ECLI:NL:RBMNE:2022:2719

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
16.321481.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in mensenhandelzaak wegens onvoldoende bewijs van uitbuitingssituatie en dwangmiddelen

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mensenhandel, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken omdat niet voldaan was aan het bewijsminimum. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de claim dat de verdachte gebruik had gemaakt van dwangmiddelen of dat er sprake was van een uitbuitingssituatie. De zaak werd behandeld op basis van getuigenverklaringen, maar deze waren niet voldoende om de aangifte van de aangeefster te ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen voornamelijk gebaseerd waren op wat de aangeefster had verteld, zonder eigen waarnemingen. Dit leidde tot de conclusie dat de aangifte niet kon worden bewezen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, en de kosten werden op nihil begroot.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.321481.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 februari 2022 en 28 juni 2022. De zaak is inhoudelijk behandeld op 28 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H. de Kroon, advocaat te Hilversum, alsmede van hetgeen namens de benadeelde partij door mr. A. Koopsen naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 juni 2016 tot en met 1 maart 2018 te Baarn, Dordrecht en/of Utrecht zich ten aanzien van [aangeefster] schuldig heeft gemaakt aan verschillende vormen van mensenhandel.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de dwangmiddelen geweld, dwang, een andere feitelijkheid (te weten: het isoleren van aangeefster) en het misbruik maken van de kwetsbare positie van aangeefster. Ook aan het vereiste dat sprake moet zijn van handelingen die worden beschreven in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht is voldaan, omdat verdachte haar heeft geworven en vervoerd. Daarnaast was volgens de officier van justitie sprake van (het oogmerk van) uitbuiting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de aangifte onbetrouwbaar is en daarom niet kan worden gebruikt voor het bewijs. Daarnaast zijn de getuigenverklaringen in het dossier allen terug te voeren op gesprekken met aangeefster. Ook kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld dat sprake is van een oogmerk van uitbuiting, van een gedraging zoals opgenomen in de tenlastelegging of van het gebruik van een dwangmiddel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding
De rechtbank stelt vast dat verdachte niet heeft betwist dat aangeefster (webcam)sekswerk heeft verricht. Ook heeft verdachte verklaard dat hij haar naar seksafspraken heeft gebracht. Hij heeft echter ontkend dat hij aangeefster tot dit werk heeft gedwongen. De rechtbank ziet zich bij de beoordeling van de tenlastelegging onder sub 1, sub 4 en sub 9 voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een dwangmiddel zoals genoemd in onderdeel 1 van het eerste lid van artikel 237f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Bij de beoordeling van de tenlastelegging onder sub 6 moet de rechtbank beoordelen of aangeefster is uitgebuit, en zo ja, of verdachte opzet heeft gehad op die uitbuiting.
4.3.2
Artikel 273f, eerste lid, onderdelen 1, 4 en 9 Sr
Voor een bewezenverklaring van een tenlastelegging die is gebaseerd op artikel 273f, eerste lid, onderdelen 1, 4 en 9, Sr is vereist dat komt vast te staan dat gebruik is gemaakt van een dwangmiddel.
De rechtbank overweegt dat aangeefster heeft verklaard zij door verdachte gedwongen is tot de (webcam)seksafspraken. Verdachte heeft dat ontkend.
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is de enkele verklaring van een getuige (in dit geval de aangeefster) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing en geeft uitdrukking aan het beginsel van dubbele bevestiging, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Op grond van het voorgaande moet de rechtbank beoordelen of zich in het dossier voldoende bewijsmiddelen bevinden die de verklaring van aangeefster dat sprake is geweest van het gebruik van dwangmiddelen ondersteunen.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende steunbewijs aanwezig is voor de verklaring van aangeefster dat verdachte haar heeft gedwongen tot het verrichten van sekswerk. Hoewel verschillende getuigen hebben verklaard dat verdachte aangeefster hiertoe dwong, zijn deze verklaringen allen te herleiden naar aangeefster. De getuigen herhalen in hun verklaringen namelijk wat zij hebben gehoord van aangeefster, maar zij hebben geen eigen waarnemingen gedaan. Getuige [getuige] heeft nog wel verklaard dat zij blauwe plekken bij aangeefster heeft gezien, maar naar het oordeel van de rechtbank is dit letsel te algemeen om slechts op basis daarvan te concluderen dat dit letsel is toegebracht door verdachte. Op basis daarvan kan niet worden vastgesteld dat verdachte geweld als dwangmiddel tegen aangeefster heeft gebruikt.
Ook op basis van de overige stukken uit het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een dwangmiddel. De chatgesprekken tussen verdachte en aangeefster zijn voor meerdere uitleg vatbaar. Uit de berichten blijkt weliswaar dat verdachte tegen aangeefster heeft gezegd dat zij geld moest verdienen, maar daaruit is niet af te leiden dat zij door verdachte werd gedwongen dit te doen door middel van (webcam)seksafspraken. Uit het dossier blijkt niet dat de druk door verdachte om geld te verdienen zodanig werd opgevoerd dat sprake is van misbruik van een kwetsbare positie. Ook anderszins is daar onvoldoende bewijs voor. Met een kwetsbare positie wordt een situatie bedoeld waarin de betrokkene geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de aangeefster geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze had dan (webcam)seksafspraken te verrichten in dienst van de verdachte. Voorts is er onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster dat zij werd geïsoleerd van familie en vrienden.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte een dwangmiddel heeft gebruikt. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, voor zover dat ziet op de in artikel 273f, eerste lid, onderdelen 1, 4 en 9 Sr strafbaar gestelde gedragingen.
4.3.3
Artikel 273f, eerste lid, onderdeel 6 Sr
Voor een bewezenverklaring van een tenlastelegging die is gebaseerd op artikel 273f, eerste lid, onderdeel 6, Sr, is (onder meer) vereist dat komt vast te staan dat het betrokken slachtoffer is uitgebuit. Zoals hiervoor overwogen ontbreekt voldoende steunbewijs voor de lezing van aangeefster. De rechtbank kan daarom niet met voldoende zekerheid vaststellen dat aangeefster niet heeft kunnen handelen als iemand die zelf bepaalt voor wie, maar ook waar, wanneer, met wie en onder welke omstandigheden zij werkt. Er kan daarom niet worden bewezen dat sprake is geweest van een uitbuitingssituatie. De verdachte dient daarom ook te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde voor zover dat ziet op de in artikel 273f, eerste lid, onderdeel 6 Sr strafbaar gestelde gedragingen.
4.3.4
Eindconclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat de aangifte onvoldoende steun vindt in de overige in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, waardoor niet is voldaan aan het bewijsminimum. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

