ECLI:NL:RBMNE:2022:2752

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
16.329808.21 en 16.247587.18 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ernstige verkeersovertredingen en diefstal van voertuigen

Op 14 juli 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 augustus 2021 een reeks ernstige verkeersovertredingen heeft gepleegd, waaronder het stelen van twee voertuigen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan een deel onvoorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal van een Ford Ka en een Opel Astra, beide voertuigen die aan anderen toebehoorden. Daarnaast had hij de verkeersregels in ernstige mate geschonden door met hoge snelheid te rijden, door rood licht te rijden en gevaarlijk in te halen, wat leidde tot een verkeersongeval waarbij andere weggebruikers in gevaar werden gebracht. De rechtbank vond dat de verdachte opzettelijk de verkeersregels had overtreden en dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of de dood van anderen te duchten was. De verdachte had ook een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden boven zijn hoofd hangen, die nu ten uitvoer werd gelegd. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte een langere straf rechtvaardigden dan door de officier van justitie was geëist. De benadeelde partij, de politie, kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 12.379,53 voor de schade die door de diefstal van het politievoertuig was ontstaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.329808.21 en 16.247587.18 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2022 (van de politierechter) en op de terechtzitting van de meervoudige kamer van 30 juni 2022. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 30 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. F. Ilahibaks, advocaat te Utrecht, naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van hetgeen verdachte op 5 april 2022 bij de politierechter naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair: op 1 augustus 2021 te Veenendaal een personenauto (Ford Ka met kenteken [kenteken] ) heeft gestolen;
Feit 1 subsidiair: deze auto heeft gebruikt zonder dat hij daartoe bevoegd was;
Feit 2 primair: op 1 augustus 2021 te Renswoude en/of Veenendaal en/of De Klomp (gemeente Ede) als bestuurder van een personenauto opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
Feit 2 subsidiair:op 1 augustus 2021 te Renswoude en/of Veenendaal en/of De Klomp (gemeente Ede) als bestuurder van een personenauto zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt;
Feit 3:op 1 augustus 2021 te Veenendaal op/aan de Grote Beer de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat een ander (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of het zoontje van [slachtoffer 2]
)letsel en/of schade was toegebracht;
Feit 4 primair: op 1 augustus 2021 te Veenendaal een personenauto (Opel Astra [kenteken] ) toebehorend aan de politie heeft gestolen;
Feit 4 subsidiair: deze auto heeft gebruikt zonder dat hij daartoe bevoegd was;
Feit 5: op 1 augustus 2021 te Veenendaal op/aan het Blauwgras de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat schade aan een ander (te weten de gemeente Veenendaal) was toegebracht;
Feit 6: op 1 augustus 2021 te Renswoude en/of Veenendaal een personenauto heeft bestuurd, terwijl hij wist of behoorde te weten dat zijn rijbewijs was geschorst.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 subsidiair, 5 en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde is de raadsman met de officier van justitie eens dat er geen bewijs is voor de diefstal. Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1 subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt hoe verdachte aan de autosleutel is gekomen. Het dossier bevat aanknopingspunten dat verdachte bevriend is met de zoon van de eigenaar van de Ford Ka. De eigenaar van deze auto heeft eerst verklaard dat zijn zoon de auto heeft uitgeleend en later dat zijn zoon heeft gezegd dat hij de autosleutel buiten verloren had. Het is aannemelijker dat verdachte de auto heeft geleend en de zoon daar toestemming voor heeft verleend.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Het opzet om de verkeersregels te schenden ontbreekt. Verdachte heeft niet bewust deze verkeersregels overtreden. Toen hij 83 km per uur reed waar 50 km per uur was toegestaan en hem een stopteken was gegeven, is verdachte erg geschrokken en is hij op de vlucht geslagen omdat het voor hem in eerste instantie niet duidelijk was dat het een politieauto was die hem volgde en een stopteken gaf. De reeks overtredingen die daarna volgde, moet worden gezien als een sneeuwbal effect. Een gemiddeld weldenkend persoon zou stoppen als een stopteken wordt gegeven. Verdachte is echter een persoon met een licht verstandelijke beperking met een verleden in het drugscircuit, die zich zelf niet makkelijk kan corrigeren en zichzelf daardoor verder in de problemen heeft gebracht. Ook het opzet om de verkeersregels in ernstige mate te schenden ontbreekt. Verdachte dient daarom van het ten laste gelegde onder 2 primair te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2 subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman vrijspraak bepleit omdat verdachte niet wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij letsel of schade heeft toegebracht nu hij tegen de achterkant van de auto reed. Gezien alle hectiek in zijn hoofd vanwege de achtervolging kan dit hem niet worden verweten.
Ten aanzien van feit 4 primair is de raadsman het met de officier van justitie eens dat vrijspraak moet volgen wegens het ontbreken van het oogmerk om de auto van de politie zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 4 subsidiair, 5 en 6 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1 primair:
Op 10 augustus 2021 deed [aangever 1] aangifte van diefstal van zijn personenauto. Hij zag op zondag 1 augustus 2021 omstreeks 08:00 uur zijn auto van het merk Ford, type Ka, kleur blauw en met kenteken [kenteken] nog op de parkeerplaats voor de flat van [naam] staan. Op maandag 2 augustus 2021 omstreeks 10:30 uur vertelde zijn zoon ( [zoon] ) hem dat zijn auto bij een ongeluk was betrokken en dat zijn auto total loss is. (…) [zoon] blijft volhouden dat hij de autosleutel verloren is op de parkeerplaats en dat een onbekend persoon de sleutel had gevonden en zo zijn auto had meegenomen. [2] Aangever had niemand toestemming gegeven om zijn autosleutel en auto mee te nemen. [3]
Ten aanzien van feit 1 primair, 2 primair en 3:
Terwijl verbalisant [verbalisant] op zondag 1 augustus 2021 achter het voertuig, een blauwe Ford Ka, reed op de Dorpsstraat te Renswoude en op de N224 in de richting van De Klomp, zag hij geen andere personen in de Ford. Nadat de Ford in Veenendaal de aanrijdingen had veroorzaakt, zag hij dat de Ford tot stilstand kwam. Hij zag dat het bestuurdersportier openging, dat daar een (l) persoon uitstapte, die vervolgens nog iets uit de auto pakte en dat deze persoon hard wegrende. Hij heeft voortdurend zicht gehad op deze rennende persoon, die van de Ford Ka wegrende. Toen hij dichterbij was gekomen en naast deze persoon reed, zag hij dat deze persoon dezelfde was als de bestuurder van de Ford Ka. Deze persoon is vervolgens door hem aangehouden. Hij kan met zekerheid zeggen dat de verdachte de bestuurder was van de genoemde Ford (de rechtbank begrijpt dat verbalisant de Ford Ka bedoelt) op zaterdag 31 juli 2021 en op zondag 1 augustus 2021 direct voorafgaand en tijdens de aanrijdingen. Nadat hij de bestuurder van de Ford Ka, die hij later herkende als de verdachte [verdachte] , had aangehouden voor het verlaten van een plaats ongeval en hem had geboeid, is deze er vervolgens met zijn dienstauto vandoor gegaan. [4]
Ten aanzien van feit 2 primair en 3:
Op zondag 1 augustus 2021 omstreeks 16:38 uur zag hoofdagent [verbalisant] te Renswoude op de Dorpsstraat, dat de bestuurder van een blauwe Ford Ka voorzien van het kenteken [kenteken] een aantal ernstige verkeerovertredingen beging. Hij besloot buiten de bebouwde kom om de bestuurder een stopteken te geven. Genoemde bestuurder negeerde het stopteken, wat resulteerde in een achtervolging over de N224
te Renswoude en Ederveen richting De Klomp in de gemeente Ede. Bij De Klomp aangekomen reed verdachte richting Veenendaal over de Veenendaalseweg en de Stationsstraat tot aan de kruising met De Grote Beer in de gemeente Veenendaal. Vanuit de verte zag deze hoofdagent [verbalisant] dat de bestuurder van genoemde Ford Ka een aanrijding veroorzaakte met 2 voertuigen.
Onderstaande strafbare feiten zijn allen gepleegd op zondag 1 augustus 2021 en het plegen ervan is door hem, verbalisant, zelf gezien.
De strafbare feiten werden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg gepleegd met een motorvoertuig, personenauto van het merk Ford, type Ka, kleur blauw en voorzien van het kenteken [kenteken] .
Feitcode VA035 Overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom van 31 tot 35 kilometer per uur.
Locatie: Dorpsstraat te Renswoude
Omstreeks 16.38 uur zag hij dat de bestuurder van de Ford Ka reed met een van de boordsnelheidsmeter van het dienstvoertuig afgelezen snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur (afgelezen snelheid), hetgeen in werkelijkheid volgens het testrapport 86 (snelheid volgens ijktabel) kilometer per uur was, en na de wettelijk voorgeschreven correctie van 3 procent aan de hand van het testrapport van de betreffende snelheidsmeter met 83 (de gecorrigeerde snelheid) kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid dan de ter plaatse toegestane 50 kilometer per
uur, in feite een overschrijding van 33 kilometer per uur.
Feitcode 9.6288 Niet stoppen voor stopteken, gegeven door middel van een politietransparant.
Locatie: N224 ter hoogte van hectometerpaal 30.3
Ter controle op de juiste naleving van de bepalingen gesteld bij en krachtens de Wegenverkeerswet 1994, gaf [verbalisant] de bestuurder een stopteken om een nader onderzoek in te stellen. Hij ging daarom voor de bestuurder rijden en hij activeerde de verlichte politietransparant in 'Volg-modus' aan de achterzijde van het voertuig. Hij reed vervolgens een parkeerhaven aan de rechterzijde van de weg op. Hij zag dat de Ford Ka hem niet volgde, maar een stuurbeweging naar links maakte. Hij stuurde daarom ook naar links voor de Ford, remde af en stuurde vervolgens weer naar rechts. Hij wees daarbij met de wijsvinger van zijn rechterhand naar rechts, op zodanige wijze dat dit door de bestuurder van de Ford zou kunnen worden gezien.
