heeft overtreden.
b. In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Volgens de wetgever gaat het dan bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel, of het schenden van meerdere verkeersregels. Dat betekent dat de rechtbank het samenstel van de gedragingen van verdachte moet beoordelen, waarbij alle omstandigheden en overige feiten in ogenschouw moeten worden genomen.
Verdachte heeft gedurende een langere tijd meerdere verkeersregels overtreden. Hij heeft de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom op de Dorpsstraat te Renswoude, in zeer ernstige mate overschreden. Toen verbalisant vervolgens besloot om verdachte buiten de bebouwde kom een stopteken te geven, negeerde verdachte het stopteken, wat resulteerde in een achtervolging over de N224
te Renswoude richting Veenendaal en De Klomp (gemeente Ede). Op de NN24 heeft hij meerdere voertuigen gevaarlijk ingehaald ten gevolge waarvan de bestuurders van de naderende voertuigen krachtig moesten remmen en moesten uitwijken om een aanrijding te voorkomen. Op deze N224, maar ook op de Veenendaalseweg te De Klomp heeft hij constant en in zeer ernstige mate de maximumsnelheid overschreden. Daarnaast is hij op verschillende kruisingen door rood licht gereden, zoals op de kruising Stationsstraat/ De Grote Beer in Veenendaal waar hij in botsing is gekomen met andere voertuigen. Gelet op de aard en aaneenschakeling van deze verkeersovertredingen gedurende een langere tijd is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c. Opzettelijk
Volgens de wetgever moet het opzet van verdachte zowel zijn gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Niet vereist is dat het opzet van verdachte was gericht op het gevolg, namelijk dat door het in ernstige mate schenden van de verkeersregels levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Bij de beantwoording van de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aard en het samenstel van de hiervoor al omschreven gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder hij deze gedragingen heeft verricht, kan worden afgeleid dat hij opzet had op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. De rechtbank neemt hierbij ten eerste in aanmerking dat verdachte gedurende langere tijd een aanzienlijk hogere snelheid heeft gereden dan ter plaatse was toegestaan; hij reed binnen de bebouwde kom 83 kilometer per uur waar 50 kilometer per uur was toegestaan. Op de N224 heeft hij gevaarlijk ingehaald en reed hij 140 kilometer per uur waar 80 kilometer per uur was toegestaan en zelfs 130 kilometer per uur waar 30 kilometer per uur was toegestaan. Dit zijn zeer ernstige overschrijdingen van de maximumsnelheid. Daarnaast heeft hij meermalen door rood gereden, terwijl hij met onverminderde snelheid kruisingen naderde. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte op de vlucht was voor de politie om kennelijk aan een staandehouding te ontkomen en daarbij niet schroomde om op deze onverantwoorde wijze te rijden en genoemde verkeersovertredingen te plegen.
Het opzet van verdachte hoeft naar het oordeel van de rechtbank niet te zijn gericht op wat onder het laatste gedachtestreepjes ten laste is gelegd, nu dit niet zozeer een gedraging, maar een
gevolgis van de hiervoor (en in de eerste acht gedachtestreepjes) omschreven gedragingen van verdachte. Onder het laatste gedachtestreepje (9) is namelijk ten laste gelegd dat verdachte op de kruising Stationsstraat/ Grote Beer in botsing is gekomen met een of meerdere andere voertuigen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de verkeersregels opzettelijk in ernstige mate heeft overtreden, waardoor hij op de kruising Stationsstraat/ Grote Beer in botsing is gekomen met de voertuigen waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het zoontje van [slachtoffer 2] zaten.
d. Gevaar te duchten
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest.
De rechtbank vindt het voorzienbaar dat (levens)gevaarlijke situaties kunnen ontstaan als gevolg van het rijgedrag van verdachte. Dat in dit geval ook daadwerkelijk gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van een ander te duchten is geweest, blijkt wel uit de bewijsmiddelen. Het ongeval heeft plaatsgevonden rond 16:40 uur, terwijl kruisend verkeer op de kruising Stationsstraat/ Grote Beer te Veenendaal reed. Verdachte is op de kruising met onverminderde snelheid door rood licht gereden met als gevolg dat hij op de kruising in botsing is gekomen met de voertuigen waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het zoontje van [slachtoffer 2] zaten.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat er – als gevolg van de verkeersgedragingen van verdachte – gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 vrijspraak bepleit omdat verdachte niet wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij letsel of schade heeft toegebracht nu hij tegen de achterkant van de auto reed. Gezien alle hectiek in zijn hoofd vanwege de achtervolging kan het hem niet worden toegerekend.
De rechtbank overweegt dat door de verkeersgedragingen van verdachte een verkeersongeval is veroorzaakt. Op grond van het eerste lid van artikel 7 WVW is het dan verboden om de plaats van het ongeval te verlaten indien daardoor, naar verdachte weet of redelijkerwijs moet vermoeden, letsel of schade aan een ander is toegebracht.
Verdachte is op de kruising met onverminderde snelheid door rood licht gereden met als gevolg dat hij op de kruising in botsing is gekomen met de voertuigen waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het zoontje van [slachtoffer 2] zaten.
Gelet op de situatie ter plekke stelt de rechtbank vast dat verdachte tot stilstand is gekomen door een botsing tegen achtereenvolgens twee auto’s. Verdachte is vervolgens uit zijn auto gesprongen en weggerend. Onder die omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte wist dat hij aan een ander schade had toegebracht.
Nu verdachte zonder zijn identiteit kenbaar te maken de plaats van het ongeval heeft verlaten en vervolgens niet uit eigen beweging contact heeft gelegd met de politie om alsnog zijn identiteit kenbaar te maken, is sprake van een overtreding van artikel 7 WVW. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 5
Ten aanzien van feit 5 is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat schade was ontstaan voor een ander (de gemeente Veenendaal) toen hij op dat moment met een auto door een lage, metalen buisconstructie heen reed. Nu verdachte zonder zijn identiteit kenbaar te maken de plaats van het ongeval heeft verlaten en vervolgens niet uit eigen beweging contact heeft gelegd met de politie om alsnog zijn identiteit kenbaar te maken, is sprake van een overtreding van artikel 7 WVW. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder feit 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 6:
De rechtbank overweegt dat de kennisgeving van het CBR die naar verdachte is verstuurd, verdachte heeft bereikt, nu de politie het rijbewijs op 4 januari 2021 van hem heeft ontvangen.
De rechtbank oordeelt dan ook dat toen verdachte op 1 augustus 2021 een personenauto bestuurde, hij wist dat de geldigheid van zijn rijbewijs was geschorst zodat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder feit 6 ten laste gelegde heeft begaan.