ECLI:NL:RBMNE:2022:2730

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
UTR 22/1035
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter in een zaak over kwijtschelding van een aanslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt de onbevoegdheid van de bestuursrechter vastgesteld in een zaak tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. De eiser had beroep ingesteld tegen de beslissing van de verweerder van 22 januari 2022, waarbij zijn verzoek om kwijtschelding van een aanslag werd afgewezen. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter, maar dat er uitzonderingen zijn. In dit geval is de bestreden uitspraak genomen op basis van artikel 26 van de Invorderingswet 1990, waartegen geen beroep kan worden ingesteld, zoals vermeld in de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie, waaronder een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam, om te onderbouwen dat de regels voor kwijtschelding van toepassing zijn.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat de bestuursrechter onbevoegd is om op het beroep van eiser te beslissen. De eiser kan in plaats daarvan een vordering indienen bij de burgerlijke rechter als hij meent dat zijn verzoek om kwijtschelding ten onrechte is afgewezen. De rechtbank verklaart zich daarom onbevoegd en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op 23 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1035

1.a

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen de uitspraak van verweerder van
22 januari 2022 op zijn administratief beroep (de bestreden uitspraak).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Eiser heeft de invorderingsambtenaar gevraagd om kwijtschelding van de aan hem opgelegde aanslag met aanslagnummer [aanslagnummer] . De invorderingsambtenaar heeft het verzoek om kwijtschelding afgewezen. Met de bestreden uitspraak heeft verweerder het door eiser ingestelde administratief beroep buiten behandeling gesteld.
3. Op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. In de Awb staat ook dat tegen een aantal besluiten geen beroep kan worden ingesteld. Het gaat dan om besluiten die in de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (de Bevoegdheidsregeling) worden genoemd. In deze Bevoegdheidsregeling staat dat geen beroep kan worden ingesteld tegen besluiten die zijn genomen op grond van de Invorderingswet 1990, met uitzondering van de artikelen 30, 49 of 62a. Met andere woorden: er kan alleen tegen beslissingen op grond van artikelen 30, 49 of 62a van de Invorderingswet 1990 beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.
4. De bestreden uitspraak van 22 januari 2022 waarmee eiser het niet eens is, is genomen op grond van artikel 26, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, en de artikelen 7, eerste lid en 25 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Dat is in overeenstemming met artikel 255, tweede lid, van de Gemeentewet. In dat artikel van de Gemeentewet staat namelijk dat de regels die gelden voor artikel 26 Invorderingswet 1990 ook op het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van toepassing zijn. Die regels zijn in een ministeriële regeling opgesteld door onze Minister van Financiën. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 26 april 2012. [1]
5. Kort samengevat komt dit erop neer dat tegen de bestreden uitspraak van verweerder geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld. Eiser kan uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter instellen op de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde wijze indien hij vindt dat verweerder zijn verzoek om kwijtschelding ten onrechte heeft afgewezen.
6. Dit betekent dat de bestuursrechter onbevoegd is om op het beroep van eiser te beslissen. De bestuursrechter van de rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren.
7. Voor een proceskosten vergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De (bestuursrechter van de) rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.