Hij zag echter dat de Ford een felle stuurbeweging naar links maakte, dat de snelheid van de Ford werd verhoogd en dat de Ford hem vervolgens inhaalde.
Feitcode 9.512 Van rijstrook wisselen zonder het overige verkeer voor te laten gaan
Locatie N224 ter hoogte van hectometerpaal 30.6
Hij zag dat de Ford, nadat deze hem had ingehaald, weer op de rechterrijstrook ging rijden. Hij zag dat op korte afstand voor de Ford andere auto's reden, die in dezelfde rijrichting reden als de Ford en verbalisant. Hij zag dat er tenminste twee tegenliggers aankwamen en hij bedacht zich dat de Ford af zou moeten remmen. Hij zag dat de Ford dit niet deed, maar dat de snelheid van de Ford steeds hoger werd. Hij zag vervolgens dat
de Ford van rijstrook wisselde en op de rijstrook ging rijden, welke was bedoeld voor het verkeer in tegengestelde richting. Hij zag dat de Ford volledig op deze rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer ging rijden. Hij zag dat de voorste tegenligger uitweek naar de (vanuit zijn rijrichting gezien) rechterberm en in die berm ging rijden. Hij zag dat de daar achter rijdende tegenligger ook een zeer heftige stuurbeweging moest maken Toen hij zag dat beide tegenliggers in de berm reden, volgde hij de Ford. Hij activeerde de stop-transparant aan de voorzijde van het dienstvoertuig, echter ook hieraan werd geen gevolg gegeven.
Feitcode VF065 Overschrijding van de maximumsnelheid op wegen buiten de bebouwde kom van 60 tot 65 kilometer per uur.
Locatie N224 ter hoogte van hectometerpaal 30.9
Omstreeks 16.39 uur zag hij dat de bestuurder van de Ford Ka reed met een van de boordsnelheidsmeter van het dienstvoertuig afgelezen snelheid van ongeveer 150 kilometer per uur (afgelezen snelheid), hetgeen in werkelijkheid volgens het testrapport 145 (snelheid volgens ijktabel) kilometer per uur was, en na de wettelijk voorgeschreven correctie van 3 procent aan de hand van het testrapport van de betreffende snelheidsmeter met 140 (de gecorrigeerde snelheid) kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid dan de ter plaatse toegestane 80 kilometer per uur, in feite een overschrijding van 60 kilometer per uur.
Feitcode R602 Doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood staat.
Locatie: Kruising Klompersteeg/Stationsweg te De Klomp, gemeente Ede.
Omstreeks 16.39 uur zag ik dat de Ford rechtsaf sloeg, de Stationsweg op in de richting van Veenendaal. Ik zag dat het verkeerslicht op rood stond toen wij naderden en ik zag dat dit verkeerslicht ook op rood stond toen de Ford het verkeerslicht passeerde.
Feitcode R602 Doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood staat.
Locatie: Stationsweg te De Klomp, gemeente Ede ter hoogte van de spoortunnel.
Terwijl wij aan kwamen rijden, zag ik dat het verkeerslicht voor verkeer vanuit onze rijrichting rood licht uitstraalde. Ik zag dat de Ford het voor ons wachtende verkeer inhaalde en via de rijstrook voor het tegengestelde verkeer door rood reed.
Feitcode R602 Doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood staat.
Locatie: Kruising Stationsweg/Ravelijn/Veenendaalseweg/Rondweg te De Klomp, gemeente Ede.
Ik zag dat ook het verkeerslicht op deze kruising rood licht uitstraalde, maar dat de Ford desondanks met onverminderde snelheid deze kruising overstak.
Feitcode VS101 Overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (bord Al [30 km/u]) van 100 kilometer per uur of meer.
Locatie: Veenendaalseweg te De Klomp
Ik zag dat de Ford de Veenendaalseweg op reed en ik zag dat wij daarbij twee verkeersborden van het model A1 passeerden, met de opdruk 30. Deze verkeersborden waren aan weerszijden van de rijbaan geplaatst. Ter plaatse gold dus een maximum snelheid van 30 kilometer per uur. Ik zag dat de Ford echt voortdurend bleef accelereren.
Ik zag dat de bestuurder van de Ford Ka tenminste reed met een van de
boordsnelheidsmeter van het dienstvoertuig afgelezen snelheid van ongeveer 140 kilometer per uur. (afgelezen snelheid), hetgeen in werkelijkheid volgens het testrapport 135 (snelheid volgens ijktabel) kilometer per uur was, en na de wettelijk voorgeschreven correctie van 3 procent aan de hand van het testrapport van de betreffende snelheidsmeter met 130 (de gecorrigeerde snelheid) kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid dan de ter plaatse toegestane 30 kilometer per uur, in feite een overschrijding van 100 kilometer per uur.
Feitcode R559 Als bestuurder van een motorvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C12 (geslotenverklaring)
Locatie Veenendaalseweg te De Klomp, gemeente Ede.
