ECLI:NL:RBMNE:2022:2735

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
21/2444-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake Wajong aanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 28 oktober 2021, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had een aantal oude besluiten overgelegd, maar het was voor de rechtbank onduidelijk tegen welk besluit hij beroep instelde. Tijdens de zitting op 24 februari 2022 zijn zowel de opposant als de geopposeerde, de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verschenen. De rechtbank heeft na sluiting van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat het verzet ongegrond was. De opposant had in zijn verzetschrift en tijdens de zitting aangegeven dat hij zich niet gehoord voelde en dat zijn aanvraag onterecht was afgewezen. Hij had meerdere procedures lopen en voelde zich in een moeilijke situatie. De geopposeerde erkende de vervelende situatie van de opposant, maar stelde dat er geen juridische grond was voor het verzet, omdat er geen duidelijk besluit was waartegen de opposant zich kon verzetten. De rechtbank benadrukte dat zij in verzet beperkt was in haar toetsing en alleen kon beoordelen of de eerdere uitspraak correct was en of deze zonder zitting kon worden afgedaan.

De rechtbank concludeerde dat de opposant niet had voldaan aan de wettelijke eisen voor het instellen van beroep, omdat hij niet duidelijk had gemaakt tegen welk besluit hij in beroep ging. Daarom bleef de eerdere uitspraak van 28 oktober 2021 in stand en werd het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van griffier M. Bos.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2444-V
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 24 februari 2022 van de enkelvoudige kamer in het verzet tussen

[opposant] , te [woonplaats] , opposant,

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,geopposeerde (gemachtigde: P. Langius).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen een besluit van geopposeerde.
In de uitspraak van 28 oktober 2021 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
In overleg met opposant en geopposeerde heeft de zitting plaatsgevonden op 24 februari 2022. Opposant en geopposeerde zijn verschenen.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 28 oktober 2021 het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Opposant had een heleboel oude besluiten naar de rechtbank gestuurd. Er was geen kopie van het besluit bijgevoegd. De rechtbank wist daarom niet waar opposant het niet mee eens was en kon het beroep van opposant niet beoordelen. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 28 oktober 2021 niet juist was.
3. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 28 oktober 2021 niet juist. In zijn verzetschrift van 5 november 2021 en op de zitting van 24 februari 2022 geeft opposant – kort samengevat - het volgende aan. De procedures tussen opposant en geopposeerde spelen al een aantal jaar. In 2014 heeft opposant zijn eerste verlate Wajong aanvraag ingediend. Vanaf dat moment tot op het heden zijn er meerdere procedures tussen opposant en geopposeerde die in elkaar overlopen. Opposant is in de tussentijd op straat beland en dakloos geworden. Opposant stelt dat zijn aanvraag onterecht is afgewezen. Hij is meervoudig chronisch ziek en hij krijgt geen regeling, geen uitkering en ook geen hulp. Hij stelt dat zijn bezwaar onterecht niet wordt behandeld en er zijn al eerdere uitspraken van de rechter die in zijn voordeel zijn uitgevallen. Toch weigert geopposeerde een besluit te nemen. In de bijlage van zijn verzetschrift zet opposant uiteen waarom de rechtbank ook per direct tot een inhoudelijke beoordeling kan komen. Opposant heeft het idee dat geen van zijn brieven gelezen is of dat het probleem niet begrepen wordt. Hij voelt zich niet gehoord. Opposant is van mening dat in een rechtstaat de rechtspraak de burger hoort te beschermen tegen het onrechtmatig handelen van de overheid.
4. Geopposeerde geeft tijdens de zitting aan dat hij begrip heeft voor de situatie van opposant. Volgens hem is het uitermate vervelevend hoe de procedures voor opposant zijn verlopen. Doordat er veel verschillende procedures door elkaar heen zijn gaan lopen, is er veel ruis ontstaan. Desondanks is er in juridische zin geen reden voor een gegrond verzet. Geopposeerde stelt dat er geen besluit is waarop de rechtbank moest beslissen. Daarom kon de rechtbank ook niet anders dan het beroepschrift niet-ontvankelijk verklaren.
5. De rechtbank stelt voorop dat de situatie waarin opposant verkeerd uitermate vervelend is. Partijen hebben tijdens de zitting veel gesproken over de (medische) achtergrond van het geschil. Begrijpelijk is dat opposant het gevoel heeft dat hij in de gevoerde procedures tussen de wal en het schip is beland. Zoals geopposeerde ter zitting heeft verklaard, ziet de rechtbank ook dat in die procedures tussen partijen in hun contact veel ruis is ontstaan.
6. De rechtbank is in verzet echter beperkt met wat zij mag toetsen. Zij mag alleen beoordelen of de uitspraak van 28 oktober 2021 klopt en of die zonder zitting kon worden afgedaan. De rechtbank zal daarom gronden die zien op een inhoudelijke beoordeling verder buiten beschouwing laten.
7. Het beroepschrift van opposant is niet-ontvankelijk verklaard, omdat het de rechtbank niet duidelijk was tegen welk besluit opposant beroep wilde instellen. De gronden die opposant nu in verzet aanvoert – kort gezegd dat hij zich niet gehoord voelt -, zien erop dat de rechtbank ten onrechte uitspraak heeft gedaan zonder eerst een zitting te houden. De bestuursrechter heeft de mogelijkheid om het beroep zonder zitting af te doen als er geen twijfel bestaat over de uitkomst van het beroep.
8. Omdat opposant een heleboel oude besluiten heeft overhandigd en niet heeft aangegeven met welk besluit hij het niet eens is, is er volgens de rechtbank geen twijfel over de uitkomst. Tijdens de zitting heeft de rechtbank aan opposant gevraagd tegen welk besluit van geopposeerde hij opkomt. Opposant heeft daarop geantwoord dat hij zelf ook niet weet tegen welk besluit hij precies opkomt. De rechtbank is van oordeel dat de rechtbank het beroep van opposant vereenvoudigd en zonder zitting heeft kunnen afdoen (artikel 8:54 van de Awb). Opposant heeft niet voldaan aan de in de wet gestelde eisen voor het instellen van een beroep (artikel 6:5 van de Awb).
9. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van
28 oktober 2021 in stand blijft.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep