ECLI:NL:RBMNE:2022:2726

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
UTR 21/548-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake heffingsambtenaar gemeente Gooise Meren

Deze uitspraak betreft het verzet van opposante tegen de uitspraak van de rechtbank van 24 augustus 2021, waarin het beroep van opposante niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit gebeurde omdat opposante geen recente machtiging en geen uittreksel uit het handelsregister had overgelegd. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld dat er geen twijfel bestond over de uitkomst van de zaak, waardoor een zitting niet nodig was. Opposante heeft verzet aangetekend en de zitting vond plaats op 10 februari 2022, waarbij haar gemachtigde aanwezig was, maar zijzelf niet. De gemeente Gooise Meren werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.

In het verzet heeft opposante aangevoerd dat er op het postadres van haar gemachtigde tussen 8 en 20 uur niemand aanwezig is om aangetekende brieven in ontvangst te nemen. Hierdoor zou het niet mogelijk zijn geweest om de aangetekende brief van 21 juli 2021 op te halen, wat zou hebben geleid tot de termijnoverschrijding. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de brief op regelmatige wijze was aangeboden en dat het aan opposante was om feiten aan te tonen die de ontvangst van de brief in twijfel trokken. De rechtbank concludeert dat opposante hierin niet is geslaagd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van 21 juli 2021 correct was verzonden en dat het niet ophalen van deze brief voor rekening en risico van opposante komt. Daarom is het verzet ongegrond verklaard en blijft de eerdere uitspraak van de rechtbank van 24 augustus 2021 in stand. De overige gronden van het verzet behoeven geen verdere bespreking.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/548-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2022 op het verzet van

[opposante] , te [vestigingsplaats] , opposante,

(gemachtigde: H.M. van Vliet),

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposante heeft ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Gooise Meren van 22 december 2021.
In de uitspraak van 24 augustus 2021 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante is tegen deze uitspraak in verzet gegaan. De zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2022. Opposante is zelf niet verschenen, maar zijn gemachtigde wel.
De gemeente Gooise Meren heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] .

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 24 augustus 2021 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposante geen recente machtiging en geen uittreksel uit het handelsregister heeft overgelegd. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposante gelijk heeft met haar beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 24 augustus 2021 niet juist was.
3. De recente machtiging en het uittreksel uit het handelsregister waren door de rechtbank bij de gemachtigde van opposante opgevraagd met de aangetekend verzonden brief van 21 juli 2021. Deze brief is door PostNL aan de rechtbank geretourneerd omdat de brief niet was opgehaald door de gemachtigde.
4. Ter onderbouwing van haar verzet heeft opposante aangevoerd dat er op het postadres van haar gemachtigde tussen 8 en 20 uur niemand aanwezig is, zodat niet voor de ontvangst van aangetekende brieven kan worden getekend. De bezorgers van PostNL dienen dan een afhaalbericht in de brievenbus te werpen, maar verzuimen dat regelmatig. De gemachtigde weet dan niet dat er een aangetekende brief aan hem is gestuurd en dat hij die moet ophalen bij een PostNL afhaalpunt. Dit is ook gebeurd met de aangetekende brief van 21 juli 2021. De termijnoverschrijding is daarom niet aan opposante aan te rekenen. Opposante heeft de rechtbank verzocht (opnieuw) een klacht in te dienen bij PostNL over het niet achterlaten van afhaalberichten. Verder heeft opposante aangevoerd dat het zinloos en/of onredelijk bezwarend is om een recent(e) machtiging en uittreksel uit het handelsregister op te vragen.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat de brief van 21 juli 2021 aangetekend is verzonden aan het juiste postadres. Opposante stelt dat deze brief niet is ontvangen door haar gemachtigde omdat er geen afhaalbericht is achtergelaten door de bezorger van PostNL. Op grond van vaste rechtspraak is het aan opposante om feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten. De rechtbank oordeelt dat opposante daarin niet is geslaagd. De enkele stelling van de gemachtigde is daarvoor onvoldoende. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de brief van 21 juli 2021 op regelmatige wijze door PostNL is aangeboden aan het postadres van de gemachtigde en dat het er voor moet worden gehouden dat de PostNL bezorger een afhaalbericht heeft achtergelaten. Daarom komt het niet ophalen van de brief van 21 juli 2021 op de afhaallocatie voor rekening en risico van opposante.
6. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van 24 augustus 2021 in stand blijft. De overige gronden van het verzet behoeven geen bespreking meer.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 1 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.