ECLI:NL:RBMNE:2022:2749

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
9245061 en 9534154
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding leaseovereenkomst wegens tekortkoming in actieradius elektrische auto

In deze zaak heeft de kantonrechter te Almere geoordeeld over de ontbinding van een leaseovereenkomst tussen [procesdeelnemer I] B.V. en [procesdeelnemer II] B.V. De leaseovereenkomst betrof een elektrische auto, de MG ZS, die door [procesdeelnemer I] aan [procesdeelnemer II] was geleverd. [procesdeelnemer II] heeft de overeenkomst ontbonden omdat de werkelijke actieradius van de auto aanzienlijk lager was dan de door [procesdeelnemer I] gecommuniceerde WLTP-actieradius van 263 km. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de actieradius in de praktijk slechts 140-150 km bedroeg, wat niet voldeed aan de verwachtingen die [procesdeelnemer II] had op basis van de advertentie en de leaseovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat [procesdeelnemer I] tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, waardoor [procesdeelnemer II] gerechtigd was de leaseovereenkomst te ontbinden. De vorderingen van [procesdeelnemer I] tot betaling van een beëindigingsvergoeding werden afgewezen, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de ongedaanmakingsverbintenissen tussen partijen van toepassing zijn. In de vrijwaringszaak heeft de kantonrechter de vorderingen van [procesdeelnemer II] tegen [procesdeelnemer III] afgewezen, omdat de vorderingen in de hoofdzaak werden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 9245061 MC EXPL 21-3558 (hoofdzaak)
en
zaaknummer: 9534154 MC EXPL 21-7107 (vrijwaringszaak)
Vonnis van 13 juli 2022
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[procesdeelnemer I] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen [procesdeelnemer I] ,
eisende partij in conventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in reconventie in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. H.J.M. Hofman, werkzaam bij Jongejan Wisseborn gerechtsdeurwaarders,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[procesdeelnemer II] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen [procesdeelnemer II] ,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak,
eisende partij in reconventie in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. [gemachtigde] ,
en inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[procesdeelnemer II] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen [procesdeelnemer II] ,
eisende partij in de vrijwaringszaak,
gemachtigde: mr. [gemachtigde] ,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[procesdeelnemer III] B.V.gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
verder ook te noemen [procesdeelnemer III] ,
gedaagde partij in de vrijwaringszaak, ,
gemachtigde: mr. S. Erkel.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure in de hoofdzaak blijkt uit:
- het vonnis in incident van 13 oktober 2021, waarbij het [procesdeelnemer II] is toegestaan [procesdeelnemer III] in vrijwaring op te roepen;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie;
- de conclusie van dupliek in conventie met producties;
- de conclusie van dupliek in reconventie met een productie;
- de akte uitlating producties van [procesdeelnemer II] .
1.2. [procesdeelnemer II] heeft, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, in de hoofdzaak geen conclusie van repliek in reconventie genomen, althans zij heeft ter zake die proceshandeling voor de tweede maal haar conclusie van dupliek in conventie ingediend.
1.3. Het verloop van de procedure in de vrijwaringszaak blijkt uit:
- de dagvaarding in vrijwaring, met producties, van 2 november 2021;
- de conclusie van antwoord met producties.
1.4. [procesdeelnemer II] heeft, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, in de vrijwaringszaak geen conclusie van repliek genomen. Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 10 december 2019 is er tussen [procesdeelnemer I] en [procesdeelnemer II] een operationele leaseovereenkomst tot stand gekomen, op grond waarvan door [procesdeelnemer I] als lessor aan [procesdeelnemer II] als lessee een elektrische auto van het merk MG, type ZS-e (hierna: de MG) ter beschikking is gesteld tegen een door [procesdeelnemer II] maandelijks te betalen vergoeding. De leaseovereenkomst is aangegaan voor een periode van drie jaar.
2.2.
De leaseovereenkomst is tot stand gekomen door bemiddeling van [procesdeelnemer III] , tevens handelend onder de naam [handelsnaam] . [procesdeelnemer III] heeft ter zake de te lease aangeboden MG een advertentie op internet geplaatst, waarin het volgende is opgenomen:
‘De nieuwe 100% elektrische MG ZS Luxury leasen? Het kan nu met de actieaanbieding van [handelsnaam] ! Het bedrijf MG heeft ervoor gekozen om ook de elektrische weg in te slaan. De nieuwe MG ZS gaat er dus niet allen technisch op vooruit, ook heeft de auto een geheel nieuw jasje gekregen! Hij geeft een 44,5 kWh-batterij met en WLTP actieradius van 263 kilometer en een elektromotor met 143 pk. De MG ZS heeft een laadtijd van 7.5 uur, ook is snel laden mogelijk. Met snel laden heeft u de auto in 36 minuten al voor 80% opgeladen.