Ik zag dat de bestuurder het verkeersbord C12 passeerde, waaronder een onderbord was aangebracht "Uitgezonderd lijnbus, brommobiel". Omdat de Ford Ka niet tot deze bijzondere voertuigen behoorde, was het niet toegestaan om op dit weggedeelte te rijden. Ik zag dat de Ford vervolgens rechtdoor de Stationsstraat te Veenendaal opreed.
Feitcode R602 Doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood staat.
Locatie: Kruising Stationsstraat/Grote Beer te Veenendaal, gemeente Veenendaal
Ik zag dat het verkeerslicht voor de Ford, wat voor de kruising met de Grote Beer stond, rood licht uitstraalde. Ik zag dat er kruisend verkeer reed op deze kruising.
Ik zag dat het verkeerslicht voor de Ford voortdurend op rood bleef staan. Vanwege de afstand kon ik geen inschatting maken van de snelheid en de exacte positie van de Ford, echter vermoedde ik dat de Ford wel bij deze kruising was aangekomen. Ik zag vervolgens dat de Ford uitweek naar links en dat de bestuurder uitstapte. Toen ik wat dichterbij was, zag ik dat er een personenauto Mini stond, waarvan de neus was beschadigd. Ik zag vervolgens ook rook van de voorzijde van de Ford komen en ik
begreep toen dat de Ford in botsing was gekomen met ander verkeer. Ik zag dat de bestuurder, die was uitgestapt, iets uit zijn auto pakte en vervolgens wegrende.
Ten aanzien van feit 4 primair:
Op 1 augustus 2021 deed [verbalisant] namens de politie aangifte van diefstal van een politievoertuig. Hij heeft het volgende verklaard.
Plaats delict: Stationsstraat, Veenendaal
Pleegdatum: 1 augustus 2021
Omstreeks 16:35 uur zat ik in een achtervolging van een Ford Ka. Ik hield de verdachte aan en legde bij de verdachte de trantsportboeien aan. Ik positioneerde
de verdachte daarna rechts achterin mijn dienstvoertuig. Ik ben vervolgens een plastic zak gaan zoeken die de verdachte kort voor de aanhouding weggooide. Toen ik aan het zoeken was, zag ik dat mijn dienstvoertuig wegreed. Ongeveer een half uur later hoorde ik over de verbindingen dat het dienstvoertuig was teruggevonden op de Pollux in Veenendaal.” [5]
Op 10 december 2021 heeft verdachte in een verhoor bij de rechter-commissaris het volgende verklaard.
U bent aangehouden en met handboeien vastgezet. Vervolgens bent u ervandoor gegaan in
de politieauto en heeft u die auto verderop neergezet. Klopt dat?
Ja, dat was ik. [6]
Ten aanzien van feit 5:
Verbalisant [verbalisant] zag onderwijl dat de dienstauto op dat moment door een lage, metalen buisconstructie heen reed en rechtsaf sloeg, de Lange Dreef op. Hij zag dat de metalen buisconstructie in de struiken lag. [7]
[aangever 2] deed namens de gemeente Veenendaal aangifte van verlaten plaats ongeval.
De veroorzaker van deze schade heeft zich niet bij de gemeente Veenendaal gemeld. De schade die door de aanrijding aan de struikelbuizen is ontstaan, bedraagt volgens de eerste inschatting ongeveer 400 euro. [8]
Ten aanzien van feit 6:
Hoofdagent [verbalisant] deed onderzoek of verdachte [verdachte] op zondag 1 augustus 2021 in het bezit was van een geldig rijbewijs B. Hieruit bleek dat het rijbewijs categorie B, van verdachte sinds 14 januari 2021 geschorst is en sinds 29 maart 2021 was ingeleverd bij het CBR. [9]
Betrokkene is op 14 januari 2021 het besluit onderzoek Drugs opgelegd, inhoudende dat hij voorlopig niet meer mag rijden.
Op 4 januari 2021 is rijbewijs met nummer [nummer] van Politie Eenheid Flevoland-Utrecht, District Utrecht ontvangen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 4 primair
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 (primair en subsidiair) en 4 primair ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Voor het 1 primair ten laste gelegde, de diefstal van de auto, is volgens de raadsman onvoldoende bewijs nu het onduidelijk is hoe verdachte aan de autosleutel is gekomen. Ten aanzien van feit 4 primair heeft de raadsman aangevoerd dat vrijspraak moet volgen wegens het ontbreken van het oogmerk om de auto van de politie zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van beide feiten (feit 1 primair en feit 4 primair) dat verdachte zich daadwerkelijk de heerschappij over de auto heeft verschaft en deze uit de macht van een ander heeft gehaald en er als heer en meester over heeft beschikt.
Ten aanzien van feit 1 primair overweegt de rechtbank dat het dossier geen aanknopingspunten biedt voor een alternatief scenario dat erop neerkomt dat verdachte dacht of mocht menen dat hij met toestemming van de eigenaar in de Ford Ka reed.
Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte opzet op de wederrechtelijke toe-eigening van beide voertuigen, zodat verdachte zich zowel schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de personenauto, type Ford Ka met kenteken [kenteken] (feit 1 primair) als de diefstal van de personenauto, type Opel Astra met kenteken [kenteken] (feit 4 primair).
