ECLI:NL:RBMNE:2022:2718

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
UTR 22/2747
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen sluiting woning door burgemeester wegens ernstige vrees voor wanordelijkheden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 juli 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers, die de sluiting van hun woning door de burgemeester van Huizen aanvechten. De burgemeester had op 4 juli 2022 een noodbevel uitgevaardigd, waarbij de woning van verzoekers voor de duur van tien dagen werd gesloten vanwege ernstige vrees voor wanordelijkheden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester in redelijkheid tot dit besluit heeft kunnen komen, gezien de informatie die op dat moment beschikbaar was. De rechter erkent dat de gevolgen voor verzoekers groot zijn, maar stelt dat het belang van het beschermen van de openbare orde zwaarder weegt. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning tot en met 13 juli 2022 van kracht blijft. De rechter benadrukt dat de burgemeester de mogelijkheid heeft om het besluit te verlengen indien de omstandigheden dat vereisen, maar dat dit moet worden gemotiveerd en onderbouwd. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2747
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juli 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. M.J. Schimmel),
en

de burgemeester van de gemeente Huizen, de burgemeester

(gemachtigden: mr. R. van Zuiden en mr. M. de Ranitz).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Woningcorporatie Alliantieuit Hilversum, de Woningcorporatie
(gemachtigde: mr. W. Vos).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers. Zij vragen de voorzieningenrechter om het besluit van de burgemeester van 4 juli 2022 te schorsen.
Met het bestreden besluit (noodbevel) van 4 juli 2022 heeft de burgemeester de woning van verzoekers aan de [adres] in [woonplaats] met onmiddellijke ingang gesloten voor de duur van 10 dagen. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, hun zoon, de gemachtigde van verzoekers, de burgemeester en zijn gemachtigden en de gemachtigde van de Woningcorporatie.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot het oordeel dat er geen aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Op de zitting heeft de burgemeester een tweede bestuurlijke rapportage van de politie overgelegd met het verzoek dat alleen de voorzieningenrechter daarvan kennisneemt. Verzoekers hebben daarvoor toestemming gegeven. De voorzieningenrechter heeft na de zitting kennisgenomen van de inhoud van deze bestuurlijke rapportage.
3. Op grond van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester in geval van ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden bevoegd alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken.
4. Op het punt van de “ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden” heeft de burgemeester beoordelingsruimte. De rechter moet daarom beoordelen of de burgemeester, op het moment dat hij het noodbevel uitvaardigde, in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat ernstige vrees bestond voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Bij deze toetsing moet worden uitgegaan van de informatie die de burgemeester op dat moment ter beschikking kon staan.
5. Als met een noodbevel een woning wordt gesloten dan wordt daarmee het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de bewoners beperkt. Dat is aanvaardbaar met het oog op de positieve verplichting die de staat heeft om geschikte stappen te nemen om het recht op leven van individuen binnen zijn rechtsmacht te beschermen. Daarbij geldt als voorwaarde dat het noodbevel aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit voldoet. Bij subsidiariteit gaat het om de vraag of er minder verstrekkende middelen voorhanden zijn. Bij proportionaliteit gaat het om de vraag of het noodbevel niet verder gaat dan strikt noodzakelijk is.
Is sprake van ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden?
6. Verzoekers voeren aan dat zij geen idee hebben waarom hun woning is gesloten. Uit het besluit blijkt dit niet en evenmin blijkt daaruit een noodsituatie. Ze weten ook niet op wie de vermeende dreiging van extreem geweld zich zou richten en op welke informatie dit oordeel is gebaseerd.
7. De voorzieningenrechter merkt allereerst op dat het voor de burgemeester volstrekt helder is dat verzoekers zich zelf niet bezig houden met criminele activiteiten en dat hen zelf geen enkel verwijt treft. Zij zijn het slachtoffer van een hele nare situatie. Op zitting is door de gemachtigde van de Woningcorporatie ook verklaard dat de Woningcorporatie geen aanleiding ziet om over te gaan tot buitengerechtelijke ontbinding van het huurcontract van verzoekers.