2.3.
In de door [procesdeelnemer I] en [procesdeelnemer II] ondertekende mantelovereenkomst, onderdeel van de leaseovereenkomst, is bepaald dat de algemene voorwaarden operationele lease van [procesdeelnemer I] van toepassing zijn. Bij e-mail van 10 december 2019 heeft [procesdeelnemer III] , samen met de overige contractstukken, aan [procesdeelnemer II] de ‘Algemene Voorwaarden ALO 2’ van [procesdeelnemer I] aan [procesdeelnemer II] toegezonden. In deze algemene voorwaarden (versie juli 2019) is het volgende bepaald:

Artikel 6 Gebruik(…)6.7 Als de Klant het Leasevoertuig niet kan gebruiken, komt dit voor rekening van de Klant, tenzij dit het gevolg is van handelen en/of nalaten van [procesdeelnemer I] .
(…)
Artikel 15 Beëindiging Leasecontracten
(…)15.4 De Klant mag een Leasecontract voortijdig beëindigen. Hiervoor geldt een maximum van 5% van het totaal aantal Leasevoertuigen dat ter beschikking staat aan de Klant. Dit aantal wordt
bepaald aan het begin van het kalenderjaar van voortijdige beëindiging. Verder zijn er kosten
verbonden aan voortijdige beëindiging. Deze zijn afhankelijk van het moment waarop beëindiging
plaats vindt. Het volgende onderscheid geldt:a. in de eerste 2 jaar van de Looptijd wordt het verschil tussen de Handelswaarde en de Boekwaarde van het Leasevoertuig in rekening gebracht; dit wordt berekend op het moment van beëindiging. Daarnaast wordt het Leasetarief achteraf opnieuw berekend op basis van het Raster; de eindkilometerstand van het Leasecontract is hiervoor bepalend;
b. vanaf een Looptijd van minimaal 2 jaar wordt het Leasetarief achteraf opnieuw berekend op
basis van het Raster; de eindkilometerstand en de werkelijke Looptijd van het Leasecontract zijn
hiervoor bepalend.
In beide gevallen is een vergoeding verschuldigd voor gemiste opbrengsten, die staat in de
Tarieventabel. Het totale bedrag wordt in rekening gebracht bij de Klant.
(…)
Artikel 18 Financiële voorwaarden(…)18.3 De Klant heeft geen recht op korting, verrekening of opschorting, tenzij dit schriftelijk is bevestigd door [procesdeelnemer I] .
(…)
Artikel 20 Aansprakelijkheid, vrijwaring en overmacht(…)20.4 De Klant doet afstand van vorderingen in verband met het bezit en gebruik van een Leasevoertuig indien en voor zover deze eventuele vorderingen van [procesdeelnemer I] , in de uitoefening van haar rechten als eigenaar van een Leasevoertuig, zouden doorkruisen.
Artikel 26 Toepasselijk recht en forumkeuze(…)26.2 Alle geschillen tussen de Klant en [procesdeelnemer I] zullen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te Breda.’
2.4.
Op 24 januari 2020 is de MG bij [procesdeelnemer II] afgeleverd.
2.5.
Bij e-mail van 3 februari 2020 heeft [procesdeelnemer II] het volgende aan [procesdeelnemer III] geschreven:
‘Inmiddels is de auto afgeleverd en rij ik er in rond. So far so good alleen zat ik wat te knoeien met het opladen. Dat blijkt alleen te lukken als ik de auto op slot doe. De anwb heeft dat voor me ontdekt. Het bereik van de batterij is overigens aanzienlijk lager dan staat aangegeven. Bij een volle batterij geeft ie een range van 217.’
2.6.
Bij e-mail van 3 februari 2020 heeft [procesdeelnemer III] als volgt gereageerd:
‘Fijn om te horen dat de auto inmiddels is geleverd. De range zal in de winterperiode wat lager liggen. Ik verwacht dat de auto in de zomer wel weer een betere range heeft.’
2.7.
Bij e-mail van 10 juni 2020 heeft [procesdeelnemer II] het volgende aan [procesdeelnemer III] geschreven:
‘Tot mijn spijt moet ik constateren dat de actieradius van mijn auto bij lange na niet in de buurt komt van de opgegeven actieradius. Als ik vertrek geeft de motor een actieradius van 230-240 op. Maar als ik ga rijden blijkt dat hij maar 140 kilometer bereik heeft en dan rij ik niet harder dan de toegestane snelheid.’