Ten aanzien van feit 2 primair
Het onder 2 primair ten laste gelegde feit is toegesneden op artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De rechtbank moet in dat verband beoordelen of verdachte (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. De verkeersregels
Verdachte wordt verweten dat hij de verkeersregels heeft geschonden, zoals bedoeld in artikel 5a WVW. In dat artikel zijn twaalf gedragingen uitdrukkelijk, maar niet limitatief, benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. Het overschrijden van de maximumsnelheid, gevaarlijk inhalen en door rood licht rijden worden uitdrukkelijk in het eerste lid van het artikel genoemd. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte deze verkeersregels op 1 augustus 2021 te Renswoude en/of Veenendaal en/of De Klomp (gemeente Ede) meermalen heeft overtreden.
b. In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Volgens de wetgever gaat het dan bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel, of het schenden van meerdere verkeersregels. Dat betekent dat de rechtbank het samenstel van de gedragingen van verdachte moet beoordelen, waarbij alle omstandigheden en overige feiten in ogenschouw moeten worden genomen.
Verdachte heeft gedurende een langere tijd meerdere verkeersregels overtreden. Hij heeft de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom op de Dorpsstraat te Renswoude, in zeer ernstige mate overschreden. Toen verbalisant vervolgens besloot om verdachte buiten de bebouwde kom een stopteken te geven, negeerde verdachte het stopteken, wat resulteerde in een achtervolging over de N224
te Renswoude richting Veenendaal en De Klomp (gemeente Ede). Op de NN24 heeft hij meerdere voertuigen gevaarlijk ingehaald ten gevolge waarvan de bestuurders van de naderende voertuigen krachtig moesten remmen en moesten uitwijken om een aanrijding te voorkomen. Op deze N224, maar ook op de Veenendaalseweg te De Klomp heeft hij constant en in zeer ernstige mate de maximumsnelheid overschreden. Daarnaast is hij op verschillende kruisingen door rood licht gereden, zoals op de kruising Stationsstraat/ De Grote Beer in Veenendaal waar hij in botsing is gekomen met andere voertuigen. Gelet op de aard en aaneenschakeling van deze verkeersovertredingen gedurende een langere tijd is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c. Opzettelijk
Volgens de wetgever moet het opzet van verdachte zowel zijn gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Niet vereist is dat het opzet van verdachte was gericht op het gevolg, namelijk dat door het in ernstige mate schenden van de verkeersregels levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Bij de beantwoording van de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aard en het samenstel van de hiervoor al omschreven gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder hij deze gedragingen heeft verricht, kan worden afgeleid dat hij opzet had op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. De rechtbank neemt hierbij ten eerste in aanmerking dat verdachte gedurende langere tijd een aanzienlijk hogere snelheid heeft gereden dan ter plaatse was toegestaan; hij reed binnen de bebouwde kom 83 kilometer per uur waar 50 kilometer per uur was toegestaan. Op de N224 heeft hij gevaarlijk ingehaald en reed hij 140 kilometer per uur waar 80 kilometer per uur was toegestaan en zelfs 130 kilometer per uur waar 30 kilometer per uur was toegestaan. Dit zijn zeer ernstige overschrijdingen van de maximumsnelheid. Daarnaast heeft hij meermalen door rood gereden, terwijl hij met onverminderde snelheid kruisingen naderde. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte op de vlucht was voor de politie om kennelijk aan een staandehouding te ontkomen en daarbij niet schroomde om op deze onverantwoorde wijze te rijden en genoemde verkeersovertredingen te plegen.
Het opzet van verdachte hoeft naar het oordeel van de rechtbank niet te zijn gericht op wat onder het laatste gedachtestreepjes ten laste is gelegd, nu dit niet zozeer een gedraging, maar een
gevolgis van de hiervoor (en in de eerste acht gedachtestreepjes) omschreven gedragingen van verdachte. Onder het laatste gedachtestreepje (9) is namelijk ten laste gelegd dat verdachte op de kruising Stationsstraat/ Grote Beer in botsing is gekomen met een of meerdere andere voertuigen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de verkeersregels opzettelijk in ernstige mate heeft overtreden, waardoor hij op de kruising Stationsstraat/ Grote Beer in botsing is gekomen met de voertuigen waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het zoontje van [slachtoffer 2] zaten.
d. Gevaar te duchten
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest.
De rechtbank vindt het voorzienbaar dat (levens)gevaarlijke situaties kunnen ontstaan als gevolg van het rijgedrag van verdachte. Dat in dit geval ook daadwerkelijk gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van een ander te duchten is geweest, blijkt wel uit de bewijsmiddelen. Het ongeval heeft plaatsgevonden rond 16:40 uur, terwijl kruisend verkeer op de kruising Stationsstraat/ Grote Beer te Veenendaal reed. Verdachte is op de kruising met onverminderde snelheid door rood licht gereden met als gevolg dat hij op de kruising in botsing is gekomen met de voertuigen waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het zoontje van [slachtoffer 2] zaten.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat er – als gevolg van de verkeersgedragingen van verdachte – gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 vrijspraak bepleit omdat verdachte niet wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij letsel of schade heeft toegebracht nu hij tegen de achterkant van de auto reed. Gezien alle hectiek in zijn hoofd vanwege de achtervolging kan het hem niet worden toegerekend.