5.BENADEELDE PARTIJ

[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 38.232,94. Dit bedrag bestaat uit € 28.232,94 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
  • verklaart [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mrs. C. van de Lustgraaf en L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Broere, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juli 2022.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 1 maart 2018te Baarn en/of Dordrecht en/of Utrecht en/of elders in Nederland,
A) een ander of anderen, te weten [aangeefster] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie
(sub 1°)
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster] en/of
(sub 4°)
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist(en) of redelijkerwijs
moest vermoeden dat die [aangeefster] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard en/of
(sub 9°)
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [aangeefster] , seksuele handelingen met en/of voor een derde en/of
B)(sub 6°)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten [aangeefster] ,
immers is en/of heeft hij, verdachte, (telkens)
- een (exclusieve) relatie met die [aangeefster] aangegaan en/of onderhouden, terwijl hij zelf 31 jaar oud was en/of
- tegen die [aangeefster] gezegd dat zij geen geld binnen bracht en haar voorgesteld om geld te verdienen met (webcam) sekswerk en/of
- tegen die [aangeefster] gezegd dat ze haar verstand op nul moest zetten en/of dat dit het enige is dat ze kon en aldus psychische druk uitgeoefend op die [aangeefster] en/of
- een of meer (webcam)seksadvertenties waarop die [aangeefster] haar diensten aanbood op websites als islive.nl en/of sexjobs.nl (aan)gemaakt en/of onderhouden en/of
- die [aangeefster] vervoerd van en naar seksafspraken en/of
- de contacten met de webcamklanten en/of prostitutieklanten gelegd en/of onderhouden en/of daarmee (seks)afspraken gemaakt voor die [aangeefster] en/of
- bepaald wanneer die [aangeefster] genoeg geld had verdiend en/of
- die [aangeefster] bedreigd en/of mishandeld en/of
- die [aangeefster] steeds verder geïsoleerd van haar familie en/of vrienden en/of
- tegen die [aangeefster] gezegd dat hij openbaar zou maken dat zij (webcam) sekswerk verrichtte en/of
- tegen die [aangeefster] gezegd dat hij jeugdzorg zou informeren over haar (webcam) sekswerk en/of
- tegen die [aangeefster] gezegd dat hij naaktfoto’s van haar zou verspreiden en/of
- de bankrekeningen en/of bankpassen van die [aangeefster] gebruikt en/of beheerd, en/of haar de toegang tot haar eigen bankrekeningen beperkt en/of
- alle, althans een groot deel van het geld (zijnde een bedrag van ten minste 11.356,86 euro) dat die [aangeefster] met webcamseks en/of prostitutie verdiende aan hem, verdachte, laten afgeven, en/of gebruikt voor vaste lasten en andere (privé) uitgaven van hemzelf;
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 9° Wetboek van Strafrecht
( art 273f lid 1 ahf/sub 9° Wetboek van Strafrecht )