2.8.
Bij e-mail van 19 juni 2020 heeft [procesdeelnemer III] als volgt gereageerd:
‘(..). De actieradius van de MG ZS wordt bepaald o.b.v. de WLTP normering en in de praktijk kunnen er afwijkingen plaatsvinden. De leasemaatschappij garandeert geen actieradius en dit staat ook niet op het leasecontract of in de leasevoorwaarden vermeld. Op basis daarvan kan een overeenkomst dus niet ontbonden worden en de oplossing moet in eerste instantie worden gezocht door met MG in contact te treden. Zelf hebben wij namelijk van andere relaties nog geen klachten vernomen over de actieradius. Op [website] staat ook informatie over de actieradius welke in de praktijk gehaald wordt, zie de volgende link [website] en hierbij ook een splitsing in stad, snelweg en zomer/winter.’
2.9.
Op de hiervoor door [procesdeelnemer III] genoemde website zijn de volgende actieradiussen genoemd:
Actieradius volgends WLTP: 263 km
Actieradius volgens NEDC: 335 km
Praktische actieradius zomer stad: 335 km
Praktische actieradius zomer snelweg: 195 km
Praktische actieradius zomer gecombineerd: 255 km
Praktische actieradius winter stad: 230 km
Praktische actieradius winter snelweg: 155 km
Praktische actieradius winter gecombineerd: 190 km
2.10.
Bij e-mail van 14 juli 2020 heeft [procesdeelnemer II] het volgende aan [procesdeelnemer III] geschreven:
‘Ik denk er anders over. Ik denk dat een non conform product is geleverd en dat ik de overeenkomst wel degelijk kan ontbinden. Ik red het niet om vanaf [.] naar Den Haag heen en weer te rijden. Dit is niet meer dan 160 km. Dat heb ik afgelopen maandag met mooi weer en boven de 20 graden nog gedaan. Ik zou dus graag mijn geld terug willen en jullie krijgen uiteraard de auto terug.’2.11. Begin september 2020 heeft de MG twee dagen bij MG autodealer [onderneming] gestaan voor onderzoek en een software-update.
2.12.
Bij e-mail van 15 september 2020 heeft [procesdeelnemer II] het volgende aan [procesdeelnemer III] geschreven:
‘Hierbij een update. Er zijn twee dagen updates aan de auto uitgevoerd, maar voor de actieradius heeft het niets gedaan. Leek me al vreemd dat je de batterij met software kunt upgraden. Ik geef de auto dus graag terug omdat ie non-conform is. Die wanprestatie wordt richting mij door jullie ( [procesdeelnemer I] ) geleverd en niet door [onderneming] . Jullie zullen [onderneming] moeten aanspreken. Ik verneem graag van jullie waar en wanneer ik de auto kan teruggeven.’
2.13.
Bij e-mail van 15 september 2020 heeft [procesdeelnemer III] als volgt gereageerd:
‘Bedankt voor je bericht. Vervelend om te horen dat de updates niet het gewenste effect voor je hebben gehad. Zelf hebben wij nog geen andere meldingen gehad over de actieradius van de MG ZS. Echter zoals in eerdere mails al aangegeven kan [procesdeelnemer I] niets voor dit dossier betekenen betreffende de non-conformiteit van de geleverde auto. De actieradius is mede-afhankelijk van het gebruik van de auto en wellicht dat dit de daadwerkelijke actieradius beïnvloed. De wettelijke voorschriften geven aan dat de importeur de actieradius conform WLTP normering dient te publiceren en dit heeft MG dan ook gedaan. Het spijt mij dat ik je verder hierin niet kan begeleiden en alleen het advies kan geven om bij blijvende klachten over de actieradius de dealer te benaderen en de auto te laten onderzoeken.’
2.14.
Bij e-mail van 21 september 2021 heeft [procesdeelnemer II] het volgende aan [procesdeelnemer III] en [procesdeelnemer I] geschreven:
‘Uit je e-mails maak ik bovendien op dat [procesdeelnemer I] niet voornemens is om dit verzuim te erkennen, laat staan te herstellen. [procesdeelnemer I] verkeert daarmee (van rechtswege) in verzuim. Op basis van het voorgaande ontbindt ik de overeenkomst wegens wanprestatie, die niet binnen een redelijke termijn is hersteld.’
2.15.
[procesdeelnemer II] heeft de MG op of omstreeks 7 oktober 2021 bij [procesdeelnemer I] ingeleverd.
2.16.