De rechtbank overweegt dat door de verkeersgedragingen van verdachte een verkeersongeval is veroorzaakt. Op grond van het eerste lid van artikel 7 WVW is het dan verboden om de plaats van het ongeval te verlaten indien daardoor, naar verdachte weet of redelijkerwijs moet vermoeden, letsel of schade aan een ander is toegebracht.
Verdachte is op de kruising met onverminderde snelheid door rood licht gereden met als gevolg dat hij op de kruising in botsing is gekomen met de voertuigen waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het zoontje van [slachtoffer 2] zaten.
Gelet op de situatie ter plekke stelt de rechtbank vast dat verdachte tot stilstand is gekomen door een botsing tegen achtereenvolgens twee auto’s. Verdachte is vervolgens uit zijn auto gesprongen en weggerend. Onder die omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte wist dat hij aan een ander schade had toegebracht.
Nu verdachte zonder zijn identiteit kenbaar te maken de plaats van het ongeval heeft verlaten en vervolgens niet uit eigen beweging contact heeft gelegd met de politie om alsnog zijn identiteit kenbaar te maken, is sprake van een overtreding van artikel 7 WVW. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 5
Ten aanzien van feit 5 is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat schade was ontstaan voor een ander (de gemeente Veenendaal) toen hij op dat moment met een auto door een lage, metalen buisconstructie heen reed. Nu verdachte zonder zijn identiteit kenbaar te maken de plaats van het ongeval heeft verlaten en vervolgens niet uit eigen beweging contact heeft gelegd met de politie om alsnog zijn identiteit kenbaar te maken, is sprake van een overtreding van artikel 7 WVW. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder feit 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 6:
De rechtbank overweegt dat de kennisgeving van het CBR die naar verdachte is verstuurd, verdachte heeft bereikt, nu de politie het rijbewijs op 4 januari 2021 van hem heeft ontvangen.
De rechtbank oordeelt dan ook dat toen verdachte op 1 augustus 2021 een personenauto bestuurde, hij wist dat de geldigheid van zijn rijbewijs was geschorst zodat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder feit 6 ten laste gelegde heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 1 augustus 2021 te Veenendaal, een personenauto (Ford Ka, [kenteken] ), die aan [aangever 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
op 1 augustus 2021 te Renswoude en Veenendaal en De Klomp (gemeente Ede) als bestuurder van een voertuig (Ford Ka, [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- op de Dorpsstraat met een snelheid van ongeveer 83 km/h te rijden, en
- op de N224 (t.h.v. hmp 30.3 en/of 30.6) geen gevolg te geven aan een stopteken van de politie middels verlicht politietransparant en
- op de N224 (t.h.v. hmp 30.6) meerdere voor hem rijdende voertuigen in te halen over de weghelft/rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, terwijl hem tegemoetkomende voertuigen reeds op korte afstand waren genaderd, ten gevolge waarvan de bestuurders van de naderende voertuigen (krachtig) moesten remmen en uitwijken om een aanrijding te voorkomen en
- op de N224 (t.h.v. hmp 30.9) met een snelheid van ongeveer 140 km/h te rijden, en
- op de kruising Klompersteeg/Stationsweg en de Stationsweg (t.h.v. de onderdoorgang onder het treinspoor) en de kruising Stationsweg/Ravelijn/Veenendaalseweg/Rondweg
geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden en
- op de Veenendaalseweg met een snelheid van ongeveer 130 km/h te rijden, en
- op de Veenendaalseweg geen gevolg te geven aan het verkeersbord C12, waar een
onderbord was aangebracht "uitgezonderd lijnbus, brommobiel" en
- op de kruising Stationsstraat/Grote Beer geen gevolg te geven aan een
verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, maar is hij doorgereden en
- ( vervolgens) op de kruising Stationsstraat/Grote Beer in botsing te komen met andere voertuigen (te weten de voertuigen waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het zoontje van [slachtoffer 2] zaten),
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
3
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Veenendaal op/aan de Grote Beer, op 1 augustus 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) schade was toegebracht;
4
op 1 augustus 2021 te Veenendaal, een personenauto (Opel Astra [kenteken] ), die aan de Politie, toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Veenendaal op/aan het Blauwgras, op 1 augustus 2021
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten de gemeente Veenendaal) schade was toegebracht;
6
op 1 augustus 2021 te Renswoude en Veenendaal, terwijl hij wist dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, (onder andere) de Barneveldsestraat, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie, waarop de schorsing betrekking had, heeft bestuurd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair:diefstal;
Feit 2 primair: overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 3: overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 4 primair: diefstal;
Feit 5: overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 6: overtreding van artikel 9, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht af te wijken van eis van de officier van justitie. Verdachte is er niet bij gebaat om terug te keren in detentie. Hij zal weer vrijkomen en zal dan weer bij nul moeten beginnen, hetgeen geen gewenste situatie is. De verdediging heeft daarom voorgesteld een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, desnoods in combinatie met een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 1 augustus 2021 als bestuurder van een personenauto – terwijl zijn rijbewijs geschorst was – schuldig gemaakt aan het overtreden van een aanzienlijke hoeveelheid verkeersregels, als gevolg waarvan anderen ernstig in gevaar zijn gebracht. Verdachte reed met een veel hogere snelheid dan toegestaan in een gestolen auto op de Dorpsstraat (binnen de bebouwde kom) te Renswoude en kreeg daarom een stopteken van de politie. Hij negeerde dit stopteken en ging er met hoge snelheid vandoor, waarop de politie de achtervolging inzette. Tijdens de achtervolging, die plaatsvond op de N224 richting De Klomp en Veenendaal, reed verdachte langdurig te hard, haalde hij gevaarlijk in en reed hij in Veenendaal op een baan uitsluitend voor de lijnbus of brommobiel. Ook reed hij meermalen met onverminderde snelheid door rood licht kruisingen op. Op één kruising is hij in botsing gekomen met twee andere voertuigen waarna hij de plaats van het ongeval rennend heeft verlaten. Na zijn aanhouding heeft verdachte kans gezien te vluchten met het dienstvoertuig van de politie en heeft hij met deze gestolen dienstauto nog een verkeersongeval veroorzaakt door tegen de struikelbuizen van de gemeente aan te rijden.
