ECLI:NL:RBMNE:2022:2743

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
UTR 22/1820
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit door bestuursorgaan inzake omgevingsvergunning

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 5 juli 2022, hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. P.J.G. Poels, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe. Het college had op 6 juli 2021 een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een opblaashal, maar eisers maakten bezwaar tegen dit besluit. Na het uitblijven van een beslissing op hun bezwaar, hebben eisers verweerder in gebreke gesteld en op 4 april 2022 beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn heeft beslist op het bezwaar van eisers. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft verweerder verzocht om binnen twee weken de benodigde stukken in te dienen, maar verweerder heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen of de beslistermijn was verlengd of dat er een bezwaaradviescommissie was ingesteld.

De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat verweerder in gebreke is gebleven. De rechtbank legt een dwangsom op van € 1.442,- en bepaalt dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Daarnaast moet verweerder een dwangsom van € 100,- per dag betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Ook is verweerder veroordeeld tot betaling van € 379,50 aan proceskosten aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1820

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] , te [woonplaats] , eisers,

(gemachtigde: mr. P.J.G. Poels),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 juli 2021, verzonden op 8 juli 2021, heeft verweerder aan [naam club] een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een opblaashal op [adres] te [plaats] voor de duur van tien jaar. Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Vanwege het uitblijven van een beslissing op bezwaar hebben eisers verweerder met de brief van 16 maart 2022 in gebreke gesteld.
Eisers hebben op 4 april 2022 een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingesteld. Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eisers hebben hun bezwaarschrift ingediend op 27 juli 2021. Verweerder moet binnen zes weken beslissen, of als er een zogenaamde bezwaaradviescommissie is ingesteld, binnen twaalf weken, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn is verstreken. Deze termijn wordt opgeschort gedurende de tijd die eisers nodig hebben om hun bezwaar compleet te maken. Verweerder kan de beslistermijn vervolgens nog eenmaal met zes weken verlengen. Verdere verlenging van de beslistermijn is slechts mogelijk als eisers hiermee instemmen. Dit staat in de artikelen 7:10 en 7:13 van de Awb.
4. De rechtbank heeft verweerder bij brief van 9 mei 2022 verzocht om binnen twee weken de stukken in te dienen en een reactie te geven op het beroep van eisers. Verweerder heeft niet binnen deze termijn gereageerd. De rechtbank heeft als gevolg daarvan niet kunnen vaststellen op welke datum verweerder het bezwaarschrift heeft ontvangen, of er een bezwaaradviescommissie is ingesteld, of de beslistermijn is verlengd en, zo ja, tot wanneer. Nu eisers onweersproken hebben gesteld dat zij hun bezwaar op 27 juli 2021 hebben ingediend, gaat de rechtbank er van uit dat het bezwaar op 28 juli 2021 door verweerder is ontvangen. Zelfs als er van uit wordt gegaan dat er een bezwaaradviescommissie was en dat verweerder de beslistermijn met zes weken heeft verlengd, is de beslistermijn al op
23 december 2021 verstreken.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder op die datum nog steeds niet had beslist. De rechtbank stelt verder vast dat eisers verweerder op 16 maart 2022 in gebreke hebben gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
6. Het beroep is kennelijk gegrond.
7. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
8. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c Awb). De dwangsom die in dit geval verschuldigd is bedraagt € 1.442,-.
9. Omdat verweerder nog geen beslissing op bezwaar heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
10. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
11. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb). Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50.
12. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eisers betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eisers hebben betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2022.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.