Bij factuur van 14 oktober 2020 heeft [procesdeelnemer I] , na correctie met een creditfactuur van 23 maart 2021, een totaalbedrag van € 7.466,85 bij [procesdeelnemer II] in rekening gebracht in verband met de voortijdige beëindiging van de leaseovereenkomst. [procesdeelnemer II] heeft dit bedrag, ondanks sommatie, niet betaald.

3.Het geschil

In de hoofdzaak in conventie
3.1.
[procesdeelnemer I] vordert in conventie bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [procesdeelnemer II] om aan [procesdeelnemer I] te voldoen € 8.610,49 (volgens het lichaam van de dagvaarding bestaande uit € 7.466,85 aan hoofdsom, € 238,66 aan verschenen rente en € 905,49 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 17 maart 2021 tot de voldoening en met veroordeling van [procesdeelnemer II] in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [procesdeelnemer I] – samengevat – het volgende. [procesdeelnemer II] heeft de leaseovereenkomst voortijdig beëindigd. Op grond van artikel 15.4 van de toepasselijke algemene voorwaarden is [procesdeelnemer II] bij voortijdige beëindiging ten eerste het verschil tussen de handelswaarde en de boekwaarde van de MG verschuldigd, zijnde een bedrag van € 6.304,34 inclusief btw, en ten tweede een vergoeding voor de winstderving van [procesdeelnemer I] , zijnde een bedrag van € 1.162,51 inclusief btw. [procesdeelnemer II] heeft dit bedrag, ondanks sommatie, niet aan [procesdeelnemer I] betaald. [procesdeelnemer I] maakt aanspraak op de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke kosten nu [procesdeelnemer II] niet tot tijdige betaling is overgegaan, respectievelijk [procesdeelnemer I] de vordering uit handen heeft moeten geven.
3.3.
[procesdeelnemer II] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal afwijzen, met veroordeling van [procesdeelnemer I] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
[procesdeelnemer II] baseert haar verweer – kort weergegeven – op het volgende. Ten eerste voert zij aan dat [procesdeelnemer I] is tekortgeschoten in de nakoming van de leaseovereenkomst door aan haar een auto ter beschikking te stellen die de WLTP actieradius van 263 km bij lange na niet haalt. Effectief kon maar 140-150 km gereden worden. [procesdeelnemer I] is in verzuim geraakt, waarna [procesdeelnemer II] de leaseovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden. Voor de door [procesdeelnemer I] in rekening gebrachte kosten bestaat dan ook geen rechtsgrondslag. Als tweede verweer doet [procesdeelnemer II] een beroep op dwaling. Ten derde voert [procesdeelnemer II] aan dat [procesdeelnemer I] zich schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken. Vervolgens voert [procesdeelnemer II] aan dat de algemene voorwaarden niet op de leaseovereenkomst van toepassing zijn verklaard en niet aan haar ter hand zijn gesteld. Ook stelt zij dat het onderhavige geschil ingevolge de algemene voorwaarden had moeten worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te Breda. Als vijfde verweer stelt [procesdeelnemer II] dat artikel 15.4 van de algemene voorwaarden een oneerlijk beding betreft zoals bedoeld in de Richtlijn 93/13/EEG. Ten slotte voert zij aan dat artikel 15.4 een onduidelijk beding is en dat de voor [procesdeelnemer II] meest gunstige uitleg prevaleert.
In de hoofdzaak in reconventie
3.5.