Verdachte heeft zich volstrekt onverantwoordelijk gedragen en onaanvaardbare risico’s genomen. Hij heeft andere weggebruikers ernstig in gevaar gebracht, enkel en alleen omdat hij aan de politie wilde ontkomen. De rechtbank rekent hem dit zeer aan.
Persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op zijn justitiële documentatie (strafblad) van 24 juni 2022. Hieruit blijkt dat verdachte de afgelopen jaren vaker is veroordeeld, onder meer voor diefstallen. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan. De rechtbank houdt hier in het nadeel van verdachte rekening mee.
Strafoplegging
Om te bevorderden dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn binnen de rechtspraak oriëntatiepunten voor straftoemeting ontwikkeld. Artikel 5a WVW is op 1 januari 2020 in werking getreden. Voor overtreding van dit artikel zijn nog geen landelijke oriëntatiepunten ontwikkeld. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf daarom rekening gehouden met de straffen die de afgelopen tijd in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Voorts heeft de rechtbank in ogenschouw genomen dat verdachte vele verkeersregels die bedoeld zijn om de veiligheid op de weg voor alle weggebruikers te waarborgen, volledig aan zijn laars heeft gelapt door deze in ernstige mate te overschrijden.
De rechtbank is op grond van de hiervoor besproken ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en het strafblad van verdachte van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Om recht te doen aan de ernst van de feiten, zal de rechtbank verdachte daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
Alles afwegende, acht de rechtbank het passend om verdachte voor de bewezen verklaarde feiten een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 5 maanden, met aftrek van het voorarrest. Dit is een langere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt, te weten twee diefstallen (feiten 1 primair en 4 primair) in plaats van joyriding (feiten 1 subsidiair en 4 subsidiair). Ten aanzien van de diefstallen is sprake van recidive. De oriëntatiepunten gaan dan uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 12 maanden.

9.BENADEELDE PARTIJ

Politie Oost Nederland te Zwolle heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 12.379,53. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij van € 12.379,53 dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet redelijk is om het gevorderde bedrag van € 12.379,53 volledig te verhalen op verdachte aangezien het een verzekeringskwestie is.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 12.379,53 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van deze rechtbank van 5 januari 2022 (parketnummer 16.247587.18) is verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk opgelegd.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
De verdediging heeft zich vanwege de bepleite vrijspraak (in het bijzonder voor feit 2 primair) op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen. Er is bovendien sprake van een veroordeling voor feiten van totaal andere orde dan de feiten die verdachte in deze strafzaak worden verweten.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht de proeftijd met één jaar te verlengen.
Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om de gevangenisstraf al dan niet deels om te zetten in een taakstraf omdat de maatschappij daar meer bij gebaat is.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten. Op grond daarvan is de vordering voor toewijzing vatbaar.