8. Uit de bestuurlijke rapportage van de politie van 4 juli 2022, waarop de burgemeester zijn besluit heeft gebaseerd, blijkt dat er vanuit het criminele milieu sprake is van dreiging met extreem geweld op een aantal personen en dat zich op 2 en 3 juli 2022 incidenten hebben voorgedaan waarbij het geweld zich richtte op familieleden van deze personen. Gebleken is verder dat één van de personen op wie de dreiging met extreem geweld zich richt [familieleden] heeft wonen op de adressen [adressen] in [woonplaats] . De politie vindt het zeer aannemelijk dat het extreme geweld zich ook gaat richten op de [familieleden] op deze adressen. Uit de tweede bestuurlijke rapportage blijkt dat de dreiging niet is verminderd.
9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester op het moment van het nemen van het noodbevel in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat de dreiging van een ernstig incident zodanig groot was dat hij het noodbevel moest nemen. De informatie in de bestuurlijke rapportage is weliswaar summier, maar de relatie tussen de betrokken persoon en (de woning van) verzoekers is daarin gelegd. [familielid] van verzoekers is de [relatie] van de betrokken persoon en zij verbleef tijdelijk met [familieleden] bij [verzoekers] . In de omstandigheid dat [familieleden] daar op dat moment niet langer verbleven, omdat zij op 3 juli 2022 al vrijwillig waren vertrokken, heeft de burgemeester geen aanleiding hoeven zien om van het noodbevel af te zien, omdat op dat moment nog niet direct duidelijk was dat de dreiging voor verzoekers daarmee ook was verdwenen. De voorzieningenrechter overweegt hierover verder dat het om potentieel zeer ernstige incidenten gaat en dat de burgemeester zijn verantwoordelijkheid om het recht op leven van individuen, in dit geval van verzoekers zelf, maar ook van de buurtbewoners, binnen zijn rechtsmacht te beschermen, zwaar heeft mogen laten wegen bij het nemen van zijn besluit om direct op te treden met een noodbevel.
Voldoet het noodbevel aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit?
10. Verzoekers voeren aan dat de burgemeester had kunnen volstaan met een minder ingrijpend middel, zoals bijvoorbeeld politiebewaking of camerabeveiliging. In het besluit legt de burgemeester niet uit waarom hij direct naar de zwaarst mogelijke sanctie grijpt. Het besluit tot sluiting is ook niet evenredig.
11. De voorzieningenrechter is het met verzoekers eens dat de burgemeester in zijn besluit minder ingrijpende maatregelen beperkt heeft afgewogen. Hij heeft in het besluit geschreven dat hij niet lichtzinnig overgaat tot het geven van een noodbevel en dat de ernstige vrees voor het gevaar voor de openbare orde zo ernstig is dat er geen andere optie is dan het geven van een noodbevel. Hij heeft daaraan toegevoegd dat verzoekers niet bereid waren om de woning vrijwillig te verlaten. De voorzieningenrechter ziet hierin echter geen aanleiding om het verzoek toe te wijzen. Op de zitting heeft de burgemeester toegelicht dat minder ingrijpende maatregelen zijn afgewogen en besproken met de politie, maar dat de dreiging te groot was om daarmee te kunnen volstaan. In het nog te nemen besluit op bezwaar kan de burgemeester dit verder toelichten en uitwerken en zo het motiveringsgebrek in het besluit van 4 juli 2022 herstellen.
12. De gevolgen van de sluiting van de woning zijn onmiskenbaar groot voor verzoekers en het is heel begrijpelijk dat zij zich hierdoor zwaar getroffen voelen. Toch vindt de voorzieningenrechter het besluit tot het geven van het noodbevel niet onevenredig. De burgemeester heeft gekozen voor een termijn van tien dagen. Deze periode moet hem gegeven worden om zich door de politie verder te laten informeren over de actuele dreiging en het al dan niet voortbestaan daarvan. Dit belang en het belang van het beschermen van de woon- en leefomgeving heeft de burgemeester voor deze periode zwaarder mogen laten wegen dan het belang van verzoekers om snel terug te kunnen keren naar hun woning. De sluiting van de woning voldeed op het moment dat het noodbevel werd gegeven daarom aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit.
13. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter nog dat de burgemeester bevoegd is het besluit tot sluiting van de woning te verlengen als aan de volgende voorwaarden is voldaan. Als eerste moet nog steeds sprake zijn van een ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden op dat moment. Daarnaast kan een verlenging alleen plaatsvinden als minder verstrekkende middelen om de veiligheid van de woning en de buurt niet aanwezig zijn (subsidiariteit). Ten slotte mag een verlenging van het noodbevel niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is om het doel van dat noodbevel te realiseren, namelijk de bescherming van het leven van verzoekers en buurtbewoners en de bescherming van hun woning en de leefomgeving (proportionaliteit). Als hij daartoe over wil gaan, moet hij onderzoeken en motiveren of de dreiging nog steeds (ook) op verzoekers is gericht.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woning van verzoekers tot en met 13 juli 2022 gesloten blijft en dat verzoekers nog niet terug kunnen naar hun woning. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2022 door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.