[procesdeelnemer II] vordert in reconventie bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht:
primair:
I. dat [procesdeelnemer I] is tekortgeschoten onder de leaseovereenkomst aangezien zij een MG aan [procesdeelnemer II] beschikbaar heeft gesteld die voor wat betreft de actieradius en/of het laadvermogen niet beantwoordt aan de aanbieding en de daaruit voortvloeiende leaseovereenkomst;
II. dat die tekortkoming kwalificeert als een wanprestatie op basis waarvan [procesdeelnemer II] de leaseovereenkomst met recht en reden heeft ontbonden en dat de kantonrechter voor zover nodig de ontbinding in haar vonnis bekrachtigt;
III. dat [procesdeelnemer II] met de teruggave van de MG op de door [procesdeelnemer I] voorgeschreven wijze volledig heeft voldaan aan haar ongedaanmakingsverplichting;
IV. dat [procesdeelnemer I] onder de leaseovereenkomst niets meer van [procesdeelnemer II] heeft te vorderen;
V. dat [procesdeelnemer II] op grond van de ongedaanmakingsverplichting recht heeft op een door [procesdeelnemer I] aan [procesdeelnemer II] verschuldigde schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, als gevolg van het feit dat [procesdeelnemer II] te veel heeft betaald voor wat het van [procesdeelnemer I] geleverd heeft gekregen, te weten een MG met een in praktijk veel mindere actieradius;
subsidiair:
VI. dat de leaseovereenkomst tussen [procesdeelnemer I] en [procesdeelnemer II] als gevolg van dwaling zijdens [procesdeelnemer II] tot stand is gekomen en op grond van artikel 6:228 lid 1 BW bij het door de kantonrechter te wijzen vonnis zal worden vernietigd;
meer subsidiair:
VII. dat de leaseovereenkomst tussen [procesdeelnemer I] en [procesdeelnemer II] als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk zijdens [procesdeelnemer I] tot stand is gekomen en op grond van artikel 6:193j lid 3 BW bij het door de kantonrechter te wijzen vonnis zal worden vernietigd;
nog meer subsidiair:
VIII. dat artikel 15.4 van de door [procesdeelnemer I] als productie 3 bij de dagvaarding in het geding gebrachte algemene voorwaarden een oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn Oneerlijke Bedingen betreft en op grond van artikel 6:233 BW bij het door de kantonrechter te wijzen vonnis zal worden vernietigd;
primair en subsidiair:[procesdeelnemer I] te veroordelen tot betaling aan [procesdeelnemer II] van:
IX. alle gelden die [procesdeelnemer II] toekomen op basis van de als gevolg van de ontbinding door [procesdeelnemer II] van de leaseovereenkomst op [procesdeelnemer I] rustende ongedaanmakingsverplichting, een en ander door de kantonrechter in goede justitie te bepalen;
X. volledige schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, als gevolg van onrechtmatig handelen, respectievelijk ongerechtvaardigde verrijking zijdens [procesdeelnemer I] als gevolg van de door [procesdeelnemer I] toegepaste misleidende handelspraktijken betreffende het aanbod en de leaseovereenkomst;
XI. een voorschot op die schade welke door [procesdeelnemer II] reeds is begroot op € 3.000,00 en onder een voorschotnota bij [procesdeelnemer I] in rekening is gebracht, een en ander te betalen binnen twee weken na dagtekening van het vonnis, althans in ieder geval binnen twee weken na betekening aan [procesdeelnemer I] van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over het voorschot;
XII. de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.6.
Voor de onderbouwing van deze vorderingen wordt verwezen naar de stellingen die [procesdeelnemer II] bij haar verweer in conventie heeft ingenomen.
3.7.
[procesdeelnemer I] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [procesdeelnemer II] in de proceskosten.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In de vrijwaringszaak
3.9.
[procesdeelnemer II] vordert in de vrijwaringszaak [procesdeelnemer III] te veroordelen om aan [procesdeelnemer II] te betalen datgene, waartoe [procesdeelnemer II] als gedaagde in de hoofdzaak jegens [procesdeelnemer I] mocht worden veroordeeld met inbegrip van de kostenveroordeling, met veroordeling van [procesdeelnemer III] in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.10.
[procesdeelnemer III] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [procesdeelnemer II] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [procesdeelnemer II] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.11.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan

4.De beoordeling

In de hoofdzaak in conventie en reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie worden deze gezamenlijk behandeld.
Bevoegdheid kantonrechter
4.2.
[procesdeelnemer II] heeft gesteld dat, voor zover de algemene voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn, in artikel 26.2 daarvan is bepaald dat geschillen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te Breda en dat – naar de kantonrechter begrijpt – de kantonrechter te Almere niet bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen. De kantonrechter verwerpt dit verweer onder verwijzing naar artikel 108 lid 2 Rv, waarin is bepaald dat een forumkeuze bij vorderingen die ten hoogste € 25.000,00 bedragen geen gevolg heeft. De in dit artikellid genoemde uitzonderingen op deze regel zijn niet van toepassing. De kantonrechter is daarom, op grond van artikel 99 Rv, relatief bevoegd om van dit geschil kennis te nemen.
Inleiding
4.3.
De kern van dit geschil draait om de vraag of [procesdeelnemer II] op grond van artikel 15.4 van de toepasselijke algemene voorwaarden een beëindigingsvergoeding aan [procesdeelnemer I] verschuldigd is. [procesdeelnemer I] stelt dat dit het geval is, nu [procesdeelnemer II] de MG in oktober 2020 zonder geldige reden heeft ingeleverd. [procesdeelnemer II] betwist de verschuldigdheid van deze vergoeding en voert daartoe een aantal verweren aan.
Ontbinding leaseovereenkomst
4.4.