Gelet op de aard en de ernst van de zaak ziet de rechtbank geen aanleiding om van dit uitgangspunt in het voordeel van verdachte af te wijken. De rechtbank zal daarom de tenuitvoerlegging gelasten.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 57, 63, 310 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 5a, 7, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 primair, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- ontzegt verdachte ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van Politie Oost Nederland te Zwolle toe tot een bedrag van
€ 12.379,53;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan Politie Oost Nederland te Zwolle van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling;;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.247587.18
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in deze rechtbank bij vonnis van 5 januari 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Böhmer, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juli 2022.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 1 augustus 2021 te Veenendaal, althans in Nederland een personenauto (Ford Ka, [kenteken] ), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 augustus 2021 te Veenendaal en/of Renswoude, althans in Nederland opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto, Ford Ka [kenteken] ), toebehorende aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; (art 11 Wegenverkeerswet 1994)
2
hij op of omstreeks 1 augustus 2021 te Renswoude en/of Veenendaal en/of De Klomp (gemeente Ede) als bestuurder van een voertuig (Ford Ka, [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- op de Dorpsstraat met een snelheid van ongeveer 83 km/h te rijden, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op de N224 (t.h.v. hmp 30.3 en/of 30.6) geen gevolg te geven aan een stopteken van de politie middels verlicht politietransparant en/of
- op de N224 (t.h.v. hmp 30.6) een of meerdere voor hem rijdend(e) voertuig(en) in te halen over de weghelft/rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, terwijl hem tegemoetkomende voertuig(en) reeds op korte afstand waren genaderd, ten gevolge waarvan de bestuurders van de naderende voertuig(en) (krachtig) moesten remmen en/of uitwijken om een aanrijding te voorkomen en/of
- op de N224 (t.h.v. hmp 30.9) met een snelheid van ongeveer 140 km/h te rijden, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op de kruising Klompersteeg/Stationsweg en/of de Stationsweg (t.h.v. de onderdoorgang onder het treinspoor) en/of de kruising Stationsweg/Ravelijn/Veenendaalseweg/Rondweg
geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden en/of
- op de Veenendaalseweg met een snelheid van ongeveer 130 km/h te rijden, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op de Veenendaalseweg geen gevolg te geven aan het verkeersbord C12, waar een
onderbord was aangebracht "uitgezonderd lijnbus, brommobiel" en/of
- op de kruising Stationsstraat/Grote Beer geen gevolg te geven aan een
verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden en/of
- ( vervolgens) op de kruising Stationsstraat/Grote Beer in botsing te komen met een of meerdere andere voertuigen (te weten de voertuigen waarin [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of het zoontje van [slachtoffer 2] zaten), door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
(art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 augustus 2021 te Renswoude en/of Veenendaal en/of De Klomp (gemeente Ede) als bestuurder van een voertuig (Ford Ka, [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg,
- op de Dorpsstraat met een snelheid van ongeveer 83 km/h heeft gereden, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op de N224 (t.h.v. hmp 30.3 en/of 30.6) geen gevolg heeft gegeven aan een stopteken van de politie middels verlicht politietransparant en/of
- op de N224 (t.h.v. hmp 30.6) een of meerdere voor hem rijdend(e) voertuig(en) is gaan inhalen en/of heeft ingehaald over de weghelft/rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, terwijl hem tegemoetkomende voertuig(en) reeds op korte afstand waren genaderd, ten gevolge waarvan de bestuurders van de naderende voertuig(en) (krachtig) moesten remmen en/of uitwijken om een aanrijding te voorkomen en/of
- op de N224 (t.h.v. hmp 30.9) met een snelheid van ongeveer 140 km/h heeft gereden, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op de kruising Klompersteeg/Stationsweg en/of de Stationsweg (t.h.v. de onderdoorgang onder het treinspoor) en/of de kruising Stationsweg/Ravelijn/Veenendaalseweg/Rondweg
geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt,
immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden en/of
- op de Veenendaalseweg met een snelheid van ongeveer 130 km/h heeft gereden, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op de Veenendaalseweg geen gevolg heeft gegeven aan het verkeersbord C12, waaronder een onderbord was aangebracht "uitgezonderd lijnbus, brommobiel" en/of
- op de kruising Stationsstraat/Grote Beer geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden en/of
- ( vervolgens) op de kruising Stationsstraat/Grote Beer in botsing is gekomen met een of meerdere andere voertuigen (te weten de voertuigen waarin [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of het zoontje van [slachtoffer 2] zaten), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994)
3
hij, als degene die bij een verkeersongeval was betrokken of als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Veenendaal op/aan de Grote Beer, althans op/aan de weg, op of omstreeks 1 augustus 2021
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of het zoontje van [slachtoffer 2] ) letsel en/of schade was toegebracht;
(art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
4
hij op of omstreeks 1 augustus 2021 te Veenendaal, althans in Nederland een personenauto (Opel Astra [kenteken] ), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan de Politie (Gelderland-Midden / Oost-Nederland), in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 augustus 2021 te Veenendaal, althans in Nederland, opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto, Opel Astra [kenteken] ), toebehorende aan de politie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd; (art 11 Wegenverkeerswet 1994)
5
hij, als degene die bij een verkeersongeval was betrokken of als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Veenendaal op/aan het Blauwgras, althans op/aan de weg, op of omstreeks 1 augustus 2021
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten de gemeente Veenendaal) schade was toegebracht;
(art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
6
hij op of omstreeks 1 augustus 2021 te Renswoude en/of Veenendaal, althans in
Nederland, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, (onder andere) de Barneveldsestraat, althans op een weg, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarop de schorsing betrekking had, heeft bestuurd;
( art 9 lid 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 december 2021, genummerd PL0900-2021330987, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 111. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , pagina 73.
3.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , pagina 74.
4.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2021246293-5, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] .
5.Proces-verbaal van aangifte van [verbalisant] , pagina’s 39 en 40.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt door de rechter-commissaris.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 17.
8.Proces-verbaal van aangifte van [verbalisant] , pagina 50.
9.Proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet 1994, pagina’s 91 en 92, met als bijlage Uitdraai BVI-IB, pagina 93.