Als primaire verweer voert [procesdeelnemer II] aan dat zij de leaseovereenkomst wegens een tekortschieten van [procesdeelnemer I] heeft ontbonden, zodat van een beëindigingsvergoeding geen sprake kan zijn. Het tekortschieten van [procesdeelnemer I] betreft volgens [procesdeelnemer II] de gebrekkige actieradius van de MG, welke niet beantwoordt aan de leaseovereenkomst. [procesdeelnemer II] beroept zich wat betreft de bij haar opgewekte verwachtingen ten aanzien van de actieradius op de advertentie van [procesdeelnemer III] . Hierin wordt de MG te lease aangeboden en wordt een WLTP-actieradius van 263 km genoemd. [procesdeelnemer II] stelt dat deze mededeling bij haar de verwachting heeft gewekt dat de MG in de praktijk een actieradius zal hebben van ten minste 200 km. Na de levering heeft [procesdeelnemer II] ondervonden dat de werkelijke actieradius, ook onder de meest gunstige omstandigheden, niet meer dan 140-150 km bedroeg.
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. In de onder overweging 2.2. genoemde advertentie wordt bij de weergegeven WLTP-actieradius van 263 km geen voorbehoud gemaakt, bijvoorbeeld dat het gaat om een maximum dat slechts onder ideale omstandigheden kan worden gehaald. [procesdeelnemer I] heeft ook niet aangevoerd dat een dergelijk voorbehoud voor of bij het aangaan van de leaseovereenkomst op enigerlei wijze is gemaakt. WLTP staat voor Worldwide harmonized Light vehicles Test Procedure. [procesdeelnemer I] heeft weliswaar aangevoerd dat de WLTP-actieradius niets zegt over de werkelijke prestaties van de auto en dat de actieradiussen van elektrische auto’s kunnen fluctueren, afhankelijk van het gebruik, (weers)omstandigheden en andere factoren, maar er is niet gebleken dat [procesdeelnemer I] [procesdeelnemer II] hierover bij het sluiten van de leaseovereenkomst heeft geïnformeerd, hetgeen wel op haar weg had gelegen. Van [procesdeelnemer II] mocht als aspirant-lessee weliswaar worden verwacht dat zij haar verwachtingen wat betreft de daadwerkelijke actieradius ten opzichte van de vermelde WLTP-actieradius enigszins naar beneden zou bijstellen, echter [procesdeelnemer II] heeft dit ook gedaan met de door haar uitgesproken verwachting dat de werkelijke actieradius ten minste 200 km zou zijn.
4.6.
Niet gebleken is dat de verwachting van [procesdeelnemer II] omtrent de actieradius van de MG anders is gevormd dan door de advertentie. Op grond van het voorgaande is de kantonrechter dan ook van oordeel dat [procesdeelnemer II] mocht verwachten dat de gemiddelde actieradius van de MG in ieder geval in de buurt zal liggen van 200 km.
4.7.
[procesdeelnemer I] betwist dat de MG een gebrek vertoont, maar heeft niet betwist dat de actieradius van de MG in de praktijk onder gecombineerde omstandigheden 140-150 km bedraagt, zodat de kantonrechter dit als vaststaand aanneemt. Ook heeft [procesdeelnemer I] niet weersproken dat de controle en de software-update in september 2020 geen effect heeft gehad op de feitelijke actieradius. Dit betekent dat de actieradius significant afwijkt van hetgeen [procesdeelnemer II] in de gegeven omstandigheden mocht verwachten. Wat betreft de door [procesdeelnemer I] aangehaalde op de website [website] genoemde actieradiussen, welke verschillen al naargelang het gebruik en de (weers)omstandigheden, overweegt de kantonrechter als volgt. [procesdeelnemer I] heeft de stelling van [procesdeelnemer II] dat deze informatie bij het aangaan van de leaseovereenkomst niet bekend was, niet betwist. Daar komt bij dat zelfs indien zou worden uitgegaan van deze actieradiussen, dan nog sprake is van een aanzienlijk verschil met de werkelijke actieradiussen. Zo worden op deze website in de zomer praktische actieradiussen van 355 km, 195 km en 255 km genoemd, respectievelijk bij gebruik in de stad, op de snelweg en bij gecombineerd gebruik. Daartegenover staat als onweersproken vast dat [procesdeelnemer II] in juli 2020 het niet heeft gered om zonder tussentijds opladen tussen [.] en Den Haag heen en weer te rijden, een afstand van circa 160 km, en dat [procesdeelnemer II] in mei 2020 op de route [.] – Hoogeveen een maximale afstand van 140 km kan bereiken.
4.8.
Gelet op het significante verschil tussen de daadwerkelijke actieradius en de actieradius die [procesdeelnemer II] onder de gegeven omstandigheden mocht verwachten, is de kantonrechter van oordeel dat [procesdeelnemer I] is tekortgeschoten in de nakoming van de leaseovereenkomst. Nu het gaat om een aanzienlijk verschil in de actieradius, een essentieel kenmerk van een elektrische auto, is de tekortkoming naar het oordeel van de kantonrechter van voldoende gewicht om de ontbinding van de leaseovereenkomst met haar gevolgen te rechtvaardigen. [procesdeelnemer II] heeft de overeenkomst bij e-mail van 21 september 2020 ontbonden. Uit de mededeling in de e-mail van 15 september 2020 mocht [procesdeelnemer II] afleiden dat [procesdeelnemer I] (noch [procesdeelnemer III] ) de problemen omtrent de actieradius niet zou oplossen, zodat [procesdeelnemer I] ten tijde van de ontbindingsverklaring op grond van artikel 6:83 sub c BW in verzuim verkeerde.
4.9.
[procesdeelnemer I] heeft bewijs aangeboden, bestaande uit het horen van medewerkers van de dealer ( [onderneming] ) die zouden kunnen verklaren dat er met de actieradius van de MG niets mis is. De kantonrechter passeert dit bewijsaanbod als niet ter zake dienend. Hiervoor in r.o. 4.7 is immers reeds vastgesteld dat de MG een feitelijke actieradius van 140-150 km heeft, hetgeen – gelet op de gerechtvaardigde verwachtingen van [procesdeelnemer II] – als een tekortkoming moet worden beschouwd. Onder deze omstandigheden kunnen verklaringen van de door [procesdeelnemer I] genoemde getuigen over de actieradius van de MG niet tot een andere beslissing leiden. Hetzelfde geldt voor het aangeboden deskundigenbewijs.
4.10.
[procesdeelnemer I] heeft nog aangevoerd dat [procesdeelnemer II] zich bij technische klachten moet wenden tot [procesdeelnemer III] /de dealer en niet tot [procesdeelnemer I] als leasemaatschappij. De kantonrechter verwerpt dit verweer. [procesdeelnemer I] is de contractspartij van [procesdeelnemer II] en kan in die hoedanigheid worden aangesproken op een tekortkoming in de nakoming van de leaseovereenkomst, in dit geval een gebrek aan de leaseauto. [procesdeelnemer I] heeft in dit kader ook gewezen op de artikelen 6.7, 18.3 en 20.4 van de algemene voorwaarden. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien hoe deze zeer algemeen geformuleerde bepalingen het recht van [procesdeelnemer II] beperken om de leaseovereenkomst vanwege een tekortkoming in de nakoming te ontbinden.
4.11.
De conclusie is dat [procesdeelnemer II] de leaseovereenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. Daarmee is de grondslag aan de door [procesdeelnemer I] ingestelde vordering tot betaling van de beëindigingsvergoeding komen te ontvallen, zodat de hoofdsom moet worden afgewezen. Dit betekent dat ook de gevorderde wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten als nevenvorderingen niet voor toewijzing in aanmerking komen
Vorderingen in verband met de ontbinding
4.12.
Gelet op het voorgaande worden de door [procesdeelnemer II] in reconventie onder I. en II. gevorderde verklaringen voor recht toegewezen, een en ander op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
4.13.
Door de ontbinding van de leaseovereenkomst ontstaan voor partijen ongedaanmakingsverbintenissen ter zake van de door hen ontvangen prestaties. Voor [procesdeelnemer II] ontstaat allereerst de verbintenis om de MG aan [procesdeelnemer I] te retourneren, hetgeen zij heeft gedaan. Voor [procesdeelnemer I] ontstaat de verbintenis om de door [procesdeelnemer II] betaalde leasetermijnen terug te betalen. Anderzijds ontstaat voor [procesdeelnemer II] de verbintenis om de ontvangen prestatie (het genot van de (gebrekkige) MG) ongedaan te maken. Dit is een verbintenis die naar haar aard niet ongedaan gemaakt kan worden. Artikel 6:272 lid 2 BW bepaalt in dat geval dat de door [procesdeelnemer II] aan [procesdeelnemer I] te betalen vergoeding wordt beperkt tot het bedrag van de waarde die de prestatie voor [procesdeelnemer II] in de gegeven omstandigheden werkelijk heeft gehad. Onderaan de streep kan [procesdeelnemer II] dus aanspraak maken op het verschil tussen de door [procesdeelnemer I] terug te betalen leasetermijnen en de door [procesdeelnemer II] te betalen vergoeding voor het gebruik van de (gebrekkige) MG. Naar de kantonrechter begrijpt vordert [procesdeelnemer II] in reconventie onder IX. betaling van dit verschil, waarbij zij het bepalen van de hoogte aan de kantonrechter overlaat. Het had echter op de weg van [procesdeelnemer II] gelegen om te onderbouwen in welke mate zij gedurende de leaseovereenkomst is beperkt in het gebruik van de MG en welke waarde de (gebrekkige) prestatie voor haar heeft gehad. Nu zij dit heeft nagelaten, wordt de vordering onder IX. als onvoldoende onderbouwd afgewezen. Onder V. vordert [procesdeelnemer II] een verklaring voor recht dat zij op grond van de ongedaanmakingsverplichting recht heeft op een schadevergoeding, onder verwijzing naar de schadestaatprocedure. [procesdeelnemer II] heeft echter niet onderbouwd, laat staan aannemelijk gemaakt, dat zij mogelijk schade heeft geleden. Deze vordering wordt daarom afgewezen. Hetzelfde geldt voor de vorderingen onder X. en XI. De onder III. gevorderde verklaring voor recht dat [procesdeelnemer II] door teruggave van de MG volledig aan haar ongedaanmakingsverplichting heeft voldaan en de onder IV. gevorderde verklaring voor recht dat [procesdeelnemer I] onder de leaseovereenkomst niets meer van [procesdeelnemer II] te vorderen heeft, worden ook afgewezen, nu hiervoor is vastgesteld dat er op partijen nog ongedaanmakingsverbintenissen rusten.
4.14.
Tot slot de vorderingen van [procesdeelnemer II] onder VI., VII. en VIII. . Deze zien op de (meer) subsidiair door [procesdeelnemer II] aangevoerde verweren. Nu het primaire beroep van [procesdeelnemer II] op ontbinding slaagt, behoeven deze vorderingen geen verdere bespreking.
De proceskosten
4.15.
[procesdeelnemer I] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [procesdeelnemer II] worden begroot op € 622,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 311,00). De wettelijke rente wordt toegewezen zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
4.16.
De in conventie door [procesdeelnemer II] gevorderde nakosten vermeerderd met de wettelijke rente zullen op de hieronder weergeven wijze worden begroot.
4.17.
Nu partijen in reconventie over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld, zal de kantonrechter de proceskosten geheel compenseren op de hierna te vermelden wijze.
4.18.
De door [procesdeelnemer II] in reconventie gevorderde veroordeling in de nakosten is niet toewijsbaar nu daarvoor nodig is dat de partij die daarom verzoekt een kostenveroordeling moet hebben verkregen (artikel 237 lid 4 Rv). Daarvan is bij compensatie van proceskosten geen sprake.
In de vrijwaringszaak
4.19.
Nu de vorderingen die [procesdeelnemer I] in de hoofdzaak tegen [procesdeelnemer II] heeft ingesteld worden afgewezen, moet dit ook gelden voor de vorderingen tot vrijwaring die [procesdeelnemer II] in de vrijwaringszaak heeft ingesteld.
4.20.
[procesdeelnemer II] zal in de vrijwaringszaak als de in het ongelijk gestelde partij in de door [procesdeelnemer III] gemaakte proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op
€ 311,00 aan salaris gemachtigde (1 punt x tarief € 311,00). De wettelijke rente wordt toegewezen zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
4.21.
De door [procesdeelnemer III] gevorderde nakosten vermeerderd met de wettelijke rente zullen op de hieronder weergeven wijze worden begroot.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in de hoofdzaak in conventie:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [procesdeelnemer I] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [procesdeelnemer II] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 622,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [procesdeelnemer I] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [procesdeelnemer II] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak in reconventie:
5.5.
verklaart voor recht dat [procesdeelnemer I] is tekortgeschoten in de nakoming van de leaseovereenkomst nu de aan [procesdeelnemer II] ter beschikking gestelde MG voor wat betreft de actieradius niet beantwoordt aan de leaseovereenkomst;
5.6.
verklaart voor recht dat voornoemde tekortkoming kwalificeert als een wanprestatie op basis waarvan [procesdeelnemer II] de leaseovereenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden;
5.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in de vrijwaringszaak:
5.10.
wijst de vorderingen af;
5.11.
veroordeelt [procesdeelnemer II] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [procesdeelnemer III] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 311,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.12.
veroordeelt [procesdeelnemer II] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [procesdeelnemer III] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.